De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdWat zijn toch ‘terreinen’ en ‘kringen’? (I)Ga naar voetnoot**)Slagwoorden zijn mooi, maar gevaarlijk. Mooi zijn ze, inzoverre een genie, dat een probleem heeft doorgedacht, en een solutie, of begin ervan, gevonden heeft, in een pakken- | |
[pagina 188]
| |
de leus, een lenig adagium, een ‘gesmeerde’ spreuk, de quintessence daarvan geeft ‘in a nutshell’; ik vergelijk ze met vitaminetabletten, of met maggiblokjes, waarin, naar althans deskundigen zeggen, extract is van de een of andere voedende stof. Gecomprimeerd krijgt u de vitaminen op een presenteerblaadje. Gevaarlijk evenwel zijn ze, inzoverre de niet-geniale massa het maggiblokje in den zak, en vervolgens in den mond steekt. En den kinderen in den mond gééft De geniale denker, die het eerst de spreuk lanceerde, had natuurlijk in zijn geest heel den gedachtenschat, die erachter lag, en erin werd neergelegd, zo goed en zo kwaad als dat ging. Maar de massa heeft daar geen weet van. Zij moet door de poort van die kernspreuk naar binnen zien te komen, en het kasteel der theoretische overleggingen van den meester der spreuk, van buiten af komende, naar binnen trachten te verkennen. De auteur der spreuk daarentegen heeft op zijn kasteel gewóónd, hij heeft er ook - we zijn immers maar in de bééldspraak met die kastelen - gewérkt, en hij is dus van binnen naar buiten gegaan, toen hij de toegangspoort bouwde met het opschrift, dat den tekst der spreuk bevat, erboven. Het gevaar dreigt dus van twee kanten. De massa, die het opschrift boven de poort leest, wurmt en werkt ermee op haar manier, en denkt vaak er heel wat bij, dat de vader der spreuk er niet bij dacht. Of, ze laat weg wat hij als essentieel element erin heeft gezien. Of, ze hangt haar ketterijen eraan op. Dat kunnen ketterijen voor de eerste maal zijn, indien de spreuk zelf goed was. Was deze ook zelf ketters, dan hoopt de ketterij zich op: de ene voegt zich bij de andere. Is zo'n slagwoord duidelijk, en treft ze precies roos, dan is het gevaar natuurlijk veel minder. Wie de kernspreuk ‘zonder voldoening geen verzoening’ aanhoort, en dan bedenkt, dat hij zich op theologisch erf bevindt, en dat niet over mensen, maar over God hier wordt gesproken, die zal niet gauw de orthodoxe waarheid eruit kunnen wegwerken: tenminste, als hij geen barthiaan is: deze lieden staan in dit opzicht voor niets. Maar betreft het een spreuk, die zelf al commentaar nodig heeft, om althans haar eerste bedoeling duidelijk te maken, dan is het gevaar voor misbruik zeer groot. Dan dreigt het gevaar ook van dien kant. *** | |
[pagina 189]
| |
Vaak heb ik den laatsten tijd daaraan gedacht, als ik twee spreuken in het debat hoorde komen. De eerste is: elk terrein veroveren voor den Christus Gods (want: de ere Gods op alle terreinen des levens). De tweede: soevereiniteit in eigen kring. Het zijn twee slagwoorden, en ieder Reformatielezer, denk ik, kent ze van buiten. Het tweede is van Kuyper, het eerste sterk door hem gepopulariseerd. We zullen hier de moeite niet nemen, van deze gezegden een exegese te geven. Ongetwijfeld zou met name het tweede dit verdienen, want het is niet zo doorzichtig, al is het in zichzelf een prachtig specimen van gecomprimeerde vitaminen. Prof. Veenhof heeft er destijds uitvoerig over geschreven: men kan uit zijn geschrift wel commentaar genoeg erop vindenGa naar voetnoot*). Ruw gezegd betekent het slagwoord: dat elke levenskring naar eigen aard behandeld worden wil, dat God aan alle levenskringen een eigen wet gegeven heeft, dat men niet de wetten die voor den énen levenskring gelden op den anderen mag overdragen, en dat - om maar een voorbeeld te geven - niet de kerk mag worden behandeld als de staat, of de staat niet als het gezin; of het wetenschapsleven niet als het kunstleven. En zo voort. En wat de eerste spreuk - over de ere Gods op alle terreinnen des levens - wil, daar