Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||
De lastering van den Heiligen Geest.Ga naar voetnoot1)Tekst: Mattheus 12:31, 32. ‘Daarom zeg Ik u: alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden, maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden. - En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des Mensen, het zal hem vergeven worden, maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw noch in de toekomende.’ Er zijn, M.H.Ga naar voetnoot2), trappen in de genade. Maar ook trappen in de zonde. Er is verschil in heerlijkheid in den hemel, maar er is ook verschil in de rampzaligheid der hel. Die gedachte moet in onzen tijd vooral met buitengewonen nadruk weer naar voren gebracht worden. Het geslacht onzer dagen droomt van een God, die liefde is, en stelt zich als ideaal voor God evengelijk te zijn. Een dichter onzer dagen zong: Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten
En zit in 't binnenst van mijzelf ten troon
Over mijzelf en 't al.
En voorzeker het is waar, juist in de gedachtenwereld is de mens aan God verwant. Met zijn gedachten kan hij opvaren tot de hoogten der Godsgemeenschap. Maar wij stellen daartegenover ook de keerzijde. Met zijn gedachten ook is de onwedergeboren mens aan Satan verwant. Met | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
zijn gedachtenwereld kan hij afdalen tot de diepten van den Satan. Juist in die gave van den mens, die hem stempelt tot het hoogste wezen der schepping, juist daarin ligt voor hem het grote gevaar tegenover den eeuwigen God. Die gedachte ligt ook in onzen tekst. Deze spreekt over de zonde tegen den Heiligen Geest. Of liever: lastering tegen den Heiligen Geest. Dat is ook een zonde der gedachten. Maar meer: een zonde met het woord, met de tong. Dezelfde tong, die God kan prijzen, is in staat God en den naaste te lasteren. Van die zonde tegen den Heiligen Geest wordt gezegd, dat zij onvergeeflijk is. Voorwaar - wondere uitspraak in het evangelie. Voorwaar - wondere uitspraak in den mond van den Messias. Voorwaar - wondere gedachte: ook aan Gods genade paal en perk gesteld. De gemeente des Heeren zingt: 's Heeren goedheid kent geen palen
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen die dwalen
Brengen in het rechte spoor.
En toch: is er hier een zonde, waarbij Gods goedheid wel palen kent? Is er hier een zonde, welker bedrijvers God niet in het rechte spoor zal leiden? Ja! En toch aanstonds: 't blijft waar: 's Heeren goedheid is onbegrensd, kent geen palen. 't Geldt hier zonde, die van Gods genade niet weten wil. Een zonde van iemand, die weet wat de genade is, die haar noodzakelijkheid erkent en gevoelt en toch bewust ingaat tegen Gods genade, tegen den genadigen God zelf met het woord der lastering. Hier gaat het over de zonden van iemand, die weet, wat de goede weg is, en die toch op den verkeerden weg wil wandelen. Voorwaar, zeldzame zonde! En tevens een vaak niet begrepen zonde! Menigeen, die eigenlijk niet weet, wat die zonde betekent. Men heeft wel een vage voorstelling, maar wat ze eigenlijk is, dat is niet bekend. Ja zelfs onder Gods volk is er menigeen, die zich afmartelt met de pijnigende dwangvoorstelling, dat hij misschien ook schuldig | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
staat aan die zonde. Die reeds voor zich ziet branden het eeuwige hellevuur. Die al verder komt in de strikken van Satan. Geen uitweg meer ziet. En eindigt in radeloosheid. 't Zou de moeite waard zijn, onze krankzinnigen-gestichten na te gaan en te vragen hoevelen onder al die krankzinnigen lijden aan godsdienstwaanzin en hoe velen er onder hen zijn, die menen schuldig te staan aan de zonde van de lastering tegen den Heiligen Geest. Menigeen zou uit het krankzinnigengesticht zijn weggebleven, indien beter inzicht in karakter en betekenis van deze zonde bij hem was. Daarom tot recht verstand daartoe heden: De zonde der lastering tegen den Heiligen Geest.
