Preken. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||
Gij antwoordt niet.Ga naar voetnoot1)Tekst: Psalm 22:3, deze woorden: ‘Gij antwoordt niet’. Psalm 22 M.H.Ga naar voetnoot2) is het lied der benauwdheid, het lied van den angst. Wanneer iemand in benauwdheid verkeert, heeft hij behoefte zich te uiten. Benauwdheid is gelijk vreugde een zaak van ons hart, van ons gevoel. En gevoel wil spreken. Het moet zich meedelen. Het zoekt aansluiting bij een ander. En hoe groter de angst is, en hoe hoger de vreugde, hoe meer men vervuld wordt van één gedachte, die tenslotte alle verandering verdringt. Zo ook hier. David, de dichter van dezen psalm, is benauwd. De wereld valt op hem aan; sterke, vijandige machten jagen hem voort als een hinde op de bergen. Kreten van vijandschap zijn het, die zijn oor treffen. De aarde staat gereed hem te verslinden. Verschrikkingen als van het graf doen zich aan hem voor. En in zijn groten angst ziet hij om zich heen, of ook de aarde hem helpen kan, of daar ook een mens is, die hem bij kan staan. Maar de aarde antwoordt niet. En daarom ziet hij naar boven en hij smeekt tot den hemel, of ook vandaar zijn hulpe komen zal. Of ook zijn God hem zal antwoorden. Maar......o bange benauwing, ook de hemel weigert te spreken. Ook zijn God verlaat hem. En dàt maakt den beker van zijn lijden vol. Gij, mijn God, zo roept hij uit, antwoordt Gij mij niet meer? Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Heere God, ik roep des daags; ik schrei des nachts. En al wat ik roep, al wat ik zeg, het is één grote vraag. Maar Gij, Gij antwoordt niet! Gij laat de wereld woeden. Ben ik dan Uw knecht niet meer? Zie dan, mijn God, de wereld, de mensheid stormt op mij aan. | |||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||
De vijand, de dood, het graf is nabij. Maar Gij, Gij blijft van verre staan. Zie dan, mijn God, de wereld wil mij leggen in den kerker des doods. En blijft nu Gij doof voor mijn klacht? Zult Gij niet antwoorden, niet redden? Neen. Gesloten blijft de hemel! Ja zèlfs, dit is het grote mysterie, niet slechts de wereld, maar Gij Zelf zijt tegen mij! Niet de mens legt mij in den dood, maar Gij Zelf. Gij legt mij in het stof des doods!
Dat, M.H., is de zielekreet van dezen psalm. David lijdt. Het graf opent zich voor zijn voet. Ongetwijfeld heeft Davids leven ogenblikken gekend, waarin hij zo kon spreken. En het lijdt ook geen twijfel, of deze psalm ziet op één van die momenten in zijn ‘veelbewogen leven’. Wanneer dit lied gedicht is, is ons onbekend. Maar dat hij uit eigen ervaring hier spreekt lijdt voor het gelovig verstand geen twijfel.
En toch, ge weet het, deze psalm heeft hoger beduiding. Niet maar David lijdt hier, niet maar zijn leed is het, dat hier vertolkt wordt, maar ook de Messias Gods wordt hier bezongen. Dit lied grijpt naar de toekomst. Het is een profetie van nòg groter benauwing. Ook dit lijdt voor het gelovig verstand geen twijfel. Heeft niet onze Heiland, hangend aan het kruis......in donkerheid, spot en vloek......dit woord op Zijn lippen genomen? Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij Mij? Heeft niet de spotzucht der farizeeën bij den gekruisten Zone Gods hetzelfde gezegd, wat de dichter horen moest, blijkens vs 9. Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij Hem nu uithelpe, dat Hij Hem redde, dewijl Hij lust aan Hem heeft? En heeft niet Jezus Zelf moeten aanschouwen, wat deze dichter ondervond blijkens vs 19: Zij delen mijn klederen onder zich en werpen het lot over mijn gewaad!
