[Woord vooraf bij eerste preek]
De preek, die nu volgt, is een letterlijke weergave van wat Schilder eigenhandig in een ‘preekboekje’, gevonden in zijn nalatenschap, neerschreef.
Blijkens zijn eigen aantekening, op het omslag van dit ‘preekboekje’, heeft hij deze preek gehouden op Goede Vrijdag 1914 in Ambt-Vollenhove, de plaats, die als eerste hem ontving als herder en leraar. In 1914 viel deze dag vermoedelijk op 10 April.
Daar hij echter pas op 21 Juni 1914 zijn intrede deed in Ambt-Vollenhove, blijkt hieruit dat Schilder deze preek als candidaat gehouden heeft.
De nu volgende preek, die hem toen vergezelde, is dus wel één van de oudste, die van hem bewaard is gebleven.
Men houde er rekening mee, dat de preek uitgeschreven werd met het oog op de predicatie in de gemeente. Het spreekt daarom vanzelf, dat hier en daar, vooral tegen het eind, de zinnen elliptisch zijn, vooral door het weglaten van werkwoorden, die men al sprekend haast automatisch in kan voegen. Ter verkrijging van goed leesbare zinnen zijn dergelijke invoegingen en aanvullingen door mij gemaakt, doch zakelijk is alles aan Schilder's geest ontsproten.
U treft dus niet gehéél letterlijk, maar toch wel zakelijk aan, wat Schilder als candidaat van 23 jaar voor zich had, toen hij op de kansel stond van de eerste gemeente, die hem weldra ontvangen zou als herder en leraar.