Psalm 139:12, 14. | |||||||
I.Om 't schrikkelijk karakter van deze zonde te leren kennen: eerst het verband. Een toneel van ellende. De Man van smarten treedt daarbij op als redder. Van den duivel bezetene. Blind en stom. Door Jezus genezen. Wonder! Schare ontzet. En in enthousiasme als voor een wonderdoener: is niet deze de Zone Davids. Of die scharen wisten wat ze zeiden, thans in 't midden te laten. Zeker: dergelijke uitlatingen op zulke gronden zijn bedenkelijk. Maar in elk geval: de farizeeën vatten de zaak ernstig op. Nijd en afgunst. Wat te doen? De zaak is ernstiger dan hun lief is. Immers: het gewone strijdmiddel ontbreekt thans. Hun gewone wapen: spot, verdachtmaking. Of ook: wet van Mozes uitspelen tegen dezen nieuwmodischen leraar. Maar nu? Ze zijn zelf getuige geweest: ze staan voor een voldongen feit, niet te loochenen. 't Is toch maar waar: Jezus heeft den duivel uitgeworpen. Getriumfeerd over den boze. | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
Wat niemand onder hen kan, heeft Hij gekund. Hij, die gehate Nazarener, is sterker dan de duivel.
En nu gaan ze nadenken. Nadenken! Want vergeet 't niet: 't zijn geleerde mensen. Farizeeën en Schriftgeleerden. Onderwezen in de wet. Doorkneed in de oudheid van de israelietische historie. Kenners van de mozaische wet. Nadenken gaan ze. En ze redeneren: deze werpt den duivel uit. 't Feit is bewezen. Wie is nu sterker dan de duivel? Alleen God! De Geest Gods kan den duivel overwinnen en overweldigen. Geen schepsel, die zich kan loswringen uit zijn kracht. Alleen de Geest Gods. Zo blijft dan niet anders over dan de erkentenis: Jezus van Nazareth staat op een of andere wijze in rechtstreeks verband met God Zelf. Anders was dit teken onmogelijk.
Maar, M.H., elke erkentenis leidt nog niet tot belijdenis. Zo ook hier. Denkt ge dat de farizeeën ongelijk bekennen? En zich voegen bij de jubelende schare? Neen. Onmogelijk. Jezus blijft een doorn in 't oog. Geen wonder. Waar de liefdeband aan Jezus ontbreekt, vlamt de haat tegen Hem op, hoe meer Hij zich toont als machthebbend. En daarom: erkennen doen ze Hem niet. Wat ze dan doen? Een laatste uitvlucht! Tastbare dwaasheid. Maar hindert niet. Hun haat vraagt niet naar logica. Ze zeggen tot de menigte: Laat u niet verblinden. Meen niet, dat Gods Geest in hem werkt. Neen, juist andersom: niet met God, maar met den duivel staat Jezus in verband. Deze werpt de duivel uit door den overste der duivelen, Beëlzebul. Of ze 't zelf geloofd hebben? Welneen! De Schriftgeleerden en Farizeeën mogen Jezus haten, verafschuwen, - redeneren kunnen ze nog wel. Ze weten evengoed als de anderen, dat de duivel zichzelf liefheeft en dus niet zijn mededuivelen een nederlaag laat lijden voor het oog van een schare mensen. Daarom nu is het juist, dat Jezus in heiligen toorn ontvlamt. En in vlijmscherpe bewoordingen toont Hij hun aan de geweldige lastering die hun haat hun ingeeft. | |||||||
[pagina 47]
| |||||||
Hoe, zo vraagt hij, Satan helpt mij: Door Beëlzebul werp ik uit? Een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld en een stad tegen zichzelf verdeeld kan niet bestaan. Indien Satan Satan uitwerpt dan is Satan tegen Satan verdeeld. Zal Satan zijn eigen zaak afbreuk doen? Neen, zegt Jezus: gij weet beter. Ik doe het door den Geest Gods. En: indien ik door den Geest Gods uitwerp, zo is het Koninkrijk Gods tot u gekomen. En gij......veracht het Koninkrijk Gods. Zichtbare bewijzen zijn voorhanden. Toch verzet ge u tegen Gods zaak. En nu het ernstige woord van onzen tekst: Daarom zeg ik u: alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden, maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden. Uit heel dit onverkwikkelijk toneel gaat een helder licht op over de vraag: waarin nu deze lastering tegen den Heiligen Geest bestaat. De Farizeeën - dat zagen we - wisten dat ze logen. Wisten, dat ze Gods werk aanschouwden. Wisten, dat Jezus door de kracht Gods gedreven was. Toch zeiden ze: Hij heeft met Satan een verbond gesloten. Welaan, dienovereenkomstig mogen wij besluiten (opletten!), dat deze lastering tegen den H. Geest is een bewuste en moedwillige en opzettelijke lastering van de klaar erkende en toch uit haat en nijd aan den duivel toegeschreven openbaring van Gods genade in Christus door den H. Geest (Bavinck Dogm. III 156). Herhalen en uitbreidenGa naar voetnoot3).
