Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 2
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 220]
| |
Op de paden der politiek.... | |
[pagina 221]
| |
Vrouwen-stemmen.Ga naar voetnoot1)Vrouwen - het wordt uw tijd. Uw tijd wordt het om te gaan stemmen voor het eerst voor de Tweede Kamer en straks voor elk regeeringslichaam, dat door stemming van het volk zich laat vormen. Nu moge u niemand verleiden om thuis te blijven en alzoo de zaak van kerk en christendom te verraden. Ge zult zeggen: dat is politiek en politiek behoort niet in een kerkelijk blad. Maar ik spreek dat tegen. Want de kerk heeft met àlles te maken tot op zekere hoogte. Het licht van Gods Woord moet ze laten schijnen over àlle ding. Ze heeft te maken met alles. Ze heeft te maken met de chocolade-reepen, waarin tegenwoordig fabrikanten geldbonnetjes stoppen tot van honderd gulden toe, om zoo uw kinderen te leeren deelnemen in een loterij of gokkerij; ze heeft tot haar winkeliers te zeggen: verkoopt zulke rommel niet, kweekt geen Staatsloterij-speculanten; en tot haar leden: geef uw kinderen liever geen chocola dan deze, die ze leert in 't klein, wat gij ze verbiedt in 't groot. Ze heeft te maken met organisatie en vakbond, met school en cursus, met krant en boek, met leeszaal en bibliotheek, met voetbalveld en zwembad. En zou dan de kerk staan buiten de politiek? Neen, dat kan niet, dat mag niet. Het verband tusschen kerk en politiek is natuurlijk eigensoortig. Maar een trouw lid van de kerk heeft toch ook in de dingen der politiek zijn standpunt te bepalen, zijn beginsel te verdedigen en te propageeren, zijn daad te verrichten. En nu is dat een heel oude waarheid voor de mannen en ook voor veel vrouwen. Maar toch is het voor u, vrouwen, noodig, dat ge bij uw eersten gang, dien de overheid u oplegt, naar de stembus, u opnieuw doordringt van de diepe gedachte, dat christendom als een zuurdeeg àlles moet doordringen, àlles moet beheerschen, heel het leven. Nu moet gij weten, vrouwen, dat ieder onder u, die thuis blijft en niet haar stem uitbrengt op den man, van wien gij redelijkerwijs kunt verwachten dat hij de beginselen van uw geloof ook zal handhaven in het politieke leven, verraad pleegt en het veld overlaat aan den vijand, die de kerk vertrappen, het gezin vermoorden, de school ontchristelijken, de vrouw zelf in haar huwelijksleven schenden wil. Ik weet het, men heeft zijn bezwaren. Men zegt: zou God dat willen? Is het niet in strijd met den aard en de bestemming der vrouw? | |
[pagina 222]
| |
En men beslist:God wil dat niet; stemmen is onvrouwelijk; en daarom; men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen; en hiermee uit. Maar zóó lichtvaardig moest men toch eigenlijk niet spreken. In de eerste plaats dringt de vraag zich op: meent ge dat wel ernstig, gij die zoo spreekt? Als ik werkelijk twijfel of God mij iets verbiedt, dat de overheid gebiedt, terwijl toch die overheid óók een macht is, die van Godswege boven mij staat, dan moet ik beginnen met dat vraagstuk zéér ernstig te onderzoeken, dan màg ik niet rusten, eer ik het antwoord weet. En als ik dat dan eindelijk weet, zeker en onomstootelijk vast, dan ben ik om Gods wille verplicht van mijn gevoelen hardop rekenschap te geven; de oogen van anderen ook open te breken en het volk, mijn volk, als een profeet, af te houden van de massazonde tegen den wil van God. Maar noch van het een, noch van het ander blijkt onder ons ook maar iets. Men onderzoekt niet; de dominees worden niet geraadpleegd; de vragenbussen in de kerkelijke pers worden niet bestormd: en dat is heusch niet, omdat andere bladen de kwestie al lang en breed besproken hebben, want het behoort nu eenmaal tot den aard der vragenbussen, dat ze antwoorden moeten op dingen, die al duizendmaal gezegd zijn. Neen, heusch, de kwestie leeft niet als gewetenskwestie onder ons volk. Gewetensbezwaren worden in smart geboren en die smart kondigt zich aan in wee-geroep; maar ze wordt niet weggeknabbeld met een pepermuntje of 'n gebakje. Men moet, na zóó weinig ernst gemaakt te hebben, niet zeggen tot God en mensch: God wil dat niet; want daarvoor heeft men te weinig onderzocht, daarvoor heeft men te weinig pijn van het conflict. Men moet niet probeeren Gods Naam ijdellijk in deze dingen to gebruiken.
