De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdOver ‘moederlijke’ tuchtGa naar voetnoot***)Amice, Heb je al de nieuwe brochure van dr. B. Wielenga gelezen?Ga naar voetnoot****) Zo ja, dan behoef ik je mijn mening er niet meer over te zeggen. Ze is een liefkozing, geen slag. Dus ook geen slag in de lucht. Maar | |
[pagina 133]
| |
wel een liefkozing in de lucht. Ik bedoel maar: zij raakt de kwesties niet aan, die werkelijk in geding zijn. Bij het bladeren in dr. Wielenga's geschriftje trof me één passage. De schrijver heeft het ergens over moederlijke tuchtGa naar voetnoot*). Ik weet niet precies meer, hoe het er staat, want Adolphus was deze week zowat zwervende, en heeft de brochure niet bij de hand. Maar hij meent zich te herinneren, dat volgens dr. Wielenga de tucht der Kerk een beetje meer moederlijk moet zijn. Is de Kerk niet de moeder der gelovigen? Een beetje méér moederlijk dus. Dat zal wel willen zeggen: niet zo robuust. Niet zo streng. Niet zo op den man af. Niet zo bars. Niet zo wettisch. Een beetje meer ‘begrip’. Een ietwat zachte hand. Een tikje gemoedelijkheid erbij. Den stouten jongen in het grote kerkgezin meer behouden willen en hem dat ietwat omslachtiger zéggen ook. Moederlijke tucht. Je weet, m'n waarde, ik ben wat ouder dan jij. Jij zult, het niet zo bewust hebben ‘meegemaakt’, als ik, want jij was in '26 nog maar een baby of iets meer. Enfin - in '26 hadden we de kwestie-Geelkerken. Dezelfde dr. Wielenga heeft ook toen met enkele anderen een brochure geschreven; ik meen onder den titel: ‘Ons aller Moeder’Ga naar voetnoot**). Ook toen was het motief: de Kerk is een moeder der gelovigen, ze moet dus een tikje zachtmoediger zijn in haar tucht. Een beetje meer fluweel om de hand, die de stoute kinderen slaat. Ik herinner me, dat een preadviseur der synode-van-destijds - hij was er ook nog in '42 en '44 - na dr. Wielenga's eerste brochure opmerkte: dat boekje heeft het meeste kwaad gedaan. Het meeste kwaad dus aan de toenmalige synode. Hoe de nieuwe brochure-Wielenga den synodalen leiders smaken zal, weet ik niet. Wel weet ik, dat ze met deze leiders nog al ‘moederlijk’ omspringt. En met de anderen dan? Met de uitgeworpenen dan? Ja, wat moet ik daarvan zeggen? Indien moeders de gewoonte hebben, het fijne puntje te verdoeze- | |
[pagina 134]
| |
len in haar gesprek met de stoute kinderen, of...tegenover beide partijen, die uit elkaar geslagen zijn, zo te handelen, ja, dán is dr. Wielenga ook tegenover hen zeer ‘moederlijk’. Zéér. Mij al te zeer. Want ik vind maar: je moet ook aan de uitgedrevenen goed de waarheid zeggen. ALS het maar de WAARHEID is. En...ALS het maar TER ZAKE is. Maar ik ben bang, van de vrouwelijke abonnees die deze correspondentie volgen, de oren gewassen te krijgen, wijl ik de vrouwelijke pedagogie te laag aansla. En daarom laat ik maar in het midden, of dr. Wielenga metterdaad de moederlijke tucht recht tekent. Beeldspraak is bij vrouwen erg geliefd. Maar daarom ook des te gevaarlijker voor de mannen, die den vrouwen met hun beeldspraak te na komen, naar vrouwelijk oordeel. Dan is soms de vrouwelijke afstraffing allesbehalve ‘moederlijk’. ‘Da werden Weiber zu Hyänen’, aldus Schilder. Maar nu wordt het ál te gevaarlijk; ik laat het chapiter rusten. Temeer doe ik dat, omdat ik het helemaal niet eens ben met dr. Wielenga's lievelingsdenkbeeld van moederlijke kerktucht. Is de tucht moederlijke handeling? De Catechismus noemt haar sleutelmacht-bediening. En sleuteldragers zijn meestal potige mánnen, dacht ik zo. Ze vragen een wachtwoord. Ze dragen de uniform der hellebaardiers. Het zijn ‘de Zwitsers’. Ze hebben barse stemmen en laten niet met zich spelen. Want ze hebben hun baas boven zich. Ze hebben hun Koning boven zich. De tucht moederlijk? Maar Christus' gezanten heten toch óók ambassadeurs? Ik dacht, dat die nog al zakelijk moesten zijn. En officieel. Hun opdracht is die van ‘Wachters’ op Sions muren. Zulke muurwachters zijn ook nog al stroef, dacht ik zo. Ik