Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 3
(1951)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
De leer van het Darbisme.Van ‘DE’ leer van het Darbisme - hiermee beginnen we - kan, goed beschouwd, niet gesproken worden. Het ‘Darbisme’ toch heeft geen belijdenis, geen nadere omschrijving van wat het gelooft. Bovendien laat het, naar het zegt, zijn aanhangers vrijheid van leer, althans inzake geloofs-stukken van minder belang. De heer J.N. Voorhoeve, zelf z.g. Darbist, zegt: ‘De ‘broeders’ hebben geen vastgesteld schema, geen ‘Vergaderings-leer’. Zij kunnen zeer goed plaatsen, dat andere geloovigen anders denken......Ook is er van dwang in dat opzicht in hun midden geen sprakeGa naar voetnoot14) ’. (Het z.g. Darbisme, blz. 41.) Toch spreekt de heer Voorhoeve ook van ‘hoofdwaarheden’ (blz. 22) waarover blijkbaar geen verschil mag bestaan tusschen de ‘broeders’. We zullen dus thans eerst nagaan welke die ‘hoofdwaarheden‘, m.a.w. de voornaamste en meer kenmerkende leeringen van de ‘Darbisten’ zijn. En hier is de eerste vraag: Hoe denkt het Darbisme over DE KERK? Het antwoord is door Darby c.s. duidelijk gegeven: de kerk is de grootste fout der christenen; een kerk màg er niet zijn. We hebben reeds in de teekening van Darby's motieven voor zijn breuk met de staatskerk, op deze gedachte gewezen. De bezwaren, die de jonge prediker toen reeds tegen de kerk inbracht, zijn nòg de klachten, die het Darbisme op zijn acte van beschuldiging tegen de kerk u voorhoudt. Darby redeneert ongeveer als volgt. Christus heeft zich een gemeente gekocht, die Zijn lichaam is, en op aarde ook als Zijn lichaam behoort openbaar te worden. Natuurlijk volgt daaruit, dat de leden van dat lichaam één moeten zijn. De leden van een lichaam zijn toch door één geest, door één beginsel des levens verbonden? Zoo moeten dus ook de leden der kerk, omdat ze leden van Christus' lichaam zijn, één wezen. Ze mogen niet verspreid zijn, los van elkander, want dan wordt Christus' lichaam niet tot openbaring gebracht. Evenwel - zie nu eens rond en wrijf uw oogen eens uit. Wat ziet ge nu? Ge ontwaart een menigte van kerken, grootere en kleinere; een heirleger van secten. En iedere kerk heeft weer een eigen belijdenis, een eigen inrichting, een eigen wijze van toelating tot de avondmaalsviering. Gevolg daarvan is, dat alle kerken eigenlijk secten zijn, omdat ze het ‘lichaam van Christus’ verbrokkelen en hopeloos verdeelen. De eene geloovige wordt door dit alles van den ander gescheiden en van de oefening der gemeenschap wordt zoo niet gezien! Daarom - aldus Darby - moet niet allen kerkvorm radicaal | |
[pagina 34]
| |
gebroken worden. De ‘geloovigen’, die Christus' verschijning liefhebben, moeten zich losmaken van de banden, waarmee de kerken hun vrije gemeenschapsoefening onmogelijk maken en ze moeten saam vergaderen. Zoo maar saamkomen. Zonder formulieren. Zonder formaliteiten. Zonder formalisme. En als de ware geloovigen op die wijze zich bijeenvoegen, is hun de belofte van Christus' presentie en van des Geestes drijving geschonken en wordt ze aan hen dus ook vervuld. Alleen zoo komt in die vrije vergadering de eenheid van Christus' lichaam tot uiting. ‘God wil het’, wordt de leus. En een nieuwe kruistocht wordt uitgeroepen; ditmaal niet (als in de middeleeuwen) om de heilige plaatsen aan de onheilige menschen, doch om de heilige menschen (de geloovigen) aan de onheilige plaatsen (de kerken) te ontrukken. Het verlaten van de kerk is dus de plicht van wie Christus liefheeft. De kerk is toch maar een Babel, een afgodstempel; ze draagt het oordeel reeds in zich. Daarom probeere ook niemand door reformatie, door kerk-hervòrming, het euvel weg te nemen. Want aan de kerk is niets te hervormen. Een ter dood verwezene koopt men geen nieuw costuum en de kerk geve men geen nieuwe gedaante. Temeer, omdat haar vonnis spoedig voltrokken wordt, want Christus komt haast weder! En bij zijn verschijning zal aan de ontrouwe kerk voltrokken worden het in Rom. 11:22 reeds gedreigde oordeel. Wat in beginsel goed is, dàt is waard hersteld, ge-reformeerd te worden; maar wat in zijn wezen kwaad en verdorven is, mag men niet hervormen; dat zou het kwaad bestendigen zijn. Aan een goeden boom legge men zijn moeite ten koste; maar een giftplant roeit men immers uit? Geen hervorming dus, maar verlating van de kerk. En wanneer dan de ware geloovigen als broeders samenkomen, dan is het eerste wachtwoord: geen terugkeer tot het oude systeem van belijdenis en nog eens belijdenis; van formule en nog eens formule! Welneen, laat die geloovigen vrijelijk vergaderen en vraag nu toch niet in de eerste plaats, of ze 't wel met uw dogma's eens zijn. Vraag slechts, of ze Christus liefhebben! ‘Wij’, aldus de Darbisten, ‘wij vragen nimmer: Zijt gij het eens met Luther of Calvijn of Darby? maar eenvoudig: Zijt ge een geloovige in den Heere Jezus?’Ga naar voetnoot15) Derhalve: geen Belijdenisschrift als band, als ‘formulier van eenigheid’Ga naar voetnoot16). | |