Daarom nu is deze zonde zo ontzaglijk ernstig omdat ze zich vergrijpt in den meest brutalen vorm aan het allerheiligste. Jezus noemt de zonde lastering tégen den H. Geest. NIET: VAN den H. Geest. Menigeen geeft anderen naam: zonde tegen H. Geest. Eigenlijk is dit onjuist. Zonde tegen den H. Geest begaat ieder. Zelfs Gods kinderen. Vaak spreekt de Schrift van een bedroeven, wederstaan, zelfs uitblussen van den Geest. Wie zou niet zondigen tegen den H. Geest? Elk gebed, waarin ge met uw gedachten afdwaalt - elke trek naar de wereld, elke miskenning van het werk Gods in u - is zonde tegen den H. Geest. Maar hier: lastering tegen den Heiligen Geest. | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
Lastering is op zichzelf reeds een van de ergste zonden. Lastering is (althans van mensen tegenover mensen) onwaarheid spreken met voorbedachten rade en dan met de bedoeling iemand in zijn eer te benadelen en aan te randen. Zondigen tegen beter weten in. Welnu, het allerschrikkelijkst is die zonde, als ze zich richt tegen den H. Geest. En dat is hier het geval. Bij elk wonder van Jezus Christus - Openbaring van den Geest. Die Geest begeleidde Hem. Die Geest woonde in Hem. God gaf Hem den Geest niet met mate. En die Geest had ook door Hem en in Hem den duivel uitgeworpen. En nu wisten de farizeeën dat. Toch moedwillig den Geest van boven genoemd den Geest uit den afgrond. Daarom ook is die zonde, waar ze voorkomt, niets anders dan een moedwillig verklaren, dat de Geest de duivel, de waarheid de leugen, de Christus de Satan zelf is. Een uitspraak tegen beter weten in, tegen de overtuiging van het verstand, tegen de verlichting van het geweten in. En het motief is: haat tegen God. Duivelse afkeer. Poging om Jezus' en Gods werk af te breken. Antichristelijke zonde. Niet maar on-christelijke, maar anti-christelijke zonde. Waar die zonde bedreven wordt, daar is de openbaring van den antichrist.
Nu komt de vraag: door wie kan ze bedreven worden? In de eerste plaats: door wie ze niet kan bedreven worden. Niet door uitverkorenen. Deze zonde is de volkomen haat tegen God. Doch de wedergeborenen hebben God lief. Zelfs vòòr zijn wedergeboorte kan een uitverkorene nooit die zonde bedrijven. Immers: zij snijdt af de band van den mens aan God. God laat zo iemand los. Laat hem neervallen zonder meedogen in de hel. Welnu een uitverkorene laat God nooit los. Om Zijn eigen eer. Niet in ons ligt de waarborg tegen deze zonde. In ons allen ligt van nature de kiem om ze te bedrijven. Van nature zijn we geneigd God te haten - en er is maar al te vaak één schrede tussen haat en lastering. Maar in God ligt de waarborg. Niet één van Jezus' schapen wordt uit Zijn hand gerukt. Hij heeft het Zelf gezegd: 't is dan ook waarheid in 't leven. Zo zien we dus: alleen wie buiten 't genadeleven staat en buiten zal blijven kan die zonde bedrijven. | |||||||
[pagina 49]
| |||||||
Nu rijst de vraag: Kunnen nu alle onbekeerden, alle verworpenen haar begaan? Antwoord: Neen. Lang niet alle onbekeerden zijn in staat die zonde te bedrijven. In de heidenwereld, zolang 't licht van het evangelie niet gebracht is, is er nooit één heiden, die ze bedrijft. In de kringen van het fatsoenlijk liberalisme onzer dagen, waar men te ‘verlicht’ is om naar de kerk te gaan en waar men weinig weet van Jezus Christus - ook niet. Enkele jaren geleden is het in Den Haag gebeurd, dat een evangelist aan een kellner in een hotel vroeg, of hij ook Jezus kende. 't Antwoord was......dat hij 't niet zeker wist, maar dat hij meende, dat Jezus een hotelhouder in Den Haag was. Zulk een man - zo totaal onbekend met Jezus - begaat nooit de lastering tegen den H. Geest. Blijft hij zo - dan gaat hij verloren, maar: niet om deze zonde. Neen. Wilt ge weten wie? Alleen zij, die door opvoeding, omgeving, opleiding, aanleg, talenten in aanraking gekomen zijn met den H. Geest Zelf. Mensen, bij wie de H. Geest zelfs gewerkt heeft. Hoge gaven. Bizondere verlichting. 