Daar komt nog wat bij. Als stemmen alleen een RECHT was, dan zou ik u zeggen: onthoud u maar, wanneer ge ook maar in de verte twijfelt. Maar het is allereerst een opgelegde PLICHT. 't Is geen pleiziertocht, dien we te maken hebben, doch een krijgsgang, een oorlogsdaad. Van voorrechten kan ik me afmaken, maar van plichten zoo maar niet. Weet u, dat de overheid uw belastingpenningen altijd tot den laatsten duit toe besteedt op een God gevallige wijze? Wel neen - ge weet juist het omgekeerde. Als belastingbetalen een recht was, zoudt ge van uw bedrag aftrekken, naar percentage, wat besteed wordt voor anti-christelijke doeleinden. Maar ge betaalt - want dat is plicht. En ge kùnt zoo u in veel ernstiger zin niet afmaken van uw stemplicht. Die plicht is er nu eenmaal; en evenals gij niet graag uw medemensch ombrengt, maar als het gaat om verdediging van uw huis en uw goed, als het moet niet nalaat het zwaard te nemen en het geweer, zoo moet ook thans, nu het oorlog is, niet geredeneerd worden, maar gedáán, zelfs al zoudt ge voor u zelf meenen, dat | |
[pagina 223]
| |
een stemmende vrouw in een staatsleven, dat naar uw zin was ingericht, niet zou mogen gedoogd worden. Het staatsleven is nu eenmaal niet naar onze meening ingericht. Heel de stemmingsactie gaat uit van beginselen, en wordt gevoerd met wapenen, die naar ons aller overtuiging soms verfoeilijk zijn. Maar we hebben de wetten niet alleen gemaakt en wij kunnen de wetten niet verbeteren, tenzij we eerst ons eraan onderwerpen, als dat kan en mag en moet.
En dit doet de deur dicht: Het is oorlog. Er is nood. Zelfs al zou iemand meenen, dat in normale gevallen geen vrouw zich van het staatsleven in de praktijk iets moest aantrekken (wat ik niet erken), dan is nu nog voor zoo iemand het door Jezus zelf goedgekeurde gebruik van het noodrecht door David daar ten voorbeeld; van David, die brood van den tempel at, wat hem anders zou verboden zijn; want hij was in nood. Zoo is er nood, ook nu. De tegenstellingen verscherpen zich. De vijand wordt machtiger. Ten slotte loopt de strijd tegen de meest consequente Godloochenaars en revolutiekraaiers. Ze loopen ook in onze naaste omgeving rond, de menschen, die graag uw medechristenen zouden vermoorden, die graag uw kerk lieten springen en uw preekstoelbijbel aan flarden zouden scheuren. Ze loopen ook om u heen, die ons volk willen ontwrichten, onze regeering willen wegjagen, onze school ons willen afnemen, uw kind, - ook uw meisje, dat straks vrouw wordt - willen dwingen om de zaak van de vijandschap tegen de kerk te dienen, niet maar met een stembriefje, eens in de zooveel jaren of maanden. maar door dagelijkschen dienst. Zie naar Rusland en Hongarije. Nu moet ge het maar weten, of door uw thuisblijven, menschen en machten, die verwoesten, wat God gebouwd heeft, de overwinning behalen of zelfs maar benaderen - nu moet gij maar weten, of gij 'n kopje koffie rustig wilt drinken of een pleizierreisje maken, wanneer een ander, terwijl gij dat weet, uw huis met uw kinderen erin, in brand wil steken. Nu moet gij het weten, christenvrouw, of gij in een tijd. die van revolutie woelt, God wilt verloochenen. Als de revolutie kwam, hebben de vrouwen der revolutionairen altijd hard meegedaan. Schiller zei reeds in zijn lied van de klok: dan worden vrouwen tot hyena's! God vraagt u, dat gij zulke vrouwen van de straat en van het plein, van het schavot afhoudt. Gij behoeft dat niet te doen door het kabaal van die vrouwen met even groot kabaal to beantwoorden. Hij vraagt van u een daad van, zeg, 10 minuten. een daad, die meer is dan 't grootst geschreeuw. En dan zal uw stem-daad, uiting van een christelijk-zachtmoedigen geest, ook zijn voor Hem. Vrouwen, speelt niet een spel van lichtvaardigheid met de woorden God en geweten. Legt uw stembiljet voor Hem neer | |
[pagina 224]
| |
en wat buiten uw doen u in de hand gelegd is, en nu ineens u plaatst voor een zware verantwoordelijkheid midden in den strijd - gebruikt het! Doet het met vrees en beven. Doet het voor uw God. En verloochent Hem niet door uw thuisblijven. Als gij door een ander gezet zijt in den strijd en den kruitdamp, doe dan niet uw oogen toe. |
|