David, de man Gods, was een type van den Heere Jezus Christus. Is het dan wonder, dat hij door den Heiligen Geest gebruikt is, misschien zonder dat hij zelf 't wist, om in zijn hoogsten nood den Messias Gods te tekenen in Zijn bange, dodelijke benauwing? Alleen, wie inzicht heeft in de Messiaanse strekking van dit lied kan enigermate de diepte van zijn woorden verstaan. | |||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||
M.H. wij vieren heden den Goeden Vrijdag. En inzonderheid dezen avond, wensen wij niet anders te zien dan Jezus Christus en Dien gekruisigd. Gij zult mij daarom verstaan, als ik mij voorneem dezen avond, bij de bespreking van onzen tekst, over David heen te zien en alleen te spreken over Jezus Christus. Een andere verklaring van onzen tekst zou hedenavond ongeoorloofd zijn. Laat ons hedenavond den dood des Heeren verkondigen. Hij was bij het kruis van God verlaten. Op Hem stormde de wereld aan, met haar hoon, haar spot. Zij legde Hem in het stof des doods. Maar ook God legde Hem in het stof des doods. Lees slechts vs 16. En Gij legt Mij in het stof des doods. En Hij riep tot God, maar diezelfde God, die Hem verlaten heeft, weigerde te spreken. En al de diepte van Zijn lijden, en al de schrikkelijkheid van Zijn verlaten zijn komt uit in die schreeuwende en toch zo tere klacht: Gij antwoordt niet. Golgotha is de heuvel van den strijd. God doet anders dan de wereld. Het is de botsing tussen hemel en aarde. De aarde woedt, raast, tiert -. De hemel zwijgt. De aarde spreekt -. God zwijgt. De mensheid kruisigt den Zone Gods. En Hij......Hij vindt geen hulp bij God. God laat Hem sterven. God antwoordt niet. En de betekenis van dit zwijgen zal u, hoop ik, enigermate duidelijk worden als ik thans tot u spreken ga over Het zwijgen Gods bij het lijden van Zijn Zoon
Of ook:
| |||||||||||||
I.In de eerste plaats, zo zeide ik, zien we in dit zwijgen Gods een getuigenis voor alle mensen. De zwijgende God openbaart hier Zijn recht. Hij oordeelt alle mensenkinderen, uitverkorenen en verworpenen samen. | |||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||
Onze bedoeling zal u duidelijk worden, als ge een weinig stil staat en nadenkt over wat hier u getoond wordt. En wat ziet ge dan hier? Dit ziet ge, dat Gods eigen Zoon hangt aan het kruis als een gevloekte. En wat hoort ge dan hier? Dit hoort ge, dat Gods eigen Zoon klaagt, maar geen antwoord verneemt van den Vader. Gij antwoordt niet. Gij antwoordt niet. Is er wel een groter troosteloosheid denkbaar dan die, welke zich uitspreekt in deze woorden: Gij antwoordt niet? O, gemeente, ge kunt nooit de diepte van deze woorden peilen, of ge moet even stilstaan bij die gedachte, wat het zeggen wil, dat God den mens niet antwoorden wil. Dat is de hoogst denkbare smart voor een mens. Als God weigert te spreken, is dat het begin van den dood; is dat de diepste diepte van het verdriet; is dat het voorportaal van de hel. Weet ge waarom? Omdat eigenlijk de hoogste vreugde hierin gelegen is, dat God spreekt tot den mens. De mens is op God aangelegd; daarom is hij van huis uit godsdienstig. Eerst dan is de mens volmaakt gelukkig, als hij spreken kan met zijn God en als God hem antwoordt. Dat is de vreugde van den godsdienst, het geheim van godsdienstige vreugd. Weet ge wat godsdienst is? Godsdienst is gemeenschap. Gemeenschap van God en den mens. En die gemeenschap uit zich ook in woorden. Gelijk onder mensen onderling de gemeenschap zich uit in het gesprek, in de uitwisseling van woorden, is ook in de gemeenschap tussen God en mens het hoogtepunt bereikt, wanneer God en mens tot elkander spreken. En omdat nu God de Almachtige is, en de mens het behoeftige schepsel, daarom heeft dat gesprek altijd dezen vorm, dat de mens vraagt en dat God antwoordt. En zolang dit gebeurt, leeft de zalige vreugd in het hart van den mens: ‘Hier wordt de rust geschonken’. En zie, daarom is het nu juist, dat er geen dieper smart, en geen verterender onrust voor den mens is, dan wanneer God hem niet antwoordt. De mens vraagt, vraagt aldoor, en daarom kan hij niet zonder antwoord van God. Wilt ge het bewijs! Denk dan aan Kaïn en Abel. Beiden offerden. Den één antwoordde God en zijner was de vreugde. Den ander (Kaïn) antwoordde God niet; en de onrust verteerde hem. Zelfs in Kaïns doodslag zit een godsdienstigen trek, al is het dan een misvormde. Hier ziet ge reeds in den ochtendstond der schepping, hoe schrikkelijk het is, als God niet antwoordt. | |||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||
Welnu, niet alleen dit feit, maar de ganse Schrift is vol van die gedachte, dat de vreugde daar gesmaakt wordt, waar God antwoordt, en dat de smart woont, waar de Allerhoogste zwijgt. In Gen. 35:3 bijvoorbeeld weet Jakob geen beteren naam voor God dan deze: de God, die mij antwoordt. ‘Ik zal een altaar maken dien God, die mij antwoordt’. En in 1 Sam. 28:15 zegt Saul tot Samuël: Ik ben zeer beangstigd, want God is van mij geweken en antwoordt niet meer. Verder lezen we in Job 30:20: Ik schrei tot u, maar Gij antwoordt niet. En in Jer. 3:3: Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden. Dit is een heerlijke belofte! En tenslotte lezen we in Micha 3:7: En de zieners zullen beschaamd en de waarzeggers schaamrood worden, want er zal geen antwoord van God zijn.
