Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 2
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendChristus en Caesar.Ga naar voetnoot1)In zijn boek over ‘Christus en het menschelijk leven’ heeft Foerster ook een hoofdstuk opgenomen over ‘Christus en Caesar’. Hij schrijft: ‘Het is geen toeval, dat de tragische tweespalt tusschen het Christelijk geweten en de politieke verplichting in de woorden wordt vertolkt: “Christus en Caesar”. Want niet de staat als zoodanig, maar de heidensche, Romeinsche opvatting van den staat is het, die in strijd is met het Christendom.’ En al is de uitwerking van die tegenstelling bij Foerster niet gegeven op een manier, die van ons belijdend volk de volledige instemming hebben mag, toch heeft de schrijver er goed aan gedaan, deze tegenstelling nog eens op te halen en haar bestaan aan de menschen op zijn manier te prediken. Nieuw is ze trouwens niet. Reeds de Bijbel heeft in het kerstverhaal er op gewezen; en zoo vaak dit kerstevangelie door de menschen overwogen en aanvaard is, zóó vaak ook is de tegenstelling Christus-Caesar opgevallen, omdat het verhaal der geboorte van het kind in de kribbe er zelf duidelijk op wijst door de groepeering der feiten, die bij Bethlehem ons tegentreden. Want het is geen toeval geweest, dat Keizer Augustus leefde en regeerde, toen uit Maria de Christus geboren is. Het is geen toeval geweest, dat er een gebod uitging van den keizer, dat de geheele wereld zou beschreven worden, en dat onder dit gebod ook hij valt, die straks zal worden ingelijfd in den burgerlijken stand van het rijk van den Caesar, maar die straks voor den stadhouder van den Caesar zal belijden het groote beginsel van heel zijn doen en laten: ‘Mijn rijk is niet van deze wereld’. En het is evenmin toeval geweest, dat David bij de telling van zijn volk moet ondervinden, dat deze machtswellust, deze verpolitieking van de theocratie, deze usurpatiegedachte van den | |
[pagina 225]
| |
koning over een rijk, dat tenslotte geestelijk wilde zijn, hem tot zonde werd aangerekend......en dat nu de groote zoon van David, Jezus Christus, geboren is onder de overweldiging van een dergelijke volkstelling, (maar dan nu van de geheele wereld) waaraan zich David bezondigd had. Want dat is Caesar, dat is Caesarisme, en dit dan ten top gevoerd: de machtswellust, de verheerlijking van een rijk, dat komt ‘met uiterlijk gelaat’, dat in groeiende macht, in den usurpatieroes, zich ontplooien wil buiten God, alleen door eigen, gewonnen en geweten en gemeten kracht. Als David de theocratische bestemming en beteekenis van zijn volk uit het oog verliest en zijn troon door de telling wil verwereldlijken, wil saeculariseeren, dan houdt God hem tegen; en daardoor is de troon van David hersteld, niet van uiterlijke glorie maar naar inwendige geestelijke schittering. Dat is de adventsgedachte, die in Davids straf als een groote zegen van God gelegen heeft. En om de tegenstelling, waarin die adventsgedachte, die adventsworsteling, alleen kan gezien worden, goed vast te houden en aan te dringen, daarom laat God toe, dat de geboorte van Christus begint met de zonde van David, maar dan nu overgenomen door den Caesar van Rome. Nu toch is het contrast eerst scherp belicht. Davids troon heeft in den nacht van Bethlehem alle uiterlijke glans en schoonheid verloren. Davids troon kan geen gebod van ‘telling’ meer uitvaardigen. Het bekende beeld van den ‘afgehouwen tronk’ zegt hier alles. Maar terwijl de troon van David is ontdaan van zijn uiterlijken luister, wordt hij in Davids Zoon, in den Christus, hersteld naar zijn innerlijke, geestelijke kracht en waardij. Zoo wordt het koninkrijk geboren, dat niet komt met ‘uiterlijk gelaat’, doch dat zich opbouwt in den Geest en door den Geest. Maar tegelijkertijd verheft zich in het Caesarisme die àndere macht, die de zonde, welke David beweent, van hem overneemt, de telling, de machtsverheerlijking, terwijl