behoeven we geen toelichting bij te geven. Wat nu met die spreuken oorspronkelijk bedoeld werd, raakt langzamerhand vrij ver verwijderd van hetgeen er tegenwoordig door velen van gemáákt wordt. In ernst kan men tegenwoordig horen vragen: kunnen wij christenen ons ver houden van de bioscoop? Moeten wij dat terrein niet veroveren voor den Christus? Mogen we ons afzijdig houden van den dans? Moeten wij dat terrein niet voor den Christus veroveren? Kunnen we de sport wel laten gaan? Behoren wij dat terrein niet te veroveren? Is de padvinderij niet een indrukwekkende beweging? Niet veroveren? De jeugdherberg-beweging! Het kampeer-‘leven’? Niet veroveren? En zo voort. En zo voort. Daarnaast kan men andere opmerkingen vernemen. De kerk heeft in 1942 en zo ‘tucht’ geoefend. ‘Tucht’! In 's | |
[pagina 190]
| |
Heeren Naam. Zeggende: zo wil het de Heere, u moogt onze formule niet weerspreken, want ze is zijn eeuwig, onveranderlijk Woord. Toen zeiden anderen: maar dat was scheef: en er is gewerkt op een manier, die iederen wereldlijken rechter de haren te berge zou doen rijzen - mag dat allemaal zo maar? Het antwoord was dan: houdt die vergelijking in: kerkrecht is van eigen orde, wereldlijk recht is daarmee niet te vergelijken. Soevereiniteit in eigen kring! Of: iemand zegt: ettelijke voorgangers der antirevolutionaire partij hebben ons kerkscheurders en revolutionairen verklaard: en dat houdt natuurlijk in, dat we a-sociale elementen zijn, een bederf voor het volksleven: hoe kunnen we dan met hen als met leiders samenwerken? Hoe hun zedelijk gezag erkennen, als wij scherp zien, dat zij zélf de eenheid gebroken, den Naam des Heeren misbruikt, de kracht van het volksleven, de kerk, hebben gebroken door bindingen, die niet goed waren? Het antwoord klinkt dan: houd op, ge gaat véél te ver, ge haalt de ‘kringen’ door elkander: soevereiniteit in eigen kring! Een derde voorbeeld: in 1942 heeft ‘de kerk’ gebonden, dat wil zeggen geëist: niets te leren, dat niet HELEMAAL in overeenstemming was met de formule ‘wedergeboren’. Later heeft ze een formule in elkaar gedraaid, die op de andere heel veel leek, maar op één puntje vrijheid gaf, de eerste te weerspreken; ze werd dáárdoor openbaar als kerk-van-válse-binding, want het ‘HELEMAAL-in-overeenstemming-zijn-moeten’ was daarmee prijsgegeven. Als gij tot mij zegt: u moet me een gulden geven en ik ben van plan niet meer dan 99 cent te geven, en men zegt dan: neen, neen, het moet HELEMAAL-in-overeenstemming-met-100 cent zijn, en ik zeg op DIE vraag ‘neen’, en later mag het tóch 99 cent wezen, waarmee mijn ‘neen’ op de door u zelf zó geredigeerde vraag volkomen gerechtvaardigd is, dan kan iemand wel zeggen: een cent is maar een gekloofde haar, maar dan is dat toch niet meer dan een farizeeërspraatje (farizeeërs hadden vaak een best karakter), omdat het eerst heette, dat de Heere God, die zijn Naam en recht ook aan een gekloofde haar verbindt, ook die gekloofde haar wilde hebben. ‘Volkómen-in-overeenstemming’, die formule verbood ook het verschil van een gekloofd haar. En als een ander dan roept: foei, schande, rechtsverkrachting, dan komt er een stem van protest: woudt u soms kerkelijke binding met wetenschappelijke gelijk stellen? Mis, man, mis: soevereiniteit in eigen kring! | |
[pagina 191]
| |
Of, en dat is een vierde voorbeeld: er zijn professoren van een gereformeerde universiteit, die verklaren: als kerkmens bind ik me aan de formules van de kerk, want dat is kerkelijke binding, maar in mijn wetenschappelijke praxis, of mijn wijsgerige vereniging maal ik er geen zier om, en ben ik er vrij van, dan kunt ge honderd keer tegenwerpen: maar dat gaat niet, want u moet die kerkelijke formulieren BELIJDEN, en dat is een vóór-wetenschappelijk werk, waarmee al het wetenschappelijke overeen dient te komen, dan zegt men: houd op met uw dwaas rigorisme: soevereiniteit in eigen kring! En zo kunnen we verder gaan.
