De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe tragiek in de argumentatie der kerkelijke eenheidsbeweging.Ga naar voetnoot*)In de onderscheiden betogen, die men telkens weer tot zich voelt richten in een oproep om mee te doen in de hedendaagse eenheidsbeweging op kerkelijk gebied, is mijns inziens een tragisch moment niet te miskennen. Herhaaldelijk toch wordt gezegd: dat men dient te zoeken naar een manifestatie van de eenheid der kerken, en zich bewust dient te onthouden van het met name noemen, of in het openbaar vertonen, van de geschillen, die de kerken verdeeld houden; - want, zo heet het dan, met name onder gereformeerden, want we hebben toch uit te gaan van de pluriformiteit der kerk? Maar wat is dat anders, dan zijn eigen oproep tot eenheid van zijn klem beroven? Immers, als de pluriformiteit der kerk, gelijk ze in al zulke vertogen | |||||
[pagina 150]
| |||||
wordt beweerd en uitgewerkt, inderdaad een openbaring is van de ‘veelvormigheid’, die God in Zijn schèpsel, Zijn wèrk, gelègd heeft, - en àls dan inderdaad deze pluriformiteit (over het woord praten wij nu maar niet) zich ook openbaart als een werk Gods in het naast elkander kómen staan (blijkbaar wat erg laat is hier Gods lente....) van de onderscheiden kerk-instituten, - welnu, dan heeft men:
immers: als God door onze pluraliteit heen Zijn pluriformiteit werkt, waarom zou ik Hem dan tegenstaan, en de late lente tot een vroegen winter maken, door die veelheid van instituten en kerken weg te nemen? Het komt mij dan ook voor, dat het hanteren van het pluriformiteits-argument een tragisch moment is in de min of meer ‘pluriforme’ eenheidsverzuchtingen uit verscheiden kerkelijke boeken. Meer kracht schijnt mij gelegen in de handhaving van de belijdenis, dat ‘ieder schuldig is, zich tot de ware kerk te voegen’. Als ik dat geloof, heb ik tenminste nog wèrk voorlopig. |
|