Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 3
(1951)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendGeschiedenis van het Darbisme.Het Darbisme ontleent zijn naamGa naar voetnoot2) aan den Ier John Nelson Darby. Dit is in zooverre juist, als J.N. Darby de voornaamste en krachtigste geest is geweest onder de toonaangevende mannen | |
[pagina 26]
| |
van deze beweging. Toch zullen we reeds tot vóór Darby's geboorte moeten teruggaan, om de eerste levensbewegingen van wat later in het Darbisme zich openbaarde, na te gaan. En dan treft ons weer aanstonds de strijd tusschen ideaal en werkelijkheid. Immers, de staatskerk in Engeland en Ierland was tegen het einde van de 18e en in het begin van de 19e eeuw volstrekt niet wat ze wezen moest. Het verval was in alles te zien. De ‘geestesgesteldheid’ muntte voor een groot gedeelte door ‘ongeestelijkheid’ uit. De ‘tucht’ over afwijking in leer of leven werd niet gehandhaafd naar behooren; en ook voorzoover die handhaving nog gezien werd, gaf toch de kerk haar roeping prijs en negeerde zij het koningschap van Christus, doordat, geheel in den geest van Thomas Erastus (1524-1583) de overheid erkend werd als gerechtigd tot vaststelling van de inrichting der kerk en dus ook weer aan de overheid de tuchtoefening werd overgelaten. En de historie bewijst, dat, een enkele uitzondering daargelaten, de overheid nog nooit veel verstand gehad heeft van geestelijke tuchtoefeningGa naar voetnoot3) in de kerk. Dit ‘Erastianisme’ werd in de Anglicaansche kerk toen op de spits gedreven en - men nam daarmee over 't algemeen ten volle genoegen. Ook de hoogere geestelijkheid leefde tenslotte geheel in de beschouwing, dat de kerk een staatsinstituut was. Geen wonder, dat tegen deze ‘werkelijkheid’ het ‘ideaal’ in botsing kwam en dat tegen deze onzuivere gedachte en praktijk te velde getrokken werd. Uit dat oogpunt bezien, is het eerste optreden van het Darbisme niet on-sympathiek; jammer is alleen, dat het Darbisme later in zijn reactie tegen deze zondige praktijk te ver ging en met den harden bolster ook de vrucht wegwierp. Wat toch zien we gebeuren? Hier en daar begon men zich af te scheiden van de staatskerk en afzonderlijk te vergaderen. Vooral het optreden van John Walker was dit streven bevorderlijk, want in 1804 verliet hij de kerk en stichtte een eigen gemeente. Zijn volgelingen, de Walkerieten of Separatisten genoemd, hadden in Ierland een tijdlang grooten invloed en ook na het verval van hun secte bleef toch de idée van afzonderlijk optreden tegenover de officieele staatskerk als blijvende vrucht onder het volk leven. In Ierland's hoofdstad Dublin, maar ook in Engeland (b.v. in Bristol, Plymouth en Exeter en andere plaatsen) bleven afzonderlijke kringen bestaan, die samen vergaderden in godsdienstige bijeenkomst en de kerk den rug toekeerden. In dezen stand van zaken trad John Nelson Darby op (geb. | |
[pagina 27]
| |
18 Nov. 1800 te Londen, gestorven 29 April 1882 te Bournemouth). Zijn ouders waren Ieren; vandaar dat hij na een kort verblijf in Londen te Dublin zijn vorming ontving. Op verlangen van zijn vader ging hij in 1819 in de rechten studeeren. Hij bracht het dan ook tot den rang van advocaat. In dezen tijd evenwel onderging zijn zieleleven een crisis, die tenslotte, mede door het lezen van den bijbel, daarheen leidde, dat hij zijn advocatenloopbaan prijsgaf en in de theologie studeeren ging met het doel, predikant te wordenGa naar voetnoot4). En in 1826 werd hij reeds tot den predikdienst bij de (Anglicaansche) staatskerk toegelaten en trad spoedig als prediker op in de graafschap Wicklow (in Ierland, grenzende aan Dublin). En