De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Een goede buur is erger dan een slechte vijand’.Ga naar voetnoot*) Antwoord van Ds P. van Dijk.Onze lezers herinneren zich de vriendschappelijke discussie, die ik met Ds P.v. Dijk (Kroniek ‘Geref. Theol. Tijdschr.’) had onder bovenstaande motto.Ga naar voetnoot**) Ds van Dijk is zo vriendelijk, mij te antwoorden in de jongsteGa naar voetnoot1) Kroniek. We stellen met vreugde vast, dat er van ernstig meningsverschil ook volgens hem geen sprake is. In hoofdzaak zijn we het eens. We beperken ons daarom tot enkele kleinigheden. Sprekende over de idee van goede ‘buurschap’ met de Chr. Gereformeerden, zegt Ds van Dijk: Ik heb toen, zoals men zich herinneren zal, de uitspraak gedaan, dat ik liever met de Chr. Gereformeerden in goede buurschap leven wou, dan in een ongelukkige huwelijkseenheid. In ieder geval leek mij jarenlange verloving niet ongewenst, die iets van het wantrouwen zou vermogen weg te nemen. Ik zou op willen merken, dat ik, zonder daarmee iets ten nadele van Ds Knap te zeggen, zelf herhaaldelijk heb gewáárschuwd tegen dat ‘afvliegen op beelden’. Als dus inderdaad dit een deugd zou zijn, dan moet ik de eer van deze deugd helaas mezelf ontzeggen. Mocht voorts iemand menen, dat ik het gesprek met Ds van Dijk heb laten vastlopen op dat ‘beeld’, dan wijs ik erop, dat ik expres een tweede beeld erbij nam, en straks met loslating van alle beeldspraak | |
[pagina 275]
| |
terecht kwam bij de exegese van wat in Korinthe zonder beeldspraak gebeurde, en moest gebeuren. Gelijk ik bovendien nog een ‘Uit de Schrift’ gaf over hetzelfde motto in hetzelfde nummer. De discussie is dus wel degelijk bewaard gebleven van een vitterijtje op een beeld, en kan dus ook niet met een prijsgeving dáárvan worden afgehandeld. Natuurlijk bedoelt Ds van Dijk dat niet; men zou het alleen, met wat vergeetachtigheid, kunnen dènken. Ds van Dijk vervolgt: Het enige, waarvoor ik wel eens bevreesd ben bij ‘De Reformatie’ in haar polemiek met de Chr. Gereformeerden, is het teveel. De kwaliteit van Dr Schilders argumenten lijdt nooit onder den overvloed waarmee hij schier week aan week zijn voor- en tegenstanders overstort. Ik voor mij geloof niet, dat voor het overwinnen en overtuigen der broeders trommelvuur zoveel nuttiger is dan een aangeboden wapenstilstand. Hierover slechts dit: a. Als ik niet helemaal onkundig ben van militaire zaken, dan is een ‘trommelvuur’ een inzet van een offensief. Nu wilde ik Ds van Dijk opmerken, dat hij in geen enkelen jaargang, noch van ‘De Bazuin’, noch van ‘De Reformatie’, ooit zulk een trommelvuur van mij op de Chr. Gereformeerden zal ontdekken. Want ik val hen niet aan; ik wijs alleen hun aanvallen op de kerken, waartoe Ds van Dijk en ik behoren, en op de werkers, van wie (behalve de Chr. Gereformeerde leiders zelf) ook Ds van Dijk en ik genieten, af. b. In verband hiermee is die ‘wapenstilstand’ geen zaak, die mij aangaat. Aandachtige lezers - maar hoeveel zijn er dat? - zullen hebben gemerkt, dat, zolang een bepaalde Wekker-redacteur de Gereformeerde Kerken niet aanviel, ik geen enkel wapen tegen hem keerde. Zo was het dan ook enkele weken rustig. Maar als hij weer de eenheid tegenwerkt door hernieuwde aanvallen, gelijk de laatste weken het geval is, dan tracht ik die aanvallen op de bouwers van den eenheidsmuur te breken. Wie dus geen polemiek wil, moet bij mij niet zijn. Zodra de Chr. Geref. pers ophoudt, aan te vallen, houd ik op, te verdedigen. Maar eerder ook niet. Ik wil iemand, die zèlfs de idee van Ds P. van Dijk (goede buurschap) zo telkens in den weg gaat staan, niet laten begaan bij het wredelijk verstoren van Ds van Dijk's idealen. c. Op het ‘beeld’ van ‘gescheiden echtgenoten’ zal ik ook nu niet ‘afvliegen’. Wel zal ik vasthouden aan de stelling, dat de Chr. | |