Genoeg. Ge weet reeds onze bedoeling. Als God niet antwoordt, is dit een openbaring Zijner gramschap. Een zwijgend God is een toornend God. Ook onder de mensen geldt dit enigermate. Niets kan u meer ergeren of meer bedroeven, dan dat men niet antwoordt. En zelfs Jezus heeft dat getoond. Toen de stadhouder Pontius Pilatus Jezus durfde kwellen met zijn onbeschaamde en tegelijk onnozele vragen, toen heeft Jezus, de aangeklaagde, Zijn hoogheid getoond door te zwijgen. ‘Doch Hij antwoordde hem niet één woord’, zo lezen wij. Welnu, sta dan hier even stil en laat het tot u doordringen: Jezus, die Pilatus niet antwoordde, verneemt thans Zelf geen antwoord van den Vader. Gij antwoordt niet! Dat is een donderslag bij helderen hemel: al de psalmen zijn vol van de bede: Hoor ons. En altijd hoorde God. Hij antwoordde. Maar hier is het: Hij antwoordt niet. Jezus spreekt hier als mens. En wel nader als de lijdende mens. Daar hangt Hij aan het kruis. Daar gedenkt Hij het schreeuwend onrecht, dat de wereld Hem heeft aangedaan. Daar voelt Hij het warme bloed leken langs Zijn aangezicht, dat de doornenkroon gedragen had, leken uit de wonden van handen en voeten, Daar hoort Hij het getier der joelende menigte. En nu roept Hij tot Zijn Vader. Hij roept als mens. Hij roept zonder woorden. Zult Gij, o Vader, gedogen het onrecht, dat hier geschiedt? Zult Gij, o Rechter, gedogen het onrecht, dat hier bedreven wordt? Kunt Gij zwijgen? Ben Ik dan niet Uw Zoon? Niet Uw gunsteling? Rust | |||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||
dan niet meer Uw welbehagen op Mij? Zult Gij niet spreken, getuigen, een teken geven, een wonder doen, hemelse Vader? De Vader zwijgt. O, denk u even in de wondere sprake van dit zwijgen. Mozes werd eenmaal in zijn ambtelijke waardigheid door Korach, Dathan, Abiram aangetast. Toen heeft God niet gezwegen. Hier doet Hij dat wel. En Elia antwoordde Hij eenmaal met vuur uit den hemel! En diezelfde God, Die wel Mozes' eer handhaafde, Die wel voor Elia getuigde, komt hier niet op voor de eer van Zijn eigen Zoon! Hier staat ons verstand een ogenblik stil. Hier raken we het diepste mysterie. God verlaat Zijn eigen Zoon. De Zoon roept, de Vader zwijgt. Dat is een mysterie! Voor den natuurlijken mens is het niet te begrijpen. Een struikelblok, een ergernis is het voor de wereld. De wereld wendt zich hier van af. Nietzsche zegt: griezelig. Hij vindt het dwaasheid. Zijn bezwaar is: God de Vader stelt Zich tegen God den Zoon. God dus tegen God. Dat is onmogelijk, zegt hij. Dwaasheid. Tegennatuurlijk, een gewoon aards vader doet zo niet. Wij daarentegen zeggen: Het is geen dwaasheid. Want God stelt zich hier niet tegen God. Jezus klaagt hier niet als God, maar als mens. Als mens was Hij verlaten van God. Als mens werd Hij gevloekt. En als mens ontving Hij van God geen antwoord. Vergeet dat nooit. Eerst zo verstaat ge het mysterie van Golgotha. Even waar als het is, dat Jezus als mens door God verlaten werd, even onmogelijk is het, dat Hij als God van God verlaten werd. In alle stilte ging er ook bij Golgotha tussen Jezus en den Vader iets om. God stelt zich niet tegen God. De Vader blijft hier één met den Zoon.Ga naar voetnoot3) Maar vervolgens: wat Nietzsche niet begrepen heeft, zegt u de Schrift. Eerst dan verstaat ge heet zwijgen Gods, als ge weet en gelooft, dat Jezus hier hangt aan het kruis als de Middelaar, als de Borg. Hij stelt zich hier in de plaats van de zondige mensheid. Zie, dat is hier de grote zaak. Als God Zich zwijgend afwendt van Jezus Christus beschouwt Hij Hem niet als Zijn Zoon, maar als den Borg der wereld. En zo ziet God Hem als beladen met de | |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
zonden der mensheid. God maakt Hem tot zonde. Jezus staat hier in de plaats van anderen. En daarom antwoordt God Hem niet. Want in Hem straft Hij de zonde. En als Hij zwijgt toont Hij Zijn gramschap over de zonde van alle mensen. Hier is de ure des gerichts. God antwoordt Jezus niet, maar eigenlijk antwoordt Hij de mensheid niet. Voor de mensheid is die verachting. Voor de mensheid die hoge majesteit. God laat de wereld uitrazen tegen Jezus Christus. Hij laat Hem sterven. En daarmee toont Hij Zijn heilig recht. Want dit spreekt de zwijgende God: Zo, gelijk deze éne sterft, zo moet eigenlijk ieder mensenkind sterven. Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Zie, dat is de sprake, die uit het zwijgen Gods tot u komt. God verhindert niet den dood Zijns Zoons, omdat Hij den dood eist van den zondigen mens. De ziel, die zondigt, zal sterven, zo had Gods mond gesproken. Die bedreiging wordt hier vervuld. God laat niet het minste van Zijn recht vallen. Hij eist vergelding ten einde toe. God antwoordt niet aan den schuldigen mens. Mijn zonden en uw zonden worden hier geoordeeld. En dat geldt alle mensen. Gelooft ge wel, ook dan moogt ge nooit vergeten, dat ook uw schuld hier wordt geoordeeld. Golgotha - de heuvel der stilte. Golgotha - de heuvel der duisternis. Golgotha - de heuvel des zwijgens. En waar het zuchtende schepsel als in barensnood roept tot den heuvel: o God, verlos ons van het lijden, bevrijd ons van den dood, o God, verlaat ons niet - dan blijft de hemel gesloten en door Zijn zwijgen spreekt God: wat gemeenschap heeft de heilige met de onheiligen? Hier is geen gemeenschap - en daarom is hier geen woord voor de schuldige wereld. De ziel die zondigt zal sterven. Nooit heeft God duidelijker gesproken dan toen Hij zweeg bij Golgotha's tragedie. | |||||||||||||