het de geestelijke waarden, waarin de gebroken en geslagen koning David zijn herstel gevonden heeft, verwerpt, om alleen op te gaan in zijn uiterlijke schittering van diadeem en zwaard. Deze dingen, nog eens, waren niet toevallig, doch de wijsheid van den Eeuwige die de historie maakt, komt ons erin tegemoet. En daarom zal Kerstfeest tot den jongsten dag toe zijn wereld-historische beteekenis bewaren. Het Kerstfeest, niet gelijk het in onze dagen, tot een vriendelijke legende, of tot een reclame-motief van Peek en Cloppenburg wordt omgewerkt, doch gelijk het zich aan ons prediken komt in de diepe werkelijkheid der Schrift. En wel heeft men met de keizers afgedaan, en de Caesars vermoord en het begrip van het ‘koningschap’ een eind op weg gebracht naar de veroudering en de verdwijning. | |
[pagina 226]
| |
Maar de tegenstelling tusschen Christendom en Caesarisme zal in de wereld blijven bestaan tot het einde toe. Ook in de tijden der volslagen autosuggestie der democratische gedachte. Want juist onze eeuw heeft bewezen, dat de consequentie van de democratie buiten God en Zijn wet om, is: het absolutisme, de verheerlijking van de wereldlijke macht en van het ijzeren geweld. De Caesars hebben hun duizenden verslagen, maar de valsche democratie haar tienduizenden. Caesar heeft met geeselen gekastijd, maar de massa, die haar geweldigen aanhidt, met schorpioenen. Selma Lagerlöf is een schrijfster met vreemde theologie. Maar zij heeft eenmaal de tegenstelling, die blijft in de wereld, goed gevoeld en gezegd. Als zij Augustus in den nacht van Christus' geboorte laat uitgaan, om op het kapitool een altaar op te richten voor zichzelf, in den dienst van zijn eigen vergoddelijking, dan teekent zij de tegenstellingen scherp. Eenerzijds de geboren koning der joden, die in een stal ligt en geen altaar bouwt, waarop voor Hem zal geofferd worden, doch alleen een altaar, waarop Hij zelf het offer zal zijn. Anderzijds de Caesar, die zich zelf laat aanbidden als god. Aan den eenen kant, de keizer, die komt niet om te dienen, maar om gediend te worden en het leven van velen te nemen voor den éénen......aan den anderen kant de Christus, die komt, niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven, het leven van den Eénen, te geven tot een rantsoen voor de velen. En als zij in het eind de Sibylle teat profeteeren, dat op de hoogte van het Kapitool zal worden aangebeden de Christus of de Antichrist, dan heeft zij de waarheid gegrepen. Want in deze tegenstelling gaat de historie zich straks voleindigen. De wereldsche macht buiten God om in zelfverheerlijking, zal zich weroen op de schare van getrouwen, die het koninkrijk dienstbaar wil blijven dat niet komt met uiterlijk gelaat. Dat is de wareldbeteekenis van Kerstfeest, waarop ook het gebeurde van dit jaar weer krachtig heeft gewezen met pijnlijke duidelijkheid. Laat ons Kerstfeest vieren, oak met deze gedachten in de ziel. Niet om daarmee in valsche vroomheid hij het geestelijke, dat verborgen is, te blijven staan. Want van het innerlijke, van de verborgen krachten van het koninkrijk van Christus, brengt God het tot het uiterlijke. ‘Alles is uwe, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods’. Maar als wij deze dingen in herinnering brengen, dan is het alleen, om opnieuw de gedachte te verlevendigen aan de blijvende tegenstelling tusschen het koninkrijk dat is near den mensch en het rijk van den geboren koning der joden. Onze eeuw heeft Caesars, die uitzondering zijn, verjaagd, maar orn het Caesarisme, dat regel dreigt te worden, er voor in de plaats te stellen. Maar wie de wereld dienen wil, viert altijd Kerstfeest. Want het Koninkrijk van Christus, het rijk van den geest, is het eenige behoud. Wie | |
[pagina 227]
| |
de wereld wil liefhebben, kniele voor den Koning in de kribbe. Bekeering tot den Christus van Bethlehem - dat is behalve veel anders, ook de eerste sociale dead. |
|