't Zijn niet de eersten de besten, maar mensen voor wie menig eenvoudig christen eerbiedig zijn hoed zou afnemen en zeggen: wat is die en die mij toch ver vooruit in de kennis! Had ik een kennis als die man! Om 't in één woord te zeggen: 't zijn schriftgeleerden (uitbreidenGa naar voetnoot4)). Zo spreekt ook Hebr. 6 van mensen, die de hemelse gaven gesmaakt hebben, die eens verlicht zijn geweest en den H. Geest zijn deelachtig geworden en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw. Hoort ge dat? Mensen zijn het, die zijn gekomen tot de grens der bizondere genade Gods! Die den H. Geest zijn deelachtig geworden. Den H. Geest deelachtig geworden? Niet in wedergeboorte. Maar in algemene verlichting. De H. Geest kan op twee wijzen werken. Hij kan met Zijn licht in het middelpunt van uw wezen indringen en vandaar uit alles omstralen. Dan is daar de wedergeboorte. Maar Hij kan ook u zijn algemene verlichting schenken, zodat Hij u veel te zien geeft maar toch niet in uw middelpunt doordringt: niet de beslissende stap u nemen doet. Dan wordt uw | |||||||
[pagina 50]
| |||||||
persoon niet geraakt. Ge weet veel. Hebt 't historisch geloof. Zijt o zo geleerd. Doch slechts verstandelijk, Gods waarheid hebt ge gezien, misschien bewonderd, alleen maar niet gehoorzaamd. En daarom: nu de conclusie. Deze zonde vindt ge 't meest dus in den kring der gemeente. Daar is kaf onder het koren. Daar wordt gepredikt en de waarheid van Gods Woord uitgestald. Dàar is algemene verlichting en bizondere. En wie nu 't laatste mist, die is in staat die zonde te bedrijven. | |||||||
II.Welnu, hoe hoger men gestaan heeft, hoe dieper men valt. Daarom is 't ook een afgrond van schuld, die zich opent voor wie aan deze zonde zich heeft schuldig gemaakt. Daarom in de 2e plaats: hoe ontzettend deze zonde is met het oog op andere zonden. Deze zonde is de kroon op alle zonden. De hoogste trap van de zondige begeerte en de diepste afgrond van haat tegen God wordt hier aanschouwd. De lastering tegen den H. Geest is daarom onderscheiden van alle andere zonden. ‘Alle zonde en lastering zal vergeven worden’ zegt Hij. Waarom? Hierom, omdat bij alle andere zonden nog een zekere inwerking van den boze is, die tot zonde verleidt op listige wijze. Menigeen zondigt uit verblinding. Dat pleit niet vrij. Maar toch......een ander karakter verkrijgt zijn zonde daardoor. De zonde is begonnen met bedrog van Satan. Die verleidde Eva. Bedroog haar door twijfel te wekken. Zo is hij steeds doorgegaan. Nog steeds is Satan bezig den mens te verleiden. Door zijn ogen te verblinden. Door goed kwaad te noemen enz. Let wel: wij willen niet beweren dat de mens niet weet, wat hij doet als hij zondigt. Er zijn ook opzettelijke zonden. Zonden van onwil tot het goede en wil tot het kwade. Maar toch steeds inwerking van Satan. Verleiding. Verlokking. 't Is zonde, maar niet in den hoogsten vorm. Nog altijd zonde onder schijn van het goede. Maar deze zonde is juist anders. 't Is de zonde in hoogste openbaring. Voltooide, voleindigde revolutie. Een zetten van God op de plaats van Satan en van Satan in de plaats van God. Zij is niet menselijk, maar duivels. | |||||||
[pagina 51]
| |||||||
Duivels? Ja, want in haar werkt geen invloed van verleiding van den boze, die de ogen verblindt. De ogen zijn open: wijd open. Er zijn verlichte ogen des verstands. Ieder doet de ogen dicht, als hij zondigt en zegt: is het ook dat God gezegd heeft. Maar wie deze zonde bedrijft, weet wat hij doet. Geen Satan, die hem influistert: Jezus is de geest uit den afgrond. Jezus is een vervloeking. O neen...Satan laat hem nu met rust. Hij is zeker van zijn prooi. Hij weet: Jezus is geen vervloeking. Jezus is geen geest uit den afgrond. Hij weet meer zelfs: Jezus is de geest van boven. Jezus is de Zoon Gods. En toch......een volhouden uit blinde haat......Jezus is de geest van beneden. Ik vloek Jezus Christus. Ik haat Hem, welbewust. In deze diepten mogen wij niet inblikken. Zalig ook wie het niet kan. Hier staart ge in daemonische duisternis. Hier vindt ge mensen in duivelsgestalte. Immers, juist zo heeft de duivel gezondigd. Die werd ook door niemand verleid. Door niemand verblind. Door niemand verlokt. Ja meer: hij