II.Zo zijn dan alle mensen geoordeeld. En allen zijn veroordeeld. Maar gloort er dan geen lichtpunt in dezen stikdonkeren nacht? Blijft dan God zwijgen? Is dan hier het einde? Neen, hier is het einde niet. Nu begint God verschil te maken. Eerst worden allen gelijk beoordeeld, maar nu gaat Hij onder- | |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
scheiden tussen uitverkorenen en verworpenen. Zien we dan in de tweede plaats wat dit zwijgen voor de verworpenen betekent. En dan blijkt het een zwijgen, dat hen verhardt en overgeeft in Gods blijvende gramschap. Als Jezus zegt: Gij antwoordt niet, dan betekent dit, dat God Hem niet verlost uit Zijn lijden, maar de wereld haar gang liet gaan. De wereld heeft vrij spel. Zie M.H., dat is het, waarom de heuvel Golgotha het middelpunt is van de wereld en haar historie. Hier ziet ge de crisis van den tijd. Er was een ziekteproces in de wereld, en dit komt hier tot zijn hoogste doorwerking en openbaring. Evenals bij een zieke dikwijls een ogenblik komt, dat men het moment van de crisis noemt; een ogenblik, dat beslist ten goede of ten kwade, en waarin de kiem der ziekte tot haar hoogste doorwerking genaderd is, evenzo was het hier bij Golgotha. Er was een proces in de wereld, de ziekte van leugen, van ongodsdienstigheid, van revolutie. Welnu, die krankte der wereld komt hier tot de crisis. Want hier trekt God Zich een ogenblik terug. God zwijgt. Hij antwoordt niet. En nu heeft de wereld vrij spel. En nu heeft de Satan vrij spel. En die Satan doet wat hij kan, om den koortsachtigen ijver van de wereld nog te verhogen en Jezus Christus ten dode toe te treffen. God antwoordt niet. Hij antwoordt Zijn Zoon niet. De wereld zondigde tegen den profeet-priester-koning. Hij antwoordt Hem niet als priester, als profeet, als koning. God antwoordt Hem niet als priester. Hij had als priester gepredikt onder de mensen. Den waren godsdienst geopenbaard. Gezegd, dat God moest worden aangebeden in geest en in waarheid. En men hangt daar dien priester aan het kruis. En de wereld begrijpt Hem niet als priester. Zijn godsdienst is haar te hoog, te innig, te diep. Zal nu God antwoorden? En tonen, dat deze gekruiste priester is naar de ordening van Melchizedek, staande boven Aäron? God zwijgt. En daarom grijpt de wereld den priester. Daarom is het nu, dat Golgotha het toneel u toont van de hoogste ongodsdienstigheid. God antwoordt Hem niet als profeet. Als profeet had Jezus een leer verkondigd. En die leer was de waarheid. En nu hangt daar die profeet van de waarheid aan het kruis. En de wereld grijnslacht: Waar blijft ge nu met uw leer, o profeet? Uw leer was geen waarheid, maar leugen. Anders zou God u wel getuigenis geven. En wat doet uw God? Geeft Hij getuigenis, geeft Hij antwoord aan den | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
profeet? Rechtvaardigt Hij zijn leer als waarheid? God zwijgt. En daarom is het, dat Golgotha het toneel is van de grofste leugen. God antwoordt Hem niet als koning. Als koning bezat Jezus macht. O denk u even in: die machteloze gevangene daar, die hangt aan een kruispaal, hij behoeft maar één woord te spreken, en meer dan twaalf legioen engelen, hemelgeesten, komen om voor Hem te strijden. Maar de wereld miskent die macht. En ze grijnslacht: Waar blijft nu uw macht, koning, koning, koning der Joden? Niet gij zijt de machtige, maar wij - Zal nu God tonen, dat toch deze koning macht bezit meer dan de wereld? God zwijgt. En daarom is het, dat Golgotha u het schouwspel aanbiedt van de meest dolzinnige revolutie. Anti-, tegen-, ongodsdienstigheid, leugen, revolutie, dat zijn de ergste zonden, die de wereld kan begaan. Als de wereld daar eenmaal gekomen is, holt ze al verder voort. Geen hoger waanzin dan die der ongodsdienstigheid. Als de wereld een priester te lijf gaat, ontvlamt ze in de hoogste woede. Als de leugen haar een blinddoek voor de ogen houdt, holt ze al verder voort op het ingeslagen pad. En als de revolutiegeest den mens aangrijpt, dan - dan kan alleen God ingrijpen. Dan is de mens bandeloos als de orkaan. Welnu, M.H., verneem dan hier den ernst van Golgotha. God antwoordt niet. Geen teken komt uit den hemel. Alles behoudt zijn gewonen gang. De wereld blijft schijnbaar de sterkste. En dat nu heeft de wereld zelf ook wel opgemerkt. De wereld heeft ook gezien, dat God niet antwoordde. En ze heeft dat met bewustheid gezien. Want ze heeft als 't ware God getart en den Allerhoogste uitgedaagd, om wel te antwoorden. Ook de wereld heeft met bewustheid de vraag gedaan: zal God Hem antwoorden? Eli - Eli - Lama - Sabachtani - Laat ons zien of Elia komt. Of de hemel zich opent. Maar Elia kwam niet. Ziet ge wel, zegt de wereld! En al dolzinniger werd haar overmoed. Kom nu af van het kruis - anderen heeft Hij verlost - Hij verlosse nu zichzelf - Laat God u uitredden, indien Hij u wel wil. - God antwoordde niet. Ziet ge wel, krijst de wereld. Of, wilt ge de woorden van dezen zelfden psalm: hoor den lijdenden Messias zelf klagen in vs 8, 9. Zij schudden het hoofd zeggende: Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij Hem nu uithelpe, dat Hij Hem redde dewijl Hij lust aan Hem heeft. Maar God helpt Hem niet uit. Hij redt Zijn Zoon niet van het kruis. | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
