De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe zakdoekGa naar voetnoot*)Sommige beelden moet men onthouden. Ook dit van ds. v.d. Born uit zijn artikel in ‘Ons Kerkblad’ (Utrecht) betreffende de beweringen van Dr. F.H. von Meyenfeldt over de kerk: Het zal dr. Von Meyenfeldt ook wel eens overkomen zijn, dat hij een preekverzoek heeft aangenomen naar een plaats, waar niemand hem kende, en dat de scriba schreef of dominé een witte zakdoek in zijn rechterhand wilde dragen, om er aan herkenbaar te zijn, zodat de persoon, die hem kwam afhalen, kon weten: dit is ds. Von Meyenfeldt, dat is de persoon, die ik hebben moet. Zo moest die witte zakdoek dienen als een merkteken, als een kenteken. Dat kenteken werd de norm voor het handelen van die broeder. Dat kenteken ziende, voegde hij zich bij ds. Von Meyenfeldt en zeide hij: Ik zie, dat U ds. Von Meyenfeldt zijt. Heeft de Heere aan Zijn kerk geen merktekenen gegeven, waaraan wij haar kennen kunnen? Die merktekenen zijn voor ons de norm om er naar te handelen. Want wij zijn schuldig ons hij haar te voegen, en haar eenheid te onderhouden. Mij dunkt, het is nog al eenvoudig. Maar waarom dan in het Iabyrinth der kerkelijke debatten een stelling poneren, welke ons er niet uitbrengt, maar ons in dit labyrinth achter elkaar doet aankomen in een nooit eindigende cirkelgang? Nietwaar, de ‘ware kerk’ is de norm voor het institutair kerkelijk leven. Wij zullen nooit zeggen, dat wij aan die norm beantwoorden. Neen, ware kerk zijn wij niet. Maar elke kerkformatie vertoont er toch iets van. Maar de man, die ds. Von Meyenfeldt kwam afhalen vroeg een kenteken, om uit de vele reizigers zijn dominé te herkennen. Zo heeft God in Zijn genade merktekenen gegeven, om uit allen, die zich met de naam ‘kerk’ bedekken de ware kerk te onderscheiden. | |
[pagina 453]
| |
De zakdoek is voor de dag te halen. Als kenteken. En als kenteken. Men weet nu meteen, hoeveel confessionele ernst er zat in de opmerking, eerst van ds. N.Y.v. Goor (goed bedoelend Kuyperiaan) en toen van ds. H. Veldkamp (propagerend Heppiaans Kuyperiaan), toen van hen beiden geschreven werd over ‘latente kenmerken’. Bij zulke opiumkitten zegt men: houd je zakdoekje maar in de zak: de slapers sukkelen toch wel weg uit het licht, dat ‘openbaar maakt’ wát een ware en wat een valse vergadering is hier beneden. |
|