wou maar zeggen, amice, dat de Bijbel al die beelden door elkaar gebruikt. Vrouwelijke én mannelijke. En dat het daarom gevaarlijk is, van al die beelden er één, of één reeks, speciaal naar voren te laten komen. Bovendien: ‘is 't wel waar’, dat de kerk om haar tucht moeder heet? Ik dacht, dat óók de onderwijzer kon tuchtigen. En ook tante. En ook opa. En ook vader. En ook de politie. En dat dus het moederzijn der kerk niet uit de tucht te verklaren is. Het tuchtigen, dát deelt de moeder mét den onderwijzer, en met tante, en met opa, en met vader en met de politie. Maar het baren, dat doet alléén zij. | |
[pagina 135]
| |
En juist om dat BAREN van de kinderen heet de kerk moeder. Evenals Hagar, en Sara, die beiden kinderen baarden aan Vader Abraham. Zo staat het in Galaten. En aan Galaten 4 danken we de hele beeldspraak van de Kerk als moeder der gelovigen. Welnu, hoe en waardoor dacht jij nu, dat de Kerk haar kinderen BAARDE? Je weet het, m'n waarde, nog wel van de catechisatiejaren: ze baart haar kinderen door het WOORD. Door het gepredikte Woord. Daarom mag de Kerk aan dat Woord niets veranderen. Ook niet met de moederlijkste bedoelingen. Er moet niets af. En er moet niets bij. Want het Woord is het zaad der wedergeboorte, zegt de Bijbel. En als de Kerk dat zaad denatureert, dan is het uit met haar baren, en dus met haar moederschap gedaan! Dan is het uit met dat moederschap. Als de Kerk in het Woord - ook het tuchtwoord!! - iets verandert, dan doet zij niet als de leven-geefster, dat wil zeggen de moeder, doch als de gifmengster, de levenneemster. Dan baart ze niet. Dan wekt ze abortus op. Hetgeen misdadig is. Als dus dr. Wielenga werkelijk zou bedoelen: dat de synode iets zoetsappiger optreden moet tegen werkelijke delinquenten, dan zeggen wij daar helemaal geen amen op. Wij willen niet, dat onze professoren Greijdanus en Schilder moeten ‘leven’ van Kerkelijke zoetsappigheid. Een haal over den neus, en dan maar laten gaan. Zó ‘moederlijk’ wou Pilatus doen met Christus: geselen, dan is ‘hij’ toch verder wel ongevaarlijk, niet? Maar God heeft Pilatus alzo niet gewild. En wij willen zo'n ‘moeder-Pilatus-Synode’ niet. Wij verwijten de synode niet, dat ze HARD getuchtigd heeft. Wij verwijten haar, dat ze HELEMAAL NIET getuchtigd heeft. Dat ze geknoeid heeft. Dat ze het recht Gods geschonden heeft. Dat ze dat bewijst, doordat haar rechts-regelen, waarmee de professoren Greijdanus en Schilder vervolgd zijn, later weer over boord geworpen zijn. Tucht is Woord-bediening. Zo dacht ik het in mijn kerkelijken eenvoud. En als de ‘moeder’-kerk waarlijk moeder is, dan zal ze Gods Woord over en in de TUCHT streng handhaven. En daardoor anderen baren, misschien nog wel te elfder ure alsnog ‘baren’ de haars inziens onwedergeborenen, die ze als onwedergeborenen heeft uitgebannen (immers der afsnijding waardig hen oordelende!). De synode kent Gods Woord inzake de TUCHT uit den Catechismus, de Belijdenis en...de Kerdenordening. | |
[pagina 136]
| |
Maar indien ze almaar door het fijne puntje van haar dusgenaamde vonnissen omzwachtelt, er wat mee heen en weer scharrelt, en anderen rustig laat doen, hetgeen ze aan de eerst-uitgeworpenen op het strengste ‘verbood’, dan bedient ze het Woord Gods, inzake de evangelische-verlossingsacte - die TUCHT genaamd wordt - niet meer. Dan doet ze niet moederlijk. En niet vaderlijk. En niet wachterlijk. En niet ambassadeurachtig. En niet in sleuteldrager-stijl. Dan doet ze wat de profeten noemen: hoereren. Men moet het mooie woord ‘moeder’ niet naar beneden halen. En lelijke overtredingen van de Kerkenordening niet óppoetsen door daaraan een alleen maar gradueel verschil met moeder-acten toe te dichten. Ze hebben daarmee een principieel verschil. ‘Wie den wil Mijns Vader doet, die is mijn moeder, mijn broeder en zuster.’ Zó sprak eens de Heiland. Het blijve ons gezegd. Ook jou en mij, mijn waarde. Met vaderlijken-moederlijken-broederlijken-kerkelijken groet: je ADOLPHUS VENATOR. |
|