De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe ‘K’ van VonkenbergGa naar voetnoot**)In die bondenGa naar voetnoot***) nu moeten wij staan op positieve vorming en voorlichting van onze eigen jongens en meisjes voor wat wijlen ds. J.E. Vonkenberg eens genoemd heeft: K.S.M. Die drie letters betekenen: Kerk, Staat, Maatschappij. Voor Kerk: - maar hoe zouden wij dan kunnen samenwerken met de synodocraten, zo lang zij in hun zonden blijven? Zij zullen toch niet willen beweren, dat hun Bond niet meer de jongelui vormt van hun ‘Kerk’. Doch wij ontzeggen hún ‘Kerk’ den naam en de ere van de voortzetting der oude kerk te wezen. En hun leerbegrip van een ‘kerk als organisme’ tegenover dat van ‘kerk als instituut’ wijzen wij af. De kerk komt organisch tot haar instituering; dat instituering zit er nu eenmaal in. Het zit de kerk in het bloed. Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan. De Kuyperiaanse kunstgrepen met die begrippen van ‘kerk als | |
[pagina 132]
| |
organisme’ en ‘kerk als instituut’ verwerpen wij; want Kuyper (A) en in zijn voetspoor straks des te feller zijn thans een stylietentongGa naar voetnoot*) tegen ons uitstekende epigonen hebben deze principiële fout begaan, dat zij - tot in hun zogenaamde ‘interpretatie’ (!) van de belijdenis - de handelingen van de kerk als organisme aan een ander subject toegeschreven dan aan die van de kerk als instituut. Precies in diezelfde denkfout verviel ook de filosofie van de wetsidee, zoals die bijvoorbeeld verdedigd werd door ds. SpierGa naar voetnoot**). Daar viel onder de ‘kerk als organisme’ ook de christelijke staat, de christelijke maatschappij en zo voort. Ook daar was het handelend subject, dat ‘kerk’ (als organisme) heette, een ander dan dat van de kerk als instituut. Maar wij houden ons liever aan den gezonden regel, dat, onverschillig hoe men de kerk ook verder aanschrijft, de kerk als dit, of de kerk als dat, de kerk zús of de kerk zó, in al die nadere omschrijvingen het subject ‘de kerk’ hetzelfde moet wezen. En als wij dus onze jonge mensen des zondagmorgens en des zondagmiddags oproepen tot de kerk, de van zondige leringen en besluiten vrijgemaakte kerk, wij hen ook des zondagavonds of ‘in de week’ op hun jeugdsamenkomsten willen vormen voor deze, onze vrijgemaakte kerken. De ‘K’ van Vonkenberg ligt ons na aan het hart. |
|