***
Nu ben ik vast overtuigd, dat men hier de tragedie beleeft van de kernspreuk van den kasteelbewoner enerzijds, en het ‘gebruik’ (misbruik) van de massa anderzijds. Tot ‘de massa’ kunnen ook prominenten van andere kastelen behoren. Soms begeven de prominenten van het eerstbedoelde kasteel zich zelf onder de massa, die een ander komt ‘benaderen’. Het wordt, geloof ik, nodig, de vraag te stellen: wordt hier niet gespeeld met het woord ‘terrein’ of ‘kring’? Ik geloof het wel. Billijkheidshalve dient erkend te worden, dat ook hier het gevaar niet van één kant gekomen is, dat wil zeggen niet alleen van de zijde der ‘massa’. Kuyper zelf, vader van de spreuk der ‘soevereiniteit in eigen kring’, beterGa naar voetnoot1) gezegd: popularisator ervan, heeft het woord ‘kring’ hier onduidelijk gelaten, en het begrip ‘soevereiniteit’ niet minder. Hij heeft de bekende leus opgeheven in zijn rede ter ‘inwijding’ van de Vrije Universiteit. Op zoek naar een schriftuurlijke formule, die de zijne dekte, greep hij naar I Cor. 15:23: een iegelijk in zijn eigen orde (orde = in het Grieks ‘tagma’). Letterlijk luidt de passage: ‘...mits ge maar erkent, dat er, zo talloos als de starrenbeelden aan het firmament, allerlei kringen in het leven bestaan, wier omtrek, van uit een eigen beginsel als middelpunt, getrokken is met vasten straal: het apostolische “hekastos en tooi idiooi tagmati” (ieder in zijn eigen “tagma”, dat is “orde”, K.S.). Gelijk men spreekt van een “zedelijke wereld”, een “wetenschappelijke wereld”, een “handelswereld”, een “kunstwereld”, zo spreekt men juister nog van “een kring” des zedelijken, “een kring” des huiselijken, “een | |
[pagina 192]
| |
kring” des maatschappelijken levens, elk met een eigen gebied, en omdat ze een eigen gebied vormen, met binnen den omtrek van dat gebied een eigen Souverein’. Deze laatste hoofdletter is óók heus van Kuyper zelfGa naar voetnoot2). Hier liggen voetangels en klemmen genoeg. Allereerst dat Griekse, apostolische woord ‘orde’. De mensen, die de Statenvertaling lezen, en het verband niet naspeuren, denken daarbij aan zo iets als ‘regel’, ‘norm’, ‘wet’. Maar de apostel dacht bij zijn schrijven van I Cor. 15 aan heel wat anders. Hij spreekt daar over de opstanding der doden: eerst Christus, VERVOLGENS die van Christus zijn bij Zijn wederkomst, DAARNA komt het einde. ‘Orde’ heeft hier niet de betekenis van ‘wet’, ‘norm’, of iets dergelijks, maar van ‘bataljon’, ‘compagnie’; een goed leger (het militaire beeld ligt oorspronkelijk in het woord ‘tagma’) marcheert gedisciplineerd: ieder mannetje in zijn eigen compagnie, of bataljon, ook iedere generaal bij zijn eigen tros. ‘Orde’ betekent hier ‘afdeling’, ‘groep’, ‘klasse’, ‘colonne’. Het verband van I Cor. 15 moge ook aan rang-verschillen denken (Christus is niet alleen in het kader van het Nieuwe Testament in den tijd de eerste, maar is ook in rang de eerste-ling), doch strikt genomen geeft Paulus hier verschillen-in-tijd aan. Fundering van wat Kuyper op 20 oktober 1880 betoogde, geeft dus dit apostolisch woord allerminst. Wél kan men onder verwijzing naar dit paulinische woord betogen dat bijvoorbeeld een kerk, die ‘tuchtigt’, en ‘bindt’ en ‘schorst’ en zo, met schending van Christus' recht, en die dus ‘tucht’ oefent op aarde, zonder dat er tucht in den hemel is, zonder dat Christus VOOROPGAAT als de generaal, gruwelijk ZONDIGT tegen de soevereiniteit in eigen kring, want ze laat niet een iegelijk in zijn eigen ‘orde’ (‘tagma’) komen: de colonne-Grosheide-Ridderbos wordt in de uitwerpingen van 1944 niet voorafgegaan door den Wetgever Christus: ZIJ commanderen wel (op zekeren dag): ‘helemaal in overeenstemming met onze formule wedergeboren, voorwaarts mars!’ maar zij kregen dit commando niet van den Eersteling Christus. Zo'n kerk moet mij geen seconde ophouden met haar gedrens (want nu is het niets anders dan dit, het is nu een miserabel afweermaatregeltje tegen eerlijke kritiek): soevereiniteit in eigen kring! Ze hebben daar de ‘orde’ geschonden, en de Soevereiniteit ook. Dat is een eerste calamiteit. | |
[pagina 193]
| |
Een tweede: wat is er toch met dat woord ‘soevereiniteit’? Betekent dat soms dat elke kring een eigen ZEDEWET heeft? Geen sprake van! Dat ze AUTONOOM is? Geen kwestie van! Ik ben er zeker van, dat velen zich bij de exegese van die bekende spreuk hebben horen herinneren aan de formule van Genesis 1: God schiep elk ding NAAR ZIJN AARD. Maar dat staat daar niet van ‘kringen’ van schepselen, doch van ‘soorten’ van schepselen, bomen, vissen, mensen, olifanten, muggen, parkieten, radijsjes, bloemen. En het gaat er in Genesis 1 niet over, hoe die schepselsoorten (die men nooit in 'n geïsoleerden ‘kring’ ziet optreden, in een ‘reservaat’ bijvoorbeeld waar alleen vissen, of alleen bomen, of alleen radijsjes groeien) worden geregeerd of gebruikt, of eventueel ‘uitgevonden’, veranderd door de mensen in overeenstemming met de zedelijke wet des Heeren (die ongetwijfeld wil, dat wij alle creatuur zullen behandelen naar zijn aard), doch het gaat er in Genesis 1 over, hoe elke soort zich vermenigvuldigt en haar leven leeft naar eigen groei-wet en levens-ordinantie. Een derde moeilijkheid, met de eerste samenhangende: wie of wat heet hier ‘Soeverein’, met eigen hoofdletter? Niet maar ‘DE’ Soeverein, maar ‘een’ Soeverein? Niet maar de éne Soeverein, die over alles gaat, maar ‘een eigen Soeverein’ voor telkens weer een anderen kring? Hoe het den hoorders in de Nieuwe Kerk te Amsterdam op 20 oktober 1880 gegaan is, weet ik niet; misschien hebben zij Kuyper begrepen tot den bodem. Mij gelukt het niet, en, nu ja, het voorgaande zinnetje méén ik eigenlijk niet. Soevereiniteit omschrijft Kuyper als ‘het gezag, dat recht bezit, plicht heeft en macht oefent, om elken weerstand tegen zijn wil te breken én te wreken’. Het is me nog al wat, dat laatste. Maar wie of wat is nu de Souverein? Natuurlijk kent Kuyper God als Souverein. ‘Absoluut’, ja, ‘enig Absoluut Soeverein’, zegt Kuyper van Hem. Later zegt hij: de volstrekte Soevereiniteit is overgedragen aan Christus, den mens (cursivering van Kuyper). Door Hem overgenomen om weer teruggegeven te worden. Dat klinkt allemaal nog vrij duidelijk. We lezen dan ook een poosje later, dat DE Soeverein ‘op stof door kracht werkt naar vaste wet op het gebied der natuur’ (Kuypers bekende natuurbeschouwing). Maar onmiddellijk daarna krijgen we ‘kringen’, waarin niet de Soeverein God werkt, maar iets anders. DE LOGICA heeft alleenheerschappij op het ‘gebied’ des denkens’ (het denken beheerst dus zichzelf: de logica wordt hier, om een niet steeds juist gehanteerde term te bezigen: verabsoluteerd). Het ‘gebied’ des | |