had positieve bewijzen van Gods grootheid. Hij had gestaan voor Gods troon, had gehoord de jubelzangen der engelen, evenals deze farizeeën hadden gestaan als getuigen van het wonder van de genezing van den bezetene en hadden gehoord de jubelkreten van de enthousiaste menigte. Toch heeft de duivel tegen God gerebelleerd. En het principe was: haat. Daarom is een zondaar, die den H. Geest lastert, gelijk aan den duivel. Hij zondigt niet als mens (verleid door een ander), maar als duivel. Die zondigt ook zonder verleid te zijn of verblind. Hij ziet Gods macht. Toch heeft hij Gods openbaring in Jezus Christus veracht in ongehoorzaamheid. Bovendien: deze zonde brengt tot het voorportaal van de hel. Wie die zonde bedrijft moge nog op aarde verkeren, hij staat reeds met het ene been in de hel zelf. Waarom? Omdat in de hel juist datzelfde zal gezien worden als in de lastering tegen den H. Geest door Jezus is bedoeld. In de hel zal men erkennen moeten: God is God, wij zijn schuldig. De openbaring daarvan doet zeggen: Bergen valt op ons, wie zal bestaan voor God. Ik lijd rechtvaardig smarten in deze vlam. Men zal in de hel God gelijk geven! Althans in zijn gedachten. | |||||||
[pagina 52]
| |||||||
Maar ook met den mond? Ook met de tong? Ook met het woord? Neen: men weet: God heeft gelijk. En men blijft lasteren: God heeft ongelijk. In de hel vindt men een ophoping van lasterwoorden; afgrijselijk, afschuwelijk. Ook daar : een lasteren tegen beter weten in. God als God erkennen en toch een vervloeking noemen, dat is de bezigheid in de hel.
Welnu, datzelfde geldt van de lastering tegen den H. Geest. Daarom is deze zonde een helse zonde. Wie zo op aarde gesproken heeft, staat in het voorportaal van de hel.
Daarom wordt ook zo duidelijk door Jezus aangetoond: deze zonde is zelfs erger dan de lastering van den Zoon. Wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon - zegt Hij - 't zal hem vergeven worden, maar wie tegen den Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden. De lastering tegen den Geest is dus een nog grotere zonde dan de lastering van den Zoon. En toch: den Zoon lasteren is ook een van de schrikkelijkste, zo niet de schrikkelijkste zonde. De Hebreeërbrief zegt: reeds 't engelenwoord is bindend. Hoeveel te meer staat hij schuldig, die den Zoon ongehoorzaam is. In dien Zoon ontmoet men God Zelf. Wie den Zoon haat, haat den Vader. Hoeveel te meer, wie den Zoon lastert. Die lastert den Vader. Weet ge wat het is, den Zoon lasteren? Dat is: den Zoon aantasten als Zoon Gods. Zeggen: Jezus van Nazareth is niet meer dan mensenzoon. Strijden tegen Zijn gezag. Hem verwerpen als koning. Hem haten om zijn macht. Strijden tegen Hem. Dat deed b.v. de bekende keizer van Rome, Julianus de afvallige. Hij was Christelijk opgevoed. Eerst had hij zich als Christen voorgedaan. Gehuichelde vroomheid was zijn masker. Totdat hij zelf keizer werd en als bezitter van den troon in de gelegenheid was eigen macht en gezindheid te tonen. Toen openbaarde zich zijn ware gedaante: hater van Jezus Christus. Verwoed strijder tegen het Christendom. Al zijn vernuft gebruikt in den strijd tegen Christus. En zie 't einde was......Julianus stierf in een veldtocht, gewond door een vijandelijk schot. Christus had hem toch overwonnen. En zie......Julianus stort van z'n paard, maar is nog | |||||||
[pagina 53]
| |||||||
niet gedeemoedigd, want de haat bestreed de waarheid in hem. Hij stierf gelijk hij geleefd had met een uitroep van haat: Zo hebt gij dan toch overwonnen, gij Galileeër. Voorzeker dat is een schrikkelijke zonde. Maar toch niet zo verschrikkelijk als de lastering tegen den H. Geest. Hadden die farizeeërs dat alleen maar gedaan, dan was vergeving mogelijk geweest. Maar ze deden meer ! Ze zeiden niet slechts: Jezus Christus is niet Gods Zoon, ze zeiden niet slechts: Jezus Christus is maar een mens. Maar dit zeiden ze: Jezus Christus is een duivelsbondgenoot. Daarom was hun zonde 't toppunt van alle zonde. Vergeet u nooit: er is verschil tussen lastering van den Zoon en lastering van den Geest. De Zoon komt uitwendig. De Geest komt inwendig. De Zoon komt tot de mensheid. De Geest komt tot den mens. Daarom komt in den Geest wel niet de hoogste, maar dan toch de voleinde Godsopenbaring. Zolang alleen de Zoon zich openbaart, hebt ge God nog niet ten volle gezien. Maar, waar de Geest zich toont daar wordt ten volle het licht aanschouwd, ten volle God gezien. En dan zegt men TOCH nog: die God is Satan, dat licht is duisternis. Dat is de meest duivelse openbaring van de meest duivelse zonde. | |||||||