[pagina 35]
| |
Deze gedachten nader ontwikkelend, komt Darby vervolgens ook tot verwerping van het AMBT in de kerk. Immers, als de geloovigen samenkomén, dan is daar de Heilige Geest in hun midden. Die Geest leidt de vergaderden in de waarheid. Die Geest ook geeft, gelijk vroeger te Corinthe geschiedde, nu aan dezen, dan aan genen, de gave van spreken of leeren, van zingen of bidden. Deze ‘vrije’ Geesteswerking, die zich aan een iegelijk meedeelt, ‘gelijkerwijs Hij, de Geest, wil’, màg men niet beperken en aan banden leggen door b.v. een predikant aan te stellen, die in de ‘vergadering’ zoowat alleen het woord heeft, alsof men, nota bene, Grieksch en Hebreeuwsch moest kennen, om de Schrift te openen! Neen, ieder, die de inspiratie des Geestes in zich brandende voelt, spreke daarvan, getuige daardoor. Niet slechts het predikambt evenwel, doch ook het ambt van ouderling wordt door Darby en zijn volgelingen verworpen. Zij beroepen zich hierbij op de Schrift, want daaruit, zoo meenen zij, blijkt duidelijk, dat de apostelen de ambten pleegden in te stellen, en niet de gemeente zelf. De apostelen hebben, volgens Darby, steeds de ambtsdragers, de opzieners althans, gekozen en de gemeente accepteerde gewillig wien de apostelen aanwezen. Derhalve, zoo concludeert hij, is het aanstellen van ouderlingen de taak der apostelen. En nu de apostelen gestorven zijn, en het gezag der apostelen dus niet meer gezien wordt, nu is het aanmatiging van de gemeente, als zij ouderlingen aanstelt. Aanmatiging ook, als ze predikers van beroep zich kiest. De gemeente heeft niet te kiezen. ‘Daardoor keert men, evenals in den Staat, de orde Gods om. De macht komt niet van beneden, maar van boven. Die geregeerd worden, kiezen hun eigen regeerders niet’Ga naar voetnoot17). ‘De meerdere stelt besturen over den mindere aan’Ga naar voetnoot18). En nu waren wel de apostelen zulke ‘meerderen’, die konden aanstellen, maar overigens niemand. Ook het diaken-ambt tenslotte wordt afgewezen en verworpen door de ‘Darbisten’Ga naar voetnoot19). Toch keert zich daartegen niet hun voornaamste grief. 't Is vooral het ouderlingschap en het leeraars-ambt, dat door hen bestreden wordt. Wie de Geestes-gave eenmaal bezit, die trede spontaan op met een woord van geestelijke onderwijzing; maar men wachte zich voor het aanstellen van leeraars, die dan maar moeten zien, dat ze de gave des Geestes en der goddelijke inspiratie deelachtig worden! | |
[pagina 36]
| |
Bij de bespreking van de meet specifiek ‘Darbistische’ leerstellingen, dient nog op één zaak gewezen te worden, en wel op Darby's opvattingen over: DE LEER DER LAATSTE DINGENGa naar voetnoot20). Deze ‘laatste dingen’ zijn nabij. Niet lang meer toeft de Christus in Zijn wederkomst. Nu is reeds in ons overzicht van de geschiedenis van het Darbisme er op gewezen (blz. 32), dat Darby (anders dan Newton) gelooft, dat de gemeente der waarachtig geloovigen wordt opgenomen in heerlijkheid vóórdat het eindoordeel komt over de wereld, die ‘in het booze ligt’. Om deze ‘opneming’ der gemeente te bewerkstelligen, komt Christus terug op aarde. Dat is Zijn eerste wederkomst. Maar bij deze eerste komst is Christus' doel nog niet, de vijanden te verslaan, doch: Zijn ‘gemeente’ tot zich te nemen. Daarom is dan ook deze eerste komst onzichtbaar; want hier is niet de koning, die zijn majesteit wil manifesteeren voor duizenden, doch de bruidegom, die zich geven wil in heilige stilte aan zijn bruid, en die daarom zich niet vertoont aan de groote wereld. Het zal het uur zijn der stille liefde. Dan volgt de bruiloft in den hemel. En na 7 jaar komt Christus terug, nu in tweede komst. Thans is Hij de Koning, de Rechter. Hij verschijnt dus blinkende, in zichtbaren zonnegloed. En oordeelen zal Hij nu. Na de opneming der gemeente volgt dus de tijd van beproeving voor de wereld, in een reeks van opeenvolgende plagen en ten slotte wordt het drama beëindigd door den storm van het laatste oordeel. Tweeërlei wederkomst van Christus alzoo. Op dit terrein heeft - is 't wonder? - de fantasie steeds ruim veld voor haar gedachten-spel gehad. Ook de fantasie van Darby. Over die ‘opneming der gemeente’ worden de wonderlijkste verhalen verdicht. Darby nadert het type van een ‘christelijken’ Jules Verne, als hij fantaseert over de wijze van die opnemingGa naar voetnoot21) Trouwens, er is hier nog veel meer te noemen. De verwachting van een duizend-jarig rijk (na Christus' tweede komst), van herstel van het Romeinsche (!) rijk en andere bizarre | |
[pagina 37]
| |
vondsten van spelende dogmatiek en dogmatisch spel, zou nog breeder moeten besproken worden. Doch we noemen niet meer.