[pagina 194]
| |
geloofs heeft daarentegen een omtrek, binnen welken ALLEEN DE PERSOON ZELF Soeverein is (hoofdletter van Kuyper); en dat lijkt me al net zo grondig mis als dat woord over die logica. Een poosje later komt weer God aan de beurt (blijkbaar moet Hij delen met Zijn creatuur, de ‘persoon’, en met een verrichting van zijn creatuur, namelijk de logica). Want op het gebied der consciëntie heeft volgens Kuyper niemand soeverein te gebieden dan ‘de Heilige zelf’. Een poosje later is niet de logica, maar de WAARHEID ‘Soeverein’ in de wetenschap (en waarheid is weer heel wat anders dan logica). Bovendien is ze evenmin God of Christus als logica, of persoon, of...beginsel. Want herhaaldelijk ook weer lezen we, dat ‘ons BEGINSEL’ (bijvoorbeeld ons Beginsel van Gereformeerd) soevereiniteit in eigen kring moet hebben. En wat is een beginsel? Zwijg stil, gij nieteling, want niet het individu mag namen voor beginselen en voor die beginselen omschrijvingen maken, maar dat recht komt alleen toe aan het gezaghebbend orgaan, dat in den kring des geestelijken levens drager van het historisch leven is. Wie is er al niet drager van het historisch leven? En wie staat er al niet op den bodem van de Gereformeerde belijdenis, laat staan: beginselen? Soevereiniteit in eigen kring ligt ten grondslag, zegt Kuyper, en de synoden, die het nodig hebben, mogen toehoren, ten grondslag aan geheel de presbyterale kerkorde. Maar hoe prettig we het ook vinden, dat de Ridderbossen en Grosheides dit lezen, we moeten erkennen dat we tegenover hen geen stap ermee vorderen kunnen. Want...zij kunnen er natuurlijk evenmin uit wijs worden als wij, al zullen zij het misschien niet zo on-netjes zeggen. We kunnen nog andere bezwaren noemen. Maar we stevenen liever op ons doel af. We hebben op te merken, dat in deze passages van Kuypers overbekende rede met dat óf gezegende óf fatale slagwoord de beeldspraak weer voor de zoveelste maal het ongeluk is, het ongeluk, het ongeluk. De redenaar pakt de hoorders er mee, en ze raken wég. Maar als het nageslacht nuchter leest, verzucht het, dat de redenaar hun niet toesprak met een gelijkenis van de grot, zoals Plato eens deed, maar ze altijd maar weer meetroont naar de grot van de gelijkenissen. Wie exegese vroegen, werden afgepoeierd (Lindeboom, Ten Hoor en anderen). Ik weet niet, wat die ‘kringen’ zijn; ik weet alleen, dat alle beunhazen hun gang kunnen gaan met het kringenmaken als ik lees, dat er zoveel kringen zijn als starrenbeelden aan het firmament. We hebben dus óók zoveel eigen Soevereinen als starrenbeelden aan het firmament. Dat wordt wat. Ik | |
[pagina 195]
| |