En zo blijft dan de wereld haar overmoed behouden. God spreekt haar niet tegen. En vraagt ge nu waarom God niet een teken geeft? Waarom Hij niet tussenbeide komt? Had het gekund? Hierom is het: omdat God de wereld haar eigen spel laat spelen ten einde toe. Hier, M.H., vindt ge de hoogste zonde van de mensheid. Maar hier ook vindt ge in het zwijgen Gods de hoogste openbaring Zijner gramschap. God legt hier een deksel op het aangezicht der wereld. God geeft de ganse wereld, die niet wil geloven, die niet wil verstaan, over aan haar eigen zonde. Hier wordt de zonde de straf en de straf de zonde. Hier wordt vervuld dat ontzaglijk ernstige woord: opdat zij ziende niet zien en niet bemerken en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet te eniger tijd bekeren en hun de zonden vergeven worden en Ik hen geneze. Zie, dat is hier de ontzaglijke ernst van Golgotha. De wereld, die daar joelt en juicht is blind. En God weigert de ogen haar te openen. De wereld, die daar joelt en juicht is doof. En God weigert haar oren te ontsluiten. Hier is God schijnbaar met de wereld en tegen Christus Jezus. Maar in werkelijkheid is de zwijgende God tegen de wereld en voor Christus Jezus. Want de wereld had niet anders gewild. Nu wil God niet anders. En vraagt ge nu of God onrechtvaardig is? En zegt ge nu misschien: God had toch kunnen spreken? O zeker, maar hier hebt ge Gods vrijmacht te eerbiedigen. Als God den mens overgeeft in het oordeel der verharding, is dat een schrikkelijk oordeel, maar toch: wie zijt gij, o mens, dat gij tegen God zoudt antwoorden? Heeft Hij, de pottebakker, niet het recht, om met het leem te doen wat Hij wil? Zal het maaksel zeggen tot dien, die het gemaakt heeft: Waarom hebt Gij mij alzo gemaakt? God zwijgt, en wij hebben te zwijgen. Maar ook in de tweede plaats. God is niet onrechtvaardig. Hij brengt de wereld niet tot zonde. God verhindert de zonde niet, maar Hij bedrijft of veroorzaakt ze evenmin. De wereld loopt haar eigen weg. Ze had niet behoeven te zondigen. God had meermalen gesproken reeds. Had Hij niet meer dan eens den Zoon getuigenis gegeven? Bij Christus' doop: Deze is Mijn geliefde Zoon! Door de wonderen. Door de stem uit den hemel. Joh. 12. Die had nog pas enkele dagen geleden geklonken. Maar de mens wilde niet horen. Gij wilt tot Mij niet komen, | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
opdat gij het leven hebt, zegt Jezus zelf tot de farizeeën. Gij wederstaat altijd den Heiligen Geest. En koelbloedig had de mensheid zelf gezegd: Zijn bloed kome over ons. Welnu dan, hier is het einde van Gods spreken. En Hij geeft de wereld over en ze blijft joelen, juichen, schreeuwen, spotten, lachen, honen en ze weet niet, dat op datzelfde ogenblik een schaterlach gaat door de rijen der duivelen, die het zien, dat ze Jezus niet kunnen overwinnen, maar dat toch die anderen een prooi der helse machten zullen worden. Zichzelf stort de wereld in het verderf, in het oordeel der verharding.
Nog altijd, M.H., verkeert de ongelovige mens van onzen tijd in den waan, dat Gods Zoon Gods Zoon niet was. Nog altijd zegt hij: God heeft Hem immers niet geantwoord. Ware Hij Gods Zoon geweest, dan zou God nooit hebben kunnen gedogen, dat de mens Hem doodmartelde. Hij blijft staan bij het kruis en ziet niet over het kruis heen naar boven en ziet niet achter den kruisheuvel den hof der opstanding. Ook daarin zet zich het oordeel Gods voort. Jezus wandelt niet meer op aarde. Die tijd is voorbij. Dat is een ontzaglijke waarheid! Duizenden mensenkinderen gaan het eeuwig verderf tegemoet, omdat God niet tot hen spreken wil gelijk zij dat verkiezen. In dat opzicht verandert de wereld nooit. De Joden bij het kruis schreeuwden reeds: geef ons een teken en wij zullen geloven. Maar zij oordelen zichzelf, want zij erkennen: anderen heeft Hij verlost. De wereld onzer dagen zegt: geef ons een teken en wij zullen geloven. En God antwoordt: Geen teken geef Ik u, maar eerst vraag Ik geloof ! Want het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona den profeet. | |||||||||||||
III.Maar is het dan àlles oordeel en àlles gramschap, wat dit zwijgen Gods ons te zeggen heeft? Komt hier dan geen sprake van genade en liefde tot een vragend mensenkind? Gode zij dank: Dit zwijgen Gods spreekt ook! En het spreekt van liefde, van genade. Neen, niet allen verharden zich bij het kruis. God zelf toont de antithese ook bij het kruis. Waar de ganse menigte | |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
krijst in revolutiewaanzin, daar is er toch één, die het hoofd deemoedig buigt en die genezing vindt - en die ene is een moordenaar aan een kruis. En daar is er toch één, die zich op de borst slaat in ootmoed, die elke revolutie-zucht uitsluit - het is de hoofdman over honderd. Welnu, M.H., die antithese tussen verharding en genezing, tussen verworpenen en uitverkorenen is blijvend. Laat ons dan ook tenslotte daaraan denken, als we zien hoe het zwijgen van God bij het lijden van Zijn Zoon ook dient tot genezing Zijner uitverkorenen, dus een zwijgen der liefde is. Wilt ge nu weten waarin die liefde Gods zich openbaart, zelfs als Hij zwijgt? Welnu, stel u dan eens even voor de vraag, wat er geschied zou zijn, indien God wel geantwoord had! Had God wel geantwoord, dàn zou: Jezus van het kruis afgekomen zijn. Dan zou: Wèl het vierde kruiswoord gesproken zijn: Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij Mij? Maar niet het zesde: Het is volbracht. Dan zou Zijn bloed gevloeid hebben, maar niet Zijn dood gevolgd zijn. En dat was toch noodzakelijk voor onze zaligheid. Want sterven moest Hij, opdat uit Zijn dood voor ons het leven zou gloren. En daarom: indien God wel geantwoord had, dan was Jezus' werk niet voleindigd geweest. Dan had Hij geen volkomen Middelaar kunnen zijn. Dan laagt gij nog in uw zonden. Dan waren ook verloren die in Christus ontslapen zijn. Dan zou Hij wel het antwoord ontvangen hebben. Maar wij zouden nooit meer één antwoord van God hebben vernomen. Dan was er voor ons een zwijgen Gods tot in eeuwigheid.