[pagina 276]
| |
Gereformeerden en wij één zijn geweest, tot op 1892, en dat we gescheiden zijn, met behoud van dezelfde formulieren; en dat dit niet mag. Daarom kan ik Ds van Dijks beeld van ‘nog niet getrouwde’ lieden nog minder aanvaarden, dan het zoeven gebruikte (gescheiden echtgenoten). Wie nog vóór een huwelijk staat, heeft nog geen formulier van enigheid getekend. Maar wij zijn voor God al één geweest, wij Gereformeerden en Chr. Gereformeerden. Voorts schrijft Ds van Dijk: Ik wens geen zelfs door de malaise van onzen tijd geforceerde eenheid in schijn. Ik zou willen antwoorden: a. Bij ELK samenkomen voelt men zich eerst onwennig, maar waar het Woord gehoorzaamd wordt, wordt ziekte genezen (zie ons A en B). b. ‘Richting’ en ‘ligging’ zouden strijdobject of -oorzaak worden? Maar het Woord overwint alle menselijke nonsens, terwijl het thans in zijn doorwerking wordt tégengehouden door de eenzijdigheid, die gevolg is van toegespitste verschilletjes. De scheuring, DIE MAAKT een richtings- en ‘liggings’-strijd, waarbij de één zich berooft van het licht, dat de ander uit het Woord opving. c. De liggings- en richtingsstrijd IS juist sterk......bij de Chr. Geref. Kerk (gevolg van eenzijdige en vreesachtige leiding). Wij zijn niet vrij, de beter willenden in de Chr. Geref. Kerk (van wie ik brieven en gesprekken en ook nog deze week blijken van instemming, mondeling en schriftelijk heb) los te laten. Ds P. van Dijk zegt nog: In ‘N.-Holl. Kerkb.’ heb ik voor een paar maanden de vraag gedaan, hoe ooit onze Chr. Geref. broeders hun inzicht van het gebeurde bij de vereniging van ‘Afgescheidenen en Dolerenden’ vaarwel kunnen zeggen, zonder daarmee den tak door te zagen waarop ze zitten. Ik stel er tegenover: de tak, waarop ze zitten, MOET juist worden doorgezaagd. Ligt het aan ONS, dat wij gescheiden blijven, dan moet de tak, waarop WIJ willen blijven zitten in een ‘Sonderstellung’ óók worden doorgezaagd. Overigens: moet men kerkelijke eenheid ophangen aan een bepaalden intellectuelen kijk op een historische gebeurtenis? Laat men maar denken, dat 1892 onjuist heeft gehandeld. We hangen het samenleven naar Gods gebod niet op aan een | |
[pagina 277]
| |
intellectueel inzicht omtrent een stukje geschiedenis. Dat is een professorenzaak, maar die is wat anders dan een geloofs- en gehoorzaamheidsverrichting van de kerk. Ik meen, dat in de dagen van Luther en Calvijn ook erg veel anders geweest is, en te taxeren is, dan veel van mijn kerkgenoten het zullen taxeren. Mag ik me daarom afzonderlijk stellen? Of om een afwijkende mening inzake '34 of '86? Eindelijk lezen we: En men mag het dan hoogmoed van eigen inzicht noemen, het zij zo, maar het enige wat wij doen kunnen, zullen we onze belijdenis, onze vaderen van 1562 en onze vaderen van 1892 niet verloochenen, dat is m.i. met het besluit van de N.-Holl. Partic. Synode alle groepen, die staan op den grondslag van de Geref. belijdenis, op den eis der eenheid te wijzen, en een verzoek tot hen te doen uitgaan schriftelijk de gronden aan te geven, die hen verhinderen met ons in één Kerkverband te leven en dan Deputaten te benoemen voor een eventuele samenspreking. Ziezo, nu zijn we het weer helemaal eens; want dat is nu net precies wat ik in Kerkelijk Leven bepleitte. |
|