weet ook, dat die ‘terreinen’-leer Kuyper altijd dwars gezeten heeft: den enen keer krijg je bij hem terreinen (of: kringen) zoveel als de sterren(beelden) aan den hemel of het zand aan den oever van de zee, den anderen keer twéé stuks, eentje van de gemene en een ander van de particuliere genade. Ik weet ook, dat die soevereinen, pardon, Soevereinen, door Kuyper op het paard gezet zijn in een ommezien. Wetenschap? Klaar zijn we: de logica. Liever de Waarheid? Best, kan ook wel. Consciëntie? Dezen keer geen ‘-heid’, maar de Hij: de Heilige zelf. Natuur? De groeiwet van alle organisch leven den enen keer; God, de Voorzienige, den anderen. Ik weet ook, dat die terreinen, of kringen, den enen keer worden voorgesteld onder een beeld, dat met mathematische figuren niets te maken heeft, den anderen keer - zie hierboven - is de mathematische figuur van cirkel, en straal, en middelpunt zomaar bij de hand; krijgen we de verzekering, dat er een door zo'n cirkel afgepaald GEBIED is, en een poosje later de dezen keer weer wat nuchtere verzekering, dat die gebieden natuurlijk in elkaar ingrijpen. Wat ook wel waar zal wezen. Maar wat meteen de vraag opwerpt: hoe staat het nu toch met de Soevereiniteit van die Soevereinen, zo talloos als de starren? Neen, ik spot niet. Ik weet, dat tientallen eerlijke mannen met dit woord van Kuyper den boer op gegaan zijn, de redactietafel hebben bediend, en ‘naar aanleiding’ (dat is 't 'm juist) van dit door hem zelf met goede gedachten opgevulde slagwoord ware, en goede en stimulerende dingen hebben gesproken. Geen hunner hoeft me hier te lijf te gaan. Misschien kunnen citatenzamelaars wel uit mijn eigen geschriften citaatjes vinden: op dat terrein is alles mogelijk, voor wie geen groei en geen verband ziet en geen proza van poëzie kan onderscheiden. Maar als 't op de záken aankomt, dan vind ik Kuypers betoog ter opening van de Vrije Universiteit een monstrum van zwakheid, een prachtig voorgedragen begrippenspel, waarvan de diepe ernst gereformeerd was, doch geen moment tot dogmatisch-wijsgerige uitwerking kwam. En dat hindert me niet. Maar wel hindert het de kerk, en het christelijk geloof, en het christelijke leven, dat men, voortbordurende NIET op de sterkere, doch op de zwakkere momenten in Kuypers werk nu zijn slagzinnetje gaat misbruiken, om alle ‘terreinen’ op te eisen, en alle ‘kringen’ soeverein te verklaren, zo, dat iedereen alles mag, en iedere kerkeraad overal zijn mond buiten houden moet, vanwege die soevereiniteit in eigen kring. Er wordt hocus-pocus gespeeld met Kuypers woorden en domi- | |
[pagina 196]
| |
nees, plus anderen, die tegenwoordig de hele zogenaamd ongelovige cultuurwereld de kerk laten binnendringen, lopen den énen keer te kwelen over een ‘cultuur’-crisis (ze bedoelen, dat de boel in de war gelopen is, en dat de leiders met het volk de kluts kwijt zijn, en de uitzifters van de mug den zwelgers van de kemels niet meer de baas zijn); en den anderen keer lopen ze te lachen van blijdschap, die ‘vroom’ heten wil. Want: alle terreinen opeisen voor Christus, ook dat van dancing en bioscoop! Ze zijn met dat slagwoordje dan ook nog Kuyperiaan in eigen oog en in dat van een of anderen synocratischen ouderling, die nog pas zich in postuur zette om Kuyper te redden, bijvoorbeeld van die vreselijke vrijgemaakten... We moeten daarom volgende week nog maar even doorpraten over dit onderwerp. |
|