De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe Chr. Geref. Kerk en de pluriformiteitGa naar voetnoot*)Ds Kersten heeft met ‘De Wekker’ een discussie, welke hier blijve rusten. In ‘De Saambinder’ geeft hij volgende herinnering: De Synode der Chr. Geref. Kerk is tot de erkenning gekomen, dat door de Geref. Gemeenten in Nederland de historische lijn der kruiskerken niet is afgebroken. Op dien grond is toen in 1925 door de Synode der Chr. Geref. Kerk te Groningen het volgende besluit genomen:‘De Synode (der Chr. Geref. Kerk. K.) besluit de poging tot vereniging met de Gereformeerde Gemeenten te komen, voort te zetten en deelt deswege de Synode der Gereformeerde Gemeenten mede, dat vereniging, volgens haar, mogelijk is op den grondslag, waarop in 1869 de gemeenten onder 't kruis met de Afgescheidenen verenigd zijn.’ (Acta art. 49.)Dit besluit had een geschiedenis. Tot een poging om met de Geref. Gemeenten te verenigen was in 1919 door de Chr. Geref. Synode besloten, maar met de nadrukkelijke verklaring, dat de Chr. Geref. Kerk gebonden is aan het ‘behoud van het beginsel’‘dat alle Gereformeerden uit alle kerken naar eis der Heilige Schrift en Formulieren van Enigheid geroepen zijn zich tot de Chr. Geref. Kerk te voegen’. (Acta Syn. 1919 art. 62).De Chr. Geref. Kerk stond op het standpunt alleen de ware kerk in Nederland te zijn. Alle Gereformeerden daarbuiten waren volgens haar gehouden zich tot die ‘ware’ Chr. Geref. Kerk te voegen. Van verenigen was op dien grond voor de Geref. Gemeenten zelfs geen sprake. Ja, zulk een voorstel beoogde geen verenigen, maar opslokken van anderen in de enige, ware kerk in Nederland, t.w. de Chr. Gereformeerde. | |
[pagina 441]
| |
hierin, dat de Geref. Gemeenten enerzijds de historische voortzetting waren van de actie Ledeboer en anderzijds (en daarom gaat het nu) van de kerken onder 't kruis van 1834-'39. Hoe dit besluit der chr. geref. synode zich verdraagt met die in ‘De Wekker’ soms gegeven betuiging van instemming met wat ‘De Heraut’ over de pluriformiteit schreef, vat ik niet. Maar hetgeen ik niet vat, is meer, dan waar ik wèl bij kan. Ter afsnijding van misverstand: ik zou niet graag de Geref. Kerken voor haar deel zien verklaren, wat de chr. geref. kerk heeft beweerd ten aanzien van zichzelf in 1919. Zie, wat ik onlangs schreef over de beweeglijkheid van het instituutGa naar voetnoot*). Een instituut, dat zelf, door welke oorzaak ook, de schuld draagt dat gelovigen er buiten blijven, vervalt in het kwaad der secte. Deze erkenning is natuurlijk heel wat anders dan een pluriformiteitstheorie. Want deze stompt den prikkel tot samenvoegen van wat bijeenhoort, af. |
|