toen? Toen kwam in Darby's leven, wat bijna iedere jonge predikant ondergaat: toen openbaarde zich bij hem......het conflict tusschen ideaal en werkelijkheid! Maar bij hem kwam het in nog veel scherper vorm dan bij de meesten. Darby toch, die uit overtuiging van zijn hart, na een niet alledaagschen ‘bekeeringsweg’ het predikambt gezocht had, kòn zich niet vinden in de officieele staatskerk, met haar officieel gebaar en - haar officieele leugen. Hij ontmoette daar in die kerk een eenheid in den vorm; een pracht-organisatie zelfs; maar een organisatie onderstelt nog niet altijd een organisme; en onder den schijn van eenheid was ook hier innerlijke gescheidenheid en verbrokkeling. En dan, er was zoo weinig te zien van de kracht van Christus Jezus, van de drift des Geestes! De z.g. hoogkerkelijke richting maakte van het protestantisme meer een soort politieke richting, dan een openbaring van het koninkrijk Gods, dat niet in woorden ligt, maar in kracht. En de breed-kerkelijken brachten àl meer de dorheid van het verstarde rationalisme in de kerk; hun modernisme en koude kritiek mòest wel stuitend zijn voor een man als Darby, met zijn warmte van gemoed en ‘eerste liefde’ als van pas bekeerden. En aan verbetering en hervorming viel niet te denken. Want op steun bij mogelijk verzet tegen hoog- en breedkerkelijken behoefde niemand te rekenen. Weliswaar bestond er nog een derde richting: de laagkerkelijke, maar haar vertegenwoordigers, hoe vroom-gemoedelijk ze ook mochten zijn, misten elken krachtigen prikkel tot verzet tegen de misbruiken en de religieuze verwildering, die in de kerk waren ingedrongen. Op hen viel niet te bouwen; zij zouden de kerk laten, gelijk ze was. Dit alles hinderde Darby. En had hij nu nog maar gezien, dat in zoo'n kerk de nederigheid bewaard bleef en de noodzakelijkheid van verbetering althans erkend werd! Maar niets daarvan! | |
[pagina 28]
| |
Het trof hem, hoe het officieel kerkelijk leven doordrongen was van den geest der zelfgenoegzaamheid. Hier was de staatskerk! Hier was dè kerk! Maar - zoo overlegde Darby - als dan in onze Anglicaansche kerk waarlijk niet alles goud is, wat er blinkt, zou dan ook niet evengoed buiten onze kerk hier en daar echt goud zijn, al blinkt het ook niet? Toch zeker wel? Ook in andere kringen dan in die van de officieele staatskerk zou God immers nog wel zijn kinderen hebben? Evenwel - en dàt begon Darby al meer te hinderen - met die menschen zou hij, met den besten wil ter wereld, geen waarachtige geestelijke gemeenschap kùnnen oefenen; dit liet de inrichting der KERK niet toe! En dat men in de kerk niet veel voelde voor geloovigen buiten haar gemeenschap, bleek wel uit het adres, dat de geestelijkheid tot het parlement richtte en waarin zij zich verklaarde tegen de emancipatie der Roomsch-katholiekenGa naar voetnoot5) en aandrong op voortdurende bevoorrechting van de officieele staatskerk (the established church). Dit adres hinderde Darby geweldig: waarom moest die kerkmuur zóó hoog opgetrokken worden, dat wie buiten stond, als een vreemde beschouwd moest worden? En hij kon niet nalaten daar tegen op te komen in geschrifte. Openlijk verweet hij den geestelijken hun koude liefdeloosheid, die ieder mensch, buiten het eigen kerk verband, zelfs van 't geringste staatsambt wilde uitsluiten! En met kracht drong hij aan op een geestelijke gemeenschap (spiritual community). Dit geschrift publiceerde hij in 1827; men lette op het jaartal, want het toont ons, hoe spoedig reeds in Darby's optreden het verzet openbaar werd tegen een kerk, die door haar richting en bestuur andere geloovigen buitensluit. Het duurde dan ook niet lang, of de jonge prediker