De bespreking van deze drie onderwerpen: kerk, ambt en leer der laatste dingen (eschatologie) toonde ons, wat de meer voor het Darbisme kenmerkende opvattingen waren. Een enkel woord volge nu nog over sommige andere leerstellingen, die het Darbisme aangenomen heeft. De Schriftbeschouwing kenmerkt zich door een meer geziene innerlijke tegenstrijdigheid: eenerzijds overdreven respect voor de inspiratie der Schrift, anderzijds treft u een al te groote vrijpostigheid bij de verkláring er van. Want Darby neemt aan, niet slechts, dat God de bijbelschrijvers door Zijn Geest verlicht heeft en geinspireerd, maar hij gaat zelfs zóóver, dat hij aanneemt een mechanische inspiratie, zóó, dat de schrijvers niet anders waren dan wil-looze, althans niet vrijwillige werktuigen in de hand van den Heiligen GeestGa naar voetnoot22) Toch durft Darby het aan, die zelfde Schrift te mishandelen door willekeurig vergeestelijken (‘ver’ geestelijken is erg ongeestelijk, het is uit den booze) van den tekst soms en door het al te vrij uitleggen der uitspraken van den bijbel, vaak tegen zijn eigen bedoeling in. Hierin is Darby gevolgd door zijn geestverwanten. De Sacramenten (doop en avondmaal) worden door allen niet gelijk bezien. Zoo verklaart H.C. Voorhoeve Jz. (Brieven etc. blz. 26): ‘Darby gelooft in den Kinderdoop en velen met hem; ik en velen met mij daarentegen niet. Toch stoort dit verschil van gevoelen onze gemeenschap met elkaar in geenen deele’. - Het avondmaal is de vrije, onderlinge gedachtenis-oefening van Christus' lijden. Een dienaar, die de teekenen uitreikt, zou een darbistische tafel voor een darbistisch gemoed ontsieren, zoo niet ontheiligen. Geen man dus, die de teekenen uitreikt namens Christus; Christus zelf is de gastheer. Wie een woord heeft, spreke; wie niet tot spreken zich gedrongen voelt, zwijge. - Over de kracht en de waarde der Sacramenten en de wijze van geloofsversterking bij de ontvangst er van, loopen, gelijk begrijpelijk is, de meeningen zeer uiteen. Inzake de verhouding van de kerk tegenover de wereld helt het Darbisme over naar den kant van de leer der ‘doopersche mijding’. De wereld is boos; ze is het terrein van den Satan; Gods gemeente is in die wereld een aparte vergadering van geroepen heiligen; van menschen, die niet passen dus bil deze wereld. Dat dan de kerk zich terugtrekke uit de wereld en zooveel mogelijk alle contact met het groote menschenleven afbreke! Men begrijpt, dat | |
[pagina 38]
| |
op dit standpunt niet veel plaats is voor de beschouwing, dat de kerk een positieve roeping heeft tegenover de wereld. De heiligen - vooral die ‘van de laatste dagen’ - hebben zich nu reeds te verdiepen in het hemelleven; voor de aarde blijft dan niet veel tijd overGa naar voetnoot23) Het ‘darbistisch’ christendom legt op het ‘jenseits’ meer nadruk dan op het ‘diesseits’.
We zouden meer kunnen noemenGa naar voetnoot24) Maar het gegevene moge volstaan om althans een overzicht te bieden van de ‘Darbistische’ leer. Voor ons blijft nu de laatste vraag: Wat van dit alles te denken? Is het Darbisme voor ons aannemelijk of niet? Zoo komen we tot ons laatste woord, een korte samenvatting van onze |
|