De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Levende kerk’ en ‘bolster’.Ga naar voetnoot*)Prof. Dr H. Visscher, onzen lezers bekend, heeft voor de Hervormde jongelingen gesproken over de Afscheiding. Ds Boeijinga neemt daarvan goede nota. In ‘Het Kerkblad’ (Haarlem e.o.) zegt deze: Van te voren stond wel vast, dat Prof. Visscher ter vergadering van de Herv. Geref. Jongelingsbond, bij alle waardering voor de Afscheiding, haar toch niet zijn fiat zou geven. Doch ook nu weer is gebleken, hoe zwak de gronden voor die weigering zijn. | |
[pagina 371]
| |
ware Gereformeerde ledematen en zich te willen verenigen met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering’. Zodra de kwesties scherp worden gesteld, onttrekt men aan de scherpte van het probleem en aan de zwarigheid van een ondubbelzinnig ‘ja’ of ‘neen’ op een scherp gestelde vraag maar al te dikwijls zich door gemakkelijke, de aandacht afleidende, 't probleem verdoezelende beeldspraak. Zo is het hier met dien ‘bolster’ van Prof. Visscher. Een instituut is geen bolster, waarin een ‘levende kerk’ gevangen zit los van dat ‘leven’. Tot de door God bevolen levens-verrichtingen behoort o.m. het institueren, en 't altijd-weer-gehoorzaam-zijn-in-het-institueren der kerk. De één doet dat, de ander doet dat niet. De één gehoorzaamt, de ander niet. Maar dan moet die ander niet klagen dat hij in een bolster is gezet. Een bolster is er om een vrucht, en God heeft ze beide doen wassen, de bolster is dus goed. De vrucht is het ook. Beide zijn even onmisbaar. Men moet - àls men van een bolster praat - niet zo veel kwaad van dat goede maaksel Gods zeggen. En men moet vooral niet een ding, dat levende mensen verknoeien door ongehoorzaamheid, een bolster noemen, waarin de vrucht, des bolsters gevangene, Gods gevangene (zou men dus kunnen zeggen, als men onthouden heeft, wat een bolster nu eigenlijk is) te kermen ligt. Het is allemaal fantasie van dien bolster, en probleem-ontduiking. Terecht zegt dan ook Ds. Boeijinga tot het levende lid van de levende kerk: En nu susse Prof. Visscher zijn consciëntie niet met het feit, dat niet één Gereformeerde predikant geweerd wordt van een Herv. preekstoel en dat alle Gereformeerden in de Herv. kerk worden vrijgelaten om hun geloof te belijden en te beleven. | |
[pagina 372]
| |
O, die ellendige beeldspraak, die zonde, welke ik heden laten móét, goedpraat, en er een ding van maakt, dat God geschapen heeft! Bolster? Als de levende vrucht in een bolster besloten liggen zou, dan mocht en dan kon zij er niet uit, eer het Gods tijd, de tijd der rijpheid was. Want de bolster was dan goed. ‘Alle schepsel Gods is goed’. Wie heeft ooit gezien, dat God een kwade bolster schept om een goede vrucht? Niet één. En is er ergens heus een goede vrucht in een kwaden bolster, dan is daar dat ‘vreemde vuur’ op Gods altaar, waar ook de hervormde bonds-dominees zo graag over preken (maar dan gaat het over andere kwesties). Dan is daar mènsenwerk geweest, schending van de terreinen, anti-nomische verbinding van wat God uit elkaar wil houden. Heel die beeldspraak demonstreert de zwakheid van zulke apologetische redenen. |
|