werd in zijn afkeer van de vereeniging der geloovigen in een afgerond kerkgenootschap nog meer versterkt. Hiertoe werkte ook mee de kennismaking met zekeren Antony Norris Groves. Deze, een gewezen tandarts, die in 1825 te Dublin in de theologie was gaan studeeren, bewoog zich veel in een kring van geloovigen, die te Dublin regelmatig samenkomsten hielden buiten de staatskerk om. Dàt was iets voor Groves! De leden van het Dublinsche ‘gezelschap’ klaagden er over, dat er toch zoo'n droevig verschil was tusschen een avondmaalsviering in den eersten tijd der jeugdige christengemeente èn een avondmaalsbediening tegenwoordig in de Anglicaansche kerk. | |
[pagina 29]
| |
Vroeger was daar de liefde aan het woord; en wie maar in Christus Jezus geloofde en maar mee wilde strijden tegen de tyrannie der wereldmacht, was welkom aan den liefdemaaltijd; maar tegenwoordig was bij het avondmaal de eerste vraag: ‘Zijt ge wel ingeschreven in het lidmatenboek van onze kerk? Anders zullen we u niet toelaten tot onze avondmaalsviering, al gelooft ge ook in Christus, als uw Heiland!’ Welnu, zei Groves, laat ons dan de daad bij het woord voegen, en afzonderlijk ‘brood breken’; wat hebben wij ook eigenlijk te maken met al die officieele reglementen van lidmaatschap en nog eens lidmaatschap der kerk! Als er maar geloof is en liefde voor Christus, dan kunnen we avondmaal vieren. - En zoo deed men. Straks bevond ook Darby met anderen, als Mr. Bellett, zich in dezen kring. En weliswaar ging Darby nog niet zoo ver als Groves, die zich geheel losmaakte van de staatskerk, maar niettemin bleef hij, wiens gedachten reeds eerder in dezelfde richting geleid waren, onder de suggestie van Groves' handelwijze. Zoo tobde hij voort. En almeer kwam het in hem tot de overtuiging, dat eigenlijk iedere kerkinrichting, die de geloovigen in-perkte in een kerkelijk erf, boven welks poort: ‘verboden toegang’ voor geloovigen uit àndere kerkgenootschappen stond, een onding, een zonde was. Stel u voor, zoo redeneerde hij, ‘ik zeide tot mijzelf: als Paulus hier kwam, zou hij niet eens kunnen prediken, daar hem de beroepspapieren zouden ontbreken. Kwam echter de felste tegenstander van Paulus' leer, en had deze de noodige papieren, dan zou hij naar dit kerkelijk systeem het recht hebben, hier te prediken. Ik zag in, dat dit stelsel niet deugt. Het stelt den mensch in Gods plaats’Ga naar voetnoot6). Aldus Darby. Men voelt, waartoe dit alles heenleiden moest: een breuk met de kerk was onvermijdelijk. In 1828 kwam het dan ook zoover. Darby verliet de Anglicaansche (staats) kerk, ‘omdat ik die niet voor de kerk Gods hield’, zoo schrijft hij later. En tegelijk met zijn uittreding publiceerde hij een geschriftGa naar voetnoot7) waarin betoogd werd, dat in alle kerkgenootschappen God wel zijne kinderen had; dat alle kinderen Gods bijeen behoorden te zijn; maar dat de hooge staketsels, die iedere kerk voor zich had gezet, de ware geloovigen verhinderden de eenheid in Christus te oefenen; en de conclusie luidde nu, dat alle kerkvorm moest verworpen worden en de vrije vergadering van de ware Christgeloovigen noodzakelijk was. Geen kerkmuren, luidde zijn eisch, want die zijn barricades op den weg naar den hemel en tot God. -
Zoo ontstond de beweging, die aan het ‘Darbisme’ het leven gafGa naar voetnoot8). | |
[pagina 30]
| |
