De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdOver Interkerkelijkheid.Ga naar voetnoot*)‘De Rotterdammer’ is zo vriendelijk, te antwoorden op wat ik verleden week opmerkte. Het lichaam van de bestrijding, die het blad geeft, is vriendelijk, en wordt door mij dankbaar aanvaard; voorts is er een staart aan dat lichaam en in deze cauda zit wat venenum. Hetzelfde venenum, dat ik meer aantrof in de polemiek, van wie zich interkerkelijk noemen. Merkwaardig is, dat de zin, waar het op aankomt, alweer wordt weggelaten. Letterlijk citeren gebeurt niet dagelijks. Ik heb het er niet over gehad, dat men waarderen mag. Ik heb het er ook niet over gehad, of men een kerkgebouw af mag staan aan de chr. geref jongelingen, | |
[pagina 63]
| |
zoals in Utrecht door den geref. kerkeraad is gebeurd. ‘De Rotterdammer’ fantaseert maar weer wat, als het blad meent, dat ik den kerkeraad van Utrecht kwalijk nemen zou (althans anders dan hij zou handelen) zijn besluit inzake het afstaan van een gebouw. Want dat kan men doen, zonder een moment te beweren, wat ‘De Rotterdammer’ beweerde, dat God den bond van Chr. geref. jongelingen groot gemaakt heeft. Waarom moet men eerst een karikatuur geven, van wat ik zeg, om dan daartegen te vechten? Omdat men den principiëel-scherpen kant niet uit wil. Volgende tirade geef ik graag letterlijk weer (ik hoop, dat anderen ook eens er toe komen zullen, volledig te citeren): Goed ‘kerkelijk besef’ verhindert ons niet dankbaar te erkennen den zegen Gods over andere kerkelijke organisaties. Daarom is het onze vaste overtuiging, dat niet alleen ons ‘interkerkelijk’ standpunt ons veroorlooft met waardering te spreken over den Chr. Geref. Jongelingsbond, doch dat zelfs een kerkelijk ‘Gereformeerd’ standpunt dit niet zou beletten. Wat heeft dat nu te maken met mijn opmerking? Geen zier; het gaat er alles langs heen. Hierover loopt het: ‘De Rotterdammer’ wil interkerkelijk zijn. Dat is best. Ik begeer van onze anti-revolutionaire dagbladen ook niets anders. | |
[pagina 64]
| |
Maar dat betekent dan ook, dat men van alles, wat zich op het christelijk erf voordoet, kennis neemt, objectief verslag ervan doet, maar zich niet inlaat met kerkelijke kwesties, op zulk een wijze, dat partij gekozen wordt vóór de ene, tégen de andere kerk. Dit laatste deed ‘De Rotterdammer’. Als het waar is, dat God den Chr. Geref. jongelingsbond heeft groot gemaakt, dan moet ik mij haastig tot dien bond begeven. Dan is de zaak uit. Men moet Gods naam niet ijdellijk gebruiken. God ‘laat’ erg veel groot worden. Het Zoeklicht is groot. En het Leger des Heils. En het getal der Hervormden, die anders denken en vooral doen, dan wij. En misschien wordt er nog heel wat meer groot. De ethischen nemen toe. Misschien is er ook nog toekomst voor de groep-Geelkerken.