III.Welnu, evenmin als ooit één duivel in den hemel der heerlijkheid zal komen om het lied van genade en vergeving te zingen, evenmin zal er ooit één lasteraar tegen den Geest kunnen jubelen van de genade Gods, ook hem verschenen. Want (hieraan wijden wij ons laatste woord): deze zonde is ook ontzettend in haar gevolgen: zij wordt nooit vergeven. Zij wordt nooit vergeten. Opzettelijk stellen wij dat nooit voorop. Immers, Jezus Christus stelt dat ook zo kras mogelijk op den voorgrond. Hoor maar: alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden, maar wie tegen den H. Geest zal gelasterd hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze, noch in de toekomende eeuw. Met deze woorden wil Jezus niet zeggen...(wat dit niet betekent): hiernamaals is voor andere zonden wel vergeving. Wat het wel betekent: Jezus bedoelt slechts zo duidelijk mogelijk uit te spreken, dat deze zonde nooit zal vergeven worden. | |||||||
[pagina 54]
| |||||||
Ontzaglijke woorden! Nooit is er vergeving voor deze zonde. Niet alsof Gods genade er te klein toe is. Maar hierom: er zijn ook in het rijk der zonde wetten en ordinantiën, die God erin gelegd heeft en die Hij handhaaft. Welnu, die wet bestaat hier juist daarin, dat zij den zondaar, die deze zonde bedrijft, ten enenmale verstokt en verhardt. Geen zweem van berouw is er meer. Denk maar weer aan het duivels karakter. Geen duivel heeft ooit berouw over zijn zonde. In de hel is ook geen berouw. Wel misschien wroeging. Geen berouw, dat voor God in de verootmoediging vergeving vraagt. Zo ook hier. Wie deze zonde bedrijft is een Satans kind. En doet gelijk zijn vader: hij zondigt louter uit lust tot zondigen. Zo is 't wel met iedere zonde. Maar toch: bij andere zonden zijn ook andere factoren in 't spel. Maar bij deze zonde: loutere, onvermengde haat tegen God.Ga naar voetnoot5) En wie op die lijn eenmaal is, komt al verder. Op die lijn is geen stilstand mogelijk. Daarom is daar geen berouw. Het geweten is toegeschroeid. Satans werk is aan dien mens voleind. God geeft hem over. Wanneer God een mensenkind zijn zonde vergeeft, komt er berouw in het hart. Dan wordt Satan afgezworen. Maar wie zelf een duivel geworden is, zweert den duivel nooit meer af; want hij is zelf een duivel. En Satan is niet tegen Satan verdeeld; dat werd zoëven nog door Jezus aangetoond.
Maar nog om andere reden is deze zonde onvergeeflijk. Niet alleen, omdat die zonde berouw onmogelijk maakt, maar ook omdat de H. Geest het is, die in Gods kinderen zucht met onuitsprekelijke verzuchtingen. Zie, wie den Zoon veracht gaat nog niet verloren. Want de Geest kan nog komen en hem overtuigen van de godheid van den Zoon. Maar wie den Geest veracht, snijdt zich zelf den pas af. De Geest moet de zaligheid in uw hart overbrengen. Geen ander middel is er ter zaligheid dan de gemeenschap met den Geest. Zie, er is een oceaan van barmhartigheid en ontferming. Maar wij zijn onmachtig om dat water te bereiken. Nu is het de Geest, die het water aan onze lippen brengt. | |||||||
[pagina 55]
| |||||||
Wie nu dien Geest ziet komen, en weet: 't is de Geest; en weet: die beker is door God gevuld; en weet: drink ik dien beker niet, dan duik ik in den gifbeker der zonde; en weet: ik ga verloren als ik niet daaruit drink, maar toch zegt: H. Geest, ik haat u, en: Jezus Christus ik vloek u; ik ga tot Satan, zie die làstert tegen den H. Geest. Die mens heeft de laatste koorde doorgesneden, die hem aan God gebonden heeft.Ga naar voetnoot6) Waar de diepste diepte van Gods ontferming wordt afgesneden, daar is geen gemeenschap tussen God en zondaar meer.