Wat nu het verdere verloop der historie betreft, kunnen we niet anders dan zeer onvolledig zijn. Allereerst omdat het bestek van dit boek tot beknoptheid maant en ook omdat de geschiedenis der beweging niet geheel helder voor ons staatGa naar voetnoot9) We stippen slechts het volgende aan. Darby's uittreden bleef niet zonder uitwerking. Zeer velen volgden zijn voorbeeld en ‘vergaderden zich eenvoudig om den Heer, zonder eenige menschelijke organisatie, zonder zoogenaamde geestelijken, zonder geloofsbelijdenis, als uiterlijke band van eenheid’ (J.N. Voorhoeve, Het zoogenaamd Darbisme). Darby zelf werkte krachtig mee tot uitbreiding van het aantal ‘geloovigen’. Na zijn uittreding in 1828 bezocht hij Engeland en kwam te Oxford en te Plymouth. Inzonderheid Darby's verblijf te Plymouth is van beteekenis geweest. Want daar was reeds vóór zijn komst een ‘vergadering’ van broeders, die, zonder te vragen naar kerk-lidmaatschap of confessie, ieder ontvingen, die maar geloofde (ook ‘geestelijken’, die nog in de staatskerk dienden, waren daar te Plymouth lid). En de wijze van vergadering, niet het minst ook de oefening der geestelijke gemeenschap, bekoorde Darby zoozeer, dat hij wat te Plymouth gezien werd, als ideaal vasthield en voortaan meestal de ‘vergaderingen’, die hij zelf organiseerde, inrichtte naar het model, dat Plymouth te zien gaf. Vandaar, dat de z.g. Darbisten ook wel bekend staan onder den naam Plymouth-broedersGa naar voetnoot10). Na zijn bezoek aan Plymouth werd Darby al meer beslist in zijn optreden. Dezelfde man, die na zijn uittreding uit de staatskerk betrekkelijk teruggetrokken leefde (waarschijnlijk is hij eerst in 1830 naar Engeland gegaan, en reeds in 1828 verliet hij de kerk) en in Calary-Bog, 1000 voet boven zee, in een boerenwoning ge- | |
[pagina 31]
| |
leefd had, zijn uiterlijk verwaarloozend, afgezonderd van de groote wereld, ontwikkelde nu ineens een ijver en werkkracht, die verbazen moet. Hij wist nu terdege, wàt hij wilde. En zoo zien wij hem terugkeeren uit Engeland, om in Ierland propaganda te maken voor zijn zienswijze. Daarbij bleef het echter niet. Na 1837 heeft Darby gereisd zonder ophouden, niet alleen in Engeland en Ierland, maar ook in het buitenland. Zoo zwierf hij rond, rusteloos; de zig-zag lijn was na dien tijd de eenige zuivere afbeelding van zijn bewegingen. Nu eens is hij hier, dan weer ginds. Bekend is zijn verblijf te Genève, Neufchâtel en Lausanne. In deze omgeving stichtte hij gemeenten (1839-1840). Door voorlezing en ook in geschrifte bepleitte hij de zaak van de vrije vergadering der waarachtige geloovigen. Later ging hij naar Montpellier (Zuid-Frankrijk, 1844). In Zwitserland heeft hij veel gewerkt; na 1854 kwam hij ook in Duitschland (vooral te Elberfeld hield hij verblijf). Darbistengemeenten ontstonden o.a. in het Rijnland, Westfalen, Thüringen, Beieren. Herhaalde malen ook is deze onvermoeide prediker in Amerika geweest. Loofs noemt achtereenvolgens zijn reis naar Noord-Amerika (Canada) 1862-'63; naar de Vereenigde Staten, 1864-'65; een derde reis naar Amerika van den herfst van 1866 tot het voorjaar van 1868; een vierde tocht in het najaar van 1868 bracht hem nu over Spanje (!), naar Middel-Amerika; in den winter van 1871-'73 kwam hij in Missouri (St. Louis) en op zijn zesde reis naar Amerika (1874-'77) trad hij op te San-Francisco (Californië) en bereikte zelfs Nieuw-Zeeland! Men vergete niet, dat Darby toen reeds meer dan 70 jaar oud was. Ook valt in dezen tijd zijn werkzaamheid in ltalië (1871, 1874). Eindelijk stierf hij 29 April 1882. Een man met zóó bijzonderen treklustGa naar voetnoot11) moest wel invloed oefenen. Ook in Nederland vond de beweging een vertakking. Bekende ‘Darbisten’ in ons land zijn: G. Willink van Bennebroek, G.P. Bronkhorst, J.A. Donker, H.J. Lemkes, H.C. Voorhoeve Jzn. (en onder zijn invloed later ook diens vader Jacob Voorhoeve) en de heer J.N. Voorhoeve, die een ijverig apologeetGa naar voetnoot12) voor het Darbisme is.