Maar wie zegt: God heeft dit alles groot gemaakt, die heeft niet gepraat over die mensen en groepen alleen. Die heeft ook een stelling verkondigd omtrent den levenden God. Die heeft een kwestie beslist. Misschien kan ik ‘De Rotterdammer’ mijn bedoeling duidelijk maken met volgend voorbeeld. Evenals ‘De Rotterdammer’ inter-kerkelijk is, maar politiek kleur bekent, zo zijn er ook inter-politieke bladen, die evenwel kerkelijk kleur bekennen. Wat zou ‘De Rotterdammer’ er van zeggen, als ‘De Reformatie’, of ‘De Heraut’ of ‘De Bazuin’ eens bij het jubileum van de groep der Staatkundig-Gereformeerden - die ook zeker groeien zal - zou schrijven: wij zijn interpolitiek, God heeft de groep van Ds Kersten groot gemaakt; wel gefeliciteerd? En het is een armzalige hobby, die Kerstianen zo dagelijks na te rekenen? Dat zou een streep halen door wat thans ‘De Rotterdammer’ schrijft in verkiezingsdagen, nu het blad - volkomen terecht - bewijst, dat misverstand en wetenschappelijke lichtvaardigheid de groep-Kersten den wasdom verleent. Dat een organisatie groeit, heeft niets met zegen te maken. Dat kan ook een oordeel zijn. Zegen is er alleen in de gehoorzaamheid. En voorzover de christelijk-gereformeerden hun jonge mensen ‘de grote levensbeginselen’ leren, doen zij wel, en volgen zij na, wat anderen - die zij wekelijks te licht bevinden - begonnen zijn. Maar voorzover zij die jongelingen opvoeden tot het christelijk- | |
[pagina 65]
| |
gereformeerd zijn, voorzover Ds. Hilbers en anderen die jonge mensen leren te geloven, wat duizenden ‘Rotterdammer’-lezers volstrekte onwaarheid noemen, voorzover zij over de Vrije Universiteit en over Dr Kuyper etc. onware dingen leren, voorzover zij hen - precies als ‘De Wekker’ e.a. - houden buiten de grote kwesties van hun eigen beginselen, zodra die maar eens concreet worden aangepakt, - voorzover dit alles, en nog veel meer, waar is, zeg ik: God laat veel toe, maar ‘toelaten’ is geen approbatie. Ik geloof er niets van, dat God dien Bond groot gemaakt heeft. Als ik het geloofde, moest ik mij bekeren tot dien Bond. En als nu ‘De Rotterdammer’ interkerkelijk wil zijn, dan moet het blad niet gaan beslissen, wat de Almachtige God zo al goedkeurt en ‘met zegen kroont’. Wat de afgevaardigde van den Bond van J.V. op G.G. zei, was dan ook heel iets anders. Evenals wat het orgaan van dezen Bond schreef. Het is weer, zich van mijn betoog afmaken, als het blad zegt: daarmee zal Ds S. het wel oneens zijn. En nu we toch openhartig met elkaar spreken, moet me nog iets meer van het hart. ‘De Rotterdammer’ zal wel begrepen hebben - anders verwonder ik mij - dat ik die paar zinnetjes niet schreef zonder aan meer te denken. Dat ik eindelijk eens iets zei aan het adres van dit blad (dat zich over sympathiebewijzen van mijn kant niet te beklagen heeft) is een gevolg van mijn overtuiging, dat ‘De Rotterdammer’ den laatsten tijd volstrekt niet interkerkelijk is. Het blad is dat geweest; toen het n.l. objectief alle in aanmerking komende groepen tot hun recht liet komen, doch zich voorts hield buiten niet-politieke beginselkwesties. Maar in den laatsten tijd - velen weet ik, die er ook zo over denken, ook onder predikanten - bestaat de z.g. interkerkelijkheid feitelijk in een veel-kerkelijkheid. Vandaag een gereformeerd geluid - dat ik niet verlang -, morgen een christelijk-gereformeerde stem (God heeft hun Bond doen wassen), - overmorgen een geelkerkiaanse stem (als b.v. in kerknieuws iemand geelkerkiaanse lectuur aanprijst, omdat we toch naar de stem van onze ‘geestelijke leidslieden’ moeten luisteren, wel ja!) Als dat zo doorgaat, krijgen we binnenkort meer van die gekleurde vertogen in kerknieuws. Ik heb geen enkele bevoegdheid, ‘De Rotterdammer’ de les te | |
[pagina 66]
| |
lezen over haar redactie-leiding. Ik heb wel bevoegdheid - gelijk iedereen - te zeggen: een redactie, die vandaag een schrijver een geelkerkiaans woordje laat pennen, en morgen een ander een christelijk-gereformeerd woordje, en overmorgen een ander weer een, laat ons zeggen, gereformeerd woordje, is niet interkerkelijk. Zij is veel-kerkelijk, en dat is het juist, wat ik opmerkte. Velen hebben dit den laatsten tijd met droefheid geconstateerd. Zij begrepen, dat de goede tijd voorbij is, toen één redacteur (de heer D. de Wit) het kerknieuws verzorgde, en horen thans veel stemmen spreken, die ook velerlei zijn, - en niet altijd neutraal, d.w.z. niet interkerkelijk. En dan zwijg ik nog van de berichtgeving. Soms schijnt een nietigheid in een minderheidsgroep honderdmaal meer te betekenen, dan een betekenend verschijnsel in een grote groep. Minderheden ontzien - graag! Maar het moet niet gaan ten koste van de massa, van hen, die het eerst en het langst en het meest bewust trouw zijn aan onze dagbladpers. Spreekt de historie niet? Hoevelen zijn uit de groep-Geelkerken al ontrouw aan de A.R. pers? Heeft God die groep straks ook als zodanig groot gemaakt? Laat ‘De Rotterdammer’ een belangstellend lezer niet kwalijk nemen, dat hij het blad interkerkelijk wil houden. En nu nog de staart met het gif? Maar het is beter, daarmee een week te wachten. |
|