De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
bruiken’, na alles wat hiervoor gezegd is, ‘vrijmoedigheid’ om, niet bij wijze van ‘Retourkutsch’-zending, doch uit behoefte tot scherpe positie-verkenning, nu onzerzijds te verklaren, dat het spreken van pluriformiteit der kerk, op de wijze, waarop het in dat almanak-artikel geschied is, zelf een epigonistisch werk gebleken is. Het nam over, wat onmiddellijke voorgangers gezegd hadden, toetste hun argumenten niet, gaf zelf onjuiste argumentatie, en ging voorbij aan het toch wel tot voorzichtigheid manende feit, dat die onmiddellijke voorgangers zelf in hun bespreking van dit éne punt al hun wetenschappelijke en polemisch-apologetische vaardigheid hadden onzichtbaar gemaakt. In het bedoelde artikel heeft de schrijver dan ook niet ons kunnen overtuigen, dat ernstige studie ditmaal er achter lag. We hebben in onze eerste reeks gesproken over de vertaling van Calvijns latijn; had de schrijver kennis genomen van de rapporten, die bij de reeds genoemde synode ingediend zijn over de kwestie-Dr Buizer, dan zou daar door hem een betere vertaling zijn aangetroffen dan die, welke wij, onder andere, op het punt van haar juistheid hebben moeten bestrijden. Daarom vergunne men ons een bescheiden verzoek: voordat men weer zijn broeders verwijte, dat zij als echte epigonen het ‘èn-èn’ der grote voorgangers niet aan kunnen, onderzoeke men eerst wat nauwkeuriger. Het ‘èn-èn’ is in deze bewogen tijden wel zó gevaarlijk gebleken, dat men in zijn doxologieën ermee voorzichtig moet zijn. Van de pluriformiteit der kerk tot de pluriformiteit der waarheid is een kleine stap. Maar een noodlottige. Hiermee beëindigen wij deze reeks. |
|