Merkwaardig is ten slotte, dat wie de geschiedenis van het ‘Darbisme’ beschrijft, ook hier telkens stuit op twist en scheuring. Breede bespreking daarvan is hier onmogelijk. Daarom slechts | |
[pagina 32]
| |
het volgende. (Wie breeder onderzoek verlangt, bestudeere het lezenswaardige werk van J.Th.R. Schreuder, Het Darbisme in theorie en in practijk.) De eerste meer openlijke twist, die tot scheuring leidde, deed zich in 1845 te Plymouth voor. Hier waren onder de broeders vooral twee, die de leiding gaven: Benjamin Willis Newton en J.L. Harris. Tegen beiden had Darby zijn grieven. Niet alleen ergerde hem de leiding van Newton, die van de zijne verschilde; - (Darby meent, dat de gemeente tot Christus zal opgenomen worden vóór de laatste verdrukking; Newton, daarin schriftuurlijk, geloofde dat niet); maar inzonderheid keerde hij zich tegen Newton's poging, om het ouderlingenambt in Plymouth te herstellen, Geen van beiden gaf toe. Het einde was, dat Darby zich van de broeders afscheidde en straks te Plymouth 2 groepen waren van ‘Darbisten’, die ieder voor zich ‘brood braken’. En dat het volle ernst was, bleek wel, toen op Darby's aandrang ook te Londen Newton werd gebannen van de viering van het avondmaal (1846). Toen zoo Newton eenmaal als ‘ketter’ gebrandmerkt was, kwam het ook te Bristol tot een tweede scheuring. Men had daar enkele aanhangers van Newton in den kring opgenomen (de gebrs. Woodfall). Darby verklaarde nu niet meer de vergadering te Bristol (in het gebouw Bethesda) te kunnen bijwonen. En eindelijk volgde een openlijke breuk met de Bethesda-broeders. Andere uitsluitingen en uitbanningen en afscheidingen volgden; soms om zeer geringe oorzaak. Zoo in 1860 ten opzichte van de vergadering te Sheffield (oorzaak: het in gebruik nemen van een vergaderlokaal). Zoo ook in 1866, toen Dorman en vele anderen zich afscheidden om een leergeschil. Andere moeilijkheden met gelijk gevolg deden zich voor in 1881, 1885, 1890 (ook al weer tengevolge van oneenigheid in de leer). Alles wees erop, dat de beweging, die begon met een protest tegen onverdraagzaamheid om leergeschillen jegens menschen, die toch van harte God liefhadden, niet in staat was bij haar volgelingen de als ideaal voorgestelde verdraagzaamheid te kweeken. Ook in Amerika is de verdeeldheid sterkGa naar voetnoot13). Als Goethe geleefd had, hij zou weer van een ‘bokspartij’ gesproken hebben......En waarlijk, het begon er op te lijken. Darby heeft zijn ideaal overleefd. De geschiedenis heeft hem nog bij zijn leven in het ongelijk gesteld. En dat kon niet anders. Darby's beschouwingen moesten wel zich verliezen in een armelijk fiasco. Want ze waren te idealistisch en daardoor onwaar. We willen daarom in de tweede plaats een kort overzicht geven van |
|