Is het niet verschrikkelijk? Behoef ik nog meer te zeggen? Voorwaar, hier geldt het woord van Johannes: Voor alle zonde, niet tot den dood, moogt gij bidden. Maar: er is een zonde tot den dood. Daarvoor moogt gij niet bidden. Wie voor dezen zondaar zou bidden, zou God bidden, dat Hij Zelf Zijn troon verliet, Satan den troon Gods liet beklimmen. 't Zou een Satanisch gebed zijn. Trouwens: 't gebed zelf houdt hier in eeuwigheid op. De band is doorgesneden. Hier past het gebed Zet Heer een wacht voor mijne lippen
Behoed de deuren van mijn mond
Opdat ik mij tot genen stond
Iets onbedachtzaams laat ontglippen.
Iets onbedachtzaams. Dat mocht het begin kunnen zijn. Niet het einde. God zij dank. Hoe vaak spreken we niet iets onbedachtzaams! Elken dag! Maar de lastering tegen den Geest valt daaronder niet. Die is wel degelijk bedachtzaam. Voorbedacht. Welbewust. Gewild - opzettelijk. Welnu - het zij zo. Laten wij huiveren en stille zijn. Bovenal: laten wij Gods recht erkennen. Want de wereld moge lasteren, lasteren den Zoon en op weg zijn den Geest te lasteren, MAAR: Maar d' Opperheer, Die Zijn geduchten stoel......
Op starren sticht, en grondvest op de wolken
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel
En spotten met den waan der dwaze volken.
Psalm 2:2. | |||||||
[pagina 56]
| |||||||
‘Toep.’Ga naar voetnoot7) Deze zonde nu tegen den Geest moet ook in de gemeente des Heeren gekend worden. Daarom is het plicht van den D.d.W.Ga naar voetnoot8) de gemeente op dit kwaad te wijzen en in zijn betekenis en karakter te schetsen. 1. Wijl krachtens haar vereisten deze zonde 't meest voorkomt in de kringen der gemeente, niet bij de echte, maar bij de onechte leden. 2. Wijl ook, gelijk reeds gezegd is, menigeen zich afmat met de vraag, of hij niet de zonde tegen den H. Geest zou gedaan hebben. Op dit punt heersen nog steeds veel wanbegrippen, vooral bij methodistisch gezinde mensen. Menigeen, die zich dagelijks afmat met de vraag, of hij die onvergeeflijke zonde gedaan heeft. Ge begrijpt, in zulke aanvechting is van troost geen sprake. Een afgrond gaapt daar aan den voet. Toch is daar voor dezen rijke troost, indien ze maar goed zien. We hebben trachten aan te tonen, dat bij deze zonde geen berouw voorkomt. Juist een zwelgen in de zonde. Hebt gij misschien angst, dat gij ook schuldig staat? Welnu, juist die angst bewijst dat ge niet u hebt schuldig gemaakt. Ware het zo, dan zoudt ge er prat op gaan. Elken dag God lasteren. Geen zweem van berouw kennen.Ga naar voetnoot9) Dit worde vooropgesteld. Satan gebruikt graag deze tekstwoorden om ons den vrede te ontroven. Laat u niet verblinden. Grijp den troost, u geboden, vast. En dank uw God, die Zelf u zal leiden aan Zijn hand. Tevens echter ligt hierin: Een opwekking tot zelfonderzoek. Wie eenmaal een kind Gods is, kan nooit deze zonde bedrijven. Daarom: onderzoek u of ge een kind Gods zijt. Weet ge dat, sta dan naar heilig leven. Gij zult niet lasteren tegen den H. Geest. Maar elk verbod houdt een gebod in. Zo ook hier. Eert gij den H. Geest wel? Denk eraan: lasteren tegen den H. Geest is voor | |||||||
[pagina 57]
| |||||||
u onmogelijk. Maar den H. Geest bedroeven is niet onmogelijk. Sta dan naar heiligheid. De H. Geest heeft u verzegeld tot den dag der verlossing. Laat Hem dan werken. Begeef u onder de middelen der genade. Wees niet eigenwillig, want eigenwilligheid is hoogmoed en hoogmoed is de wortel van de lastering tegen den H. Geest. Of weet gij nog niet, of ge reeds tot God bekeerd zijt? Voor u inzonderheid ligt een ernstig woord in onzen tekst. Wie voor het bedrijven van deze zonde gevrijwaard wil blijven, moet zich wachten voor het eerste begin. Doet gij dat? Mijdt ge ook de beginselen van dit