Maar nu? Maar nu? God heeft niet geantwoord. En dat is de jubeltoon, die ons toeroept: Ten einde toe heeft God alles laten betalen door Zijn Zoon. God verliet Hem - opdat wij nimmermeer zouden verlaten worden. God liet Hem ten einde toe bespotten door Satan - opdat wij nimmermeer door hem zouden bespot worden. Gij antwoordt niet - zo klaagde de Zoon. En daarom: Gij antwoordt wel, zo jubelt de christen. Hij ondergaat het lijden ten einde toe - wij ontvangen de vreugde zonder einde. | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
En nu is alles weer hersteld! Want er was wat te herstellen. Er was een breuk geslagen in de gemeenschap tussen God en mensen. Die breuk wordt door Jezus geheeld. Had Jezus niet geleden, dan zou de Vader den mens nooit hebben kunnen antwoorden. Want de mens was zondaar. En God kan geen gemeenschap hebben met den zondaar. Zie, dat is de ontzaglijke ernst van de zonde, zij berooft den mens van de gemeenschap met God. En daarom: God kon niet antwoorden aan den mens, had Jezus niet geleden. Weet ge waarom niet? Antwoorden veronderstelt vragen. Maar de mens vroeg niet meer. Hij dacht: ik kan zelf wel bestaan. God heb ik niet meer nodig. Zonde is revolutie. Revolutiestreven naar onafhankelijkheid. De mens meende ook onafhankelijk te zijn. En daarom: geen vraag meer. En daarom ook: geen antwoord van God. De mens was niet alleen onwaardig, maar ook was antwoorden onmogelijk. De levensband was verbroken. De gemeenschap bestond niet meer. Welnu, die gemeenschap heeft het kruis hersteld. Het kruis doet den mens weer vragen. Daar moest de mens eerst komen: dat hij weer leerde vragen. Het kruis doet vragen. Het predikt schuld, armoede, dood. De toorn Gods op zichtbare wijze. Het grote uitroepteken Gods.
Welnu, dat uitroepteken van God wordt het vraagteken van den mens. Daar leert de mens zijn schuld zien. Leert weer vragen, leert weer bidden. Hij bidt: Heer, ik lig midden in den dood. Is er nog leven voor mij? - Heer, ik heb niets dan schuld. Is er nog vergeving? En dan komt het goddelijke antwoord: Al waren uw zonden als scharlaken, Ik zal ze witter maken dan sneeuw. En de hemel antwoordt weer. En de aarde zingt nu weer: Looft Hem, die u al wat gij hebt misdreven,
Hoeveel het zij genadig wil vergeven.
Die van 't verderf uw leven wil verschonen
Met goedheid en barmhartigheid u kronen.
| |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
Hebt gij dat gehoord, gemeente? De zwijgende God wordt hier een antwoordende God. Maar nu vraagt ge: hoe kunnen wij dat weten? Heeft God Zijn antwoord ook kenbaar gemaakt?
