De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdLeertucht.Ga naar voetnoot*)Dr W.A. Hoek schrijft in het ‘Algemeen Weekblad’ (ethisch): Hoe dit alles ook zij, ik voor mij doe voor geen geld ter wereld aan actieve leertucht mee. En wel om de eenvoudige reden, dat ik er mij in mijn vóóreschatologischen staat, zowel in- als uitwendig, te lelijk en te ordinair voor acht. Ik mezelf ook. Maar aan dit mijn oordeel over mij wordt geen waarde toegekend; daar is het (door de Schrift en de genade) veel te juist voor. Ik ben, zowel in- als uitwendig te lelijk en te ordinair, dan dat Hij, van wien ik, met of zonder tucht, een ‘leer’, in preek of blad, durf, of moet geven, zich zou bekommeren over mijn oordeel over mijzelf. Hij beveelt hier, en daarmee uit. Dus geloof ik aan de noodzakelijkheid van de leertucht, mede ook hierom, wijl ik veel te lelijk en te ordinair ben om er over te beslissen, of ik er al of niet aan zal beginnen. Voorts geloof ik, dat, indien mijn lelijk-en-ordinair-zijn mij van leertùcht af mòest houden (zie evenwel boven), het mij tevens van léér af moest houden. Alsmede van tuchtleer, en lelijkheids-leer, en van een leer des Ordinairen. Gelijk deze ongetwijfeld in het ‘Algemene Weekblad’ te vinden is. Ja, ik zou, indien mijn lelijk-en-ordinair-zijn zózeer tot alleeninhoud van mijn prolegomena geworden was, als hier het geval is, niet eens in een ‘Algemeen Weekblad’ willen schrijven. Ik zou het ‘algemene’ de oer-ketterij noemen. Ik zou mijn allerparticulierste blaadje schrijven van en voor mezelf, en het, vóór ik het mezelf voorlas, weer verscheuren. Maar gelukkig heb ik een Woord van Hem, die een kerk heeft, waarin aan de lelijkheid en de ordinairheid geen ordinariaat van geboden geven inzake doen of laten wordt toegekend, doch aan Zijn | |
[pagina 258]
| |
Heerlijkheid en Waarheid en Recht de heerschappij wordt toegekend. Het blijkt al weer, dat er heel wat vast zit aan de kwestie van de klaarblijkelijkheid van Zijn openbaring. |
|