kwaad? Denk eraan: hoe meer gij weet, hoe meer gij zult moeten antwoorden. Hoe meer ge ontvangen hebt, hoe meer ge moet geven ook, hoe meer gevraagd wordt. Wat dan die beginselen zijn? 1. Hoogmoed - u stellen tegenover God. 2. Dode orthodoxie: alleen verstandelijk kennen van de waarheid, daarmee tevreden zijn. Er moet een levensband zijn. 3. Gemis aan zelfovergave. Wij kunnen o zo vroom spreken over God en Zijn dienst en uiterst enge wegen gaan. Wanneer iemand den Geest Gods gezien heeft, in zijn genadegave heeft geroemd, doch slechts om zich zelf te verheerlijken en zich zelf groot te maken, dan is die mens met één voet reeds op den weg, die leidt tot de onvergeeflijke zonde. Hij is er nog niet. Maar hij kan er komen. Geestelijke hoogmoed is de grote vijand van Gods volk. Geestelijke eigengerechtigheid is de aanleiding ook van die zonde. 't Beste middel om aan die zonde te ontkomen is: onderwerping aan den Geest. Onderwerping aan den Geest is een voorbehoedmiddel tegen lastering tegen den Geest. En vraagt ge dan: hoe ge u kunt onderwerpen aan den Geest? Kenmerk: Liefdeband tot Jezus. De lastering tegen den H. Geest kwam voort uit haat tegen Jezus. Hebt ge Hem lief? Dan zijt ge juist aan Hem verbonden. De H. Geest is in Hem niet met mate. Hij is in u. Zodoende is die éne Geest in Hem en uGa naar voetnoot10). | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
Dan zal ook die Geest in u bidden met onuitsprekelijke zuchtingen. En dan blijkt: niemand, die door den Geest Gods geleid wordt, kan Jezus Christus een vervloeking noemen. Maranatha - de Heere komt! Maranatha ! De Heere komt. Ernstige prediking ook in ònze dagen. Wij zullen niet beslissen, wanneer de lastering tegen den Geest 't meest is bedreven. Ze is gelukkig zeldzaam. Toch is dit waar: in onzen tijd herleeft sterker dan ooit de haat tegen Jezus. Wij dienen onze roeping te verstaan. De wereld wijzen op Hem, die zonden vergeeft. Want - hier zullen wij - hier moeten wij eindigen: diezelfde Jezus, die één zonde als onvergeeflijk tekent, heeft alle andere zonden vergeeflijk gemaakt. In zich zelf is elke zonde onvergeeflijk. Zij is immers revolutie tegen God. Eeuwige zonde; eeuwige straf. Toch: vergeving is mogelijk door Zijn kruis. Maar dan ook: alleen door Zijn kruis. Wie dat kruis niet gelooft - hem wordt geen enkele zonde vergeven. Alles moet hij betalen. De eeuwigheid is daarvoor niet te lang. Wie dat kruis heeft: hem zijn alle zonden vergeven èn voor die ene zonde is hij gevrijwaardGa naar voetnoot11). Vreest gij dan nog? Ga naar het kruis. Buiten dat kruis zijt ge bondgenoot van Satan. Ge moogt hier voor die zonde bewaard blijven, toch zult gij straks altijd God en den H. Geest lasteren. Maar mèt dat kruis bezit gij eeuwige vrijheid. Dan leert gij God liefhebben. Den Zoon eren. En zie - wie den Zoon eert, eert den Vader, die Hem gezonden heeft. En ook: Wie Mij eert voor de mensen, dien zal Ik eren voor Mijn Vader, die in de hemelen is. Eren of onteren - een derde is er niet. Hoort gij dat: | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
Er ruist langs de wolken
Een lieflijke naam
Die hemel en aarde
Verenigt te saam.
Geen naam is er zoeter
En beter voor d' aardGa naar voetnoot12)
Hij balsemt de wonden
En heelt alle smart
Kent gij, kent gij dien naam nog niet,
Dien naam draagt mijn Heiland, mijn lust en mijn lied.
Kent gij Hem? Dien naam? Twee namen zijn daar voor Jezus Christus. Anathema, vervloeking, Jezus Christus een vervloeking. Dat zegt de wereld. Kent gij Hem zo? Dan zondigt gij tegen den H. Geest. Of kent gij Hem, als Thomas: mijn Heer en mijn God? Dat zegt het geloof. Als ge Hem zo kent, dan is dat door den H. Geest. En de eeuwigheid zal daarop amen zeggen.
Amen.
Psalm 92:4 |
|