Ja, God heeft duidelijk getoond, dat Hij antwoordde. Want Hij heeft eerst gezwegen en Zijn Zoon niet geantwoord. Dat was bij het kruis. Maar God heeft niet altijd gezwegen. Straks antwoordde Hij wel. Dat was op den Paasmorgen. Dat is de jubel van den Goeden Vrijdag. Het is bij den Goeden Vrijdag niet gebleven. En het is bij dien uitroep van Jezus ook niet gebleven. O, er ligt zo blijde tegenstelling in die beide feestdagen. De Goede Vrijdag is de dag van het zwijgen. De Paasmorgen is de dag van het spreken. Zie, dat heeft Jezus ook geweten. Reeds aan het kruis heeft Hij daarvan getuigd. Wilt ge weten wanneer? Welnu, denk dan aan het laatste kruiswoord: Vader, in Uw handen beveel ik Mijn geest. Dat kruiswoord is de profetie van den Paasmorgen. Want het is Jezus' laatste woord. En als Hij sterven gaat, spreekt Hij Zijn God aan als Zijn Vader. Eerst heeft Hij geroepen: Waarom hebt Gij Mij verlaten? Nu getuigt Hij: toch ben Ik niet verlaten. Mijn geest beveel ik U. Eerst roept Hij: Mijn God. Nu zegt Hij: Mijn Vader. Het vierde kruiswoord getuigde van bange smart. 't Laatste spreekt van blij vertrouwen. Het vierde kruiswoord is een profetie van den dood. - 't Laatste daarentegen is een profetie van het nieuwe leven. Het vierde kruiswoord is een roep tot een zwijgenden God. - 't Laatste is gericht tot een God, Die antwoorden zal. Dat vertrouwen is niet beschaamd: Het antwoord kwam op den Paasmorgen. Toen sprak God de wereld tegen. Dien de wereld gedood had, maakte God levend. De wereld had gezegd: God verlaat Hem. Hij is niet Gods Zoon. God zegt - ik verlaat Hem niet. Hij is wel Gods Zoon. Welnu: toen zijn ook de gelovigen mede opgewekt. Toen zijn ook zij in het gelijk gesteld tegenover Satan. Toen waren ze weer levend. Vragend. Toen ontvingen ze 't blijde antwoord. De gemeenschap is hersteld. Ze zijn rechtvaardig tot in alle eeuwigheid. | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
Welnu, dat antwoord, dat de zwijgende God aan de uitverkorenen geeft, zal straks publiek herhaald worden op den oordeelsdag. Dan zijn de rollen omgekeerd. Bij het kruis kwam geen antwoord. Toen scheen God tegen Jezus. In den oordeelsdag komt wel antwoord. Dan blijkt God vóór Hem. De ganse wereld zal 't zien. Dat is ook de hoogste triomf voor de gemeente. Dan wordt ook zij verheerlijkt voor God, engelen, mensen. Dan zal Hij zeggen: bij het kruis heb Ik Mijn Zoon niet geantwoord. Toen heb Ik u niet geantwoord. Maar gij zijt opgestaan met Hem. En gij hebt door Zijn kracht weer leren vragen en roepen. Ik gaf u het antwoord. Een kleinen tijd in Mijn toorn. Eeuwigheid in Mijn liefde. Ik heb in uw angstvalligheên
geantwoord, u gered.
Komt, als we daaraan denken, zingen we
Psalm 34:2.
'n Woord van toepassing, vraagt ge? Waar zouden we beginnen en waar zouden we eindigen? Goede Vrijdag spreekt van Jezus' dood - Uw hele leven hangt daarvan af. Hierin vinden we enkele hoofdgedachten. I. We hebben in de eerste plaats gezien, dat door het zwijgen Gods alle mensen geoordeeld worden. Hebt gij dat ook gevoeld? En hebt ge uw schuld erkend, beleden? Als ge dat niet gedaan hebt, hebt gij Golgotha nooit begrepen. Wie niet zó tot Golgotha komt, kan wel historisch geloven, maar - nog niet zaligmakend. Dan kunt ge wel aandoenlijk spreken over het kruis, maar dan spreekt ge niet uit het geloof. Menigeen vindt in onze dagen het kruis schoon. Rousseau, een bekend apostel des ongeloofs, zegt: Jezus is gestorven als een God. In dat woord ligt bewondering, maar geen aanbidding. Verwey roept uit: O vlam van passie in dit hard heelal, Wat macht van lijden maakt uw godd'lijk beeld zo schoon. Dat is alleen maar fantasie, doch het is geen geloof. Hebt gij geloof? Komt gij zo bij het kruis? | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
Onderzoek uzelf nauw. Menigeen meent het kruis te verstaan en verstaat het niet. De hoofdman over honderd riep uit: waarlijk deze mens was rechtvaardig. Dit was huldebetoon zonder meer en daarom slechts een uiting van historisch geloof. De scharen gingen naar huis ‘slaande op hun borsten’. Dit was een gevoelsaandoening zonder meer en slechts een uiting van tijdgeloof. De vrouwen waren Hem gevolgd tot aan het kruis: daar was een liefdeband en zelfs zonder meer spreekt die band van zaligmakend geloof. Zo moet gij ook komen. En dan vraagt ge niet meer, als Nietzsche: Hoe is dat nu mogelijk, dat God de Vader God den Zoon niet geantwoord heeft? Maar dàn vraagt ge in heilige ontroering: Hoe is dat nu mogelijk, dat God de Heilige mij, den onheilige, wèl antwoordt. Dat blijft een mysterie. Toch moet ge het geloven. God zelf zegt het. Op den bodem aller vragen, ligt der wereld zondelast. En het antwoord op die vragen is alleen: Gods genade. Uw schuld, uw zonde verklaart hier alles. En daarom: dit is de echte toepassing van Goeden Vrijdag. Val hier in 't stof en zeg: zwijgende God, Gij hebt mijn spreken in opstand veroordeeld door uw zwijgen. Spreek nu weer; spreek tot mijn ziel van vrede. Antwoord mij Heer, zo zal ik U antwoorden.
II. Of indien ge daartoe nog niet gekomen zijt, behoort ge dan misschien nog bij de wereld? Zoëven hebben we gezien dat de wereld het kruis niet begreep. Zij meende, dat Hij niet Gods Zoon kon zijn. Daardoor heeft zij zich verhard. Wat denkt gij? Hebt gij begrepen, dat Jezus toch Gods Zoon was, al heeft God Hem niet geantwoord? Gij hebt ogen: ziet gij nu ook? Gij hebt oren: hoort gij nu ook? De wereld zeide: Gij zijt geen profeet. Toen zonk ze in de leugen. Zegt gij: Hij is wél een profeet? Dan zegt ge de waarheid, en immers: een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Zijn stem. Volg Hem. De wereld zeide: Gij zijt geen priester. Toen was ze goddeloos, ongodsdienstig, irreligieus. | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
Zegt gij: Hij is wél een priester? Dan kan Hij alleen u tot God brengen. Volg Hem. De wereld: Gij zijt geen koning. Toen was ze revolutionair. Zegt gij: Hij is toch een koning? Dan breekt alle verzet zich in u. Ge zijt dan maar een onderdaan. Volg Hem. Wat dunkt u van den Christus? Indien ge Hem niet beschouwt als profeet, priester en koning, dan doet gij precies hetzelfde als de wereld. Dan hoont gij Hem ook. Dan blijft ge ook staan bij het kruis en ge staart u blind op dat kruis. Een onbekeerde hoont Christus. En dan zal het eenmaal blijken, dat ge toch u vergist hebt. Zijt ge onbekeerd? Dan zal God u niet antwoorden, tenzij ge u overgeeft. Zo gij Zijn stem dan heden hoort (zelfs als Hij zwijgt).
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord,
Verhardt u niet, maar laat u leiden.
III. En dan, als ge u niet verhardt - o dan komt uit dit zwijgen Gods bij Golgotha zulk een troostvolle sprake Gods tot u. Dan zal God u antwoorden, omdat Hij eerst u vragende gemaakt heeft. Heeft God u reeds geantwoord? Kunt gij reeds getuigen, dat Hij, Die Jezus verlaten heeft, u nooit zal verlaten? Weet ge dat niet? Vraag u dan af: Heb ik reeds leren vragen? Ge moet uw leegte gevoelen - uw gemis - uw gebrek. Ge moet uw armoede zien. Dan hebt ge behoefte aan Zijn rijkdom. En dan zal God die rijkdom u schenken. Hebt gij Hem reeds? Mist gij Hem reeds? God zal u antwoorden. Dat antwoord klinkt eerst in uw ziel. Het is het antwoord der teerheid. De Heilige Geest antwoordt u, als Hij u roepen doet: Abba, Vader. Als een mens God zijn Vader noemt, is dat een teken, dat hij Gods antwoord verstaan en gehoord heeft. Het is een reflex van de liefde Gods. Het is het antwoord in den mens op 't antwoord Gods. Eerst zegt God: Mijn kind. Dan zegt de mens: mijn Vader. Een teken dat hij Gods stem verstaan heeft. Dat antwoord is straks publiek. Nu in dit leven is het nog niet altijd even duidelijk te horen. Golgotha vindt in onzen tijd nog vaak een lichte afspiegeling. | |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
Hier zwijgt God soms nog. Hij antwoordt niet op alle vragen. Het is nog dikwijls als toen: in schijn is de wereld ons te sterk. Wij hebben nog vaak te lijden van Satan en wereld. Soms elke dag. En dan roepen ze soms: Waar is uw God? In zulke ogenblikken zouden wij aanstonds antwoord begeren. En dan roepen: HEERE, geef een teken. Laat de wereld zien mogen, dat Gij aan onze zijde staat. En toch zwijgt God dan dikwijls. Maar het geloof vertwijfelt hier niet, want:
Welnu, dàn zijt ge gerust. Dan gaat ge dezelfde weg als Jezus. Hij riep eenmaal het vierde kruiswoord: Waarom hebt Gij Mij verlaten. Gij antwoordt niet. Toen na drie dagen, kwam de opstanding: Gij antwoordt wel. Daartussen ligt als schakel: het zevende, het laatste kruiswoord: Vader in Uw handen beveel ik Mijn geest. Toen kwam de doodssnik - het was volbracht.
Zo is het ook met ons - Wij klagen ook dikwijls: Gij antwoordt niet. Althans niet zó, dat de wereld het hoort. Toch verwacht het geloof den dag der opstanding. Dan komt het antwoord op alle vragen, zó dat de wereld het wèl hoort. Daartussen ligt als schakel: onze dood. Ook dan zullen wij zeggen: Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest. Dat spreekt van: Rust. Geloof. Vertrouwen. Hoop. In die ure zal gezien worden het verschil en de overeenkomst tussen Jezus' dood en onzen dood. Het verschil is dit: Hij stierf aan een kruis, als een gevloekte. | |||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||
Wij sterven zacht en kalm, als een gezegende. Hij werd van God verlaten, van de mensen verworpen. Wij zijn tot God heengaande, door mensenliefde omringd en nagestaard. Maar de overeenkomst is deze: Hij stierf, verwachtende de opstanding. Wij sterven ook, verwachtende de opstanding. Hij stierf, vertrouwend Zijn geest bevelend in 's Vaders handen. Wij sterven ook, vertrouwend onze geest bevelend in 's Vaders handen.
Dan zal het aardse oog breken. Maar 't hemels oog zal aanschouwen. Engelen voeren u Hem tegemoet. Ze zullen fluisteren: God heeft Hem eens niet geantwoord. Daarom en daarom. Hij heeft alleen u wèl geantwoord. En als ge dan uw laatste gebed doet, zal God u horen, en ge zult het stervende zingen, fluisteren: God heb ik lief, want die getrouwe Heer,
Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen.
Hij neigt zijn oor, 'k riep tot Hem al mijn dagen,
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.
En met het oog daarop zegt het gelovig hart: Jezus, Uw verzoenend sterven
Blijft het rustpunt van mijn hart.
Als wij alles, alles derven,
Blijft Uw troost ons bij in smart.
Och, wanneer mijn oog eens breekt,
't Angstig doodzweet van mij leekt,
Dat Uw bloed mijn hoop dan wekke
En mijn schuld voor God bedekke.
En op die bede zal God, die zweeg bij het kruis, zelf Amen zeggen. Bij Golgotha gold: Gij antwoordt niet. In den hemel geldt: Gij hebt geantwoord, trouwe God. Amen. Ps. 116:1, 5. |
|