De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdOver onzen ‘afgodendienst’.Ga naar voetnoot**)Enkele bladen wijden nog een zachtmoedig woord aan de opvatting van den voorganger der Rotterdamse op den grondslag van niet-Assen gevormde kerkelijke gemeenschap, volgens welke opvat- | |
[pagina 59]
| |
ting de Geref. Kerken afgodische verering toebrengen aan bijbel, kerkelijk instituut en ambt. ‘Friesch Kerkblad’ (Ds v.d. Meulen) zegt: Zonderlinger kan het wel niet. Eerst wordt gezegd, dat we ons boven Gods Woord stellen, zodat we dat Woord beneden ons plaatsen. En nu, dat we van den Bijbel een afgod maken. Precies het omgekeerde dus. Daarmee wordt de eerste beschuldiging geheel en al losgelaten en erkend, dat men ten onrechte ons daarmee heeft bestreden. We kunnen er dankbaar acte van nemen. Het is een erkenning hunnerzijds, dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan overtreding van het negende gebod. Het blad meent, dat de inconsequentie ook door de ‘bezwaarden’ moet gevoeld worden; immers, nu moeten de ‘Bezwaarden’, dunkt mij, zelf verbluft staan over het feit, dat hunne ‘bezwaren’ van geheel anderen aard zijn dan die goede mensen eerst dachten. Of zou de Bond zich gaan splitsen in twee afdelingen, waarvan de ene zich blijft ‘bezwaard’ gevoelen over de besluiten van Assen wegens het boven de Schrift gaan staan van de Asser Synode en de andere omgekeerd bezwaard is, omdat die Synode afgoderij pleegt met de Schrift? Dr A. Kuyper Jr zegt in ‘Rott. Kb.’: Het is niet alleen een heel krasse, maar ook uiterst grievende beschuldiging tegen de Gereformeerden, dat zij met afgodische verering den Bijbel aanbidden. Een medewerker van ‘De Bazuin’ liet zich aldus uit: Hoewel uit den brief (van Johannes) waaruit zijn tekst genomen is, belangrijke gegevens af te leiden zijn voor den eis van het apostolisch gezag, | |
[pagina 60]
| |
dat men den tol der gehoorzaamheid God brengen moet niet het minst door een zuivere, duurzame, zelfverbintenis aan God en dus aan den bijbel, het kerkelijk instituut en het ambt, heeft deze dominee het bestaan, te constateren, dat de Geref. kerken van deze drie hun afgoden maken. Lees nog eens na, wat de gereformeerde definitie van afgoderij is, en ge haalt uw schouders op over een armoede, als van hen, die zich niet zuiveren kunnen van de aanklacht, dat zij op het altaar van God bevlekte offers brachten, en die nu maar zeggen: het altaar is uw afgod......Het lijkt nog al ernstig: 3 afgoden. Maar het is lichtzinnig. Wie één afgod heeft, die heeft er ontelbaar veel. Eén van beide: het getal 3 is n-3 te weinig of het is 3 te veel. Men wil zich telkens ginds suggereren dat men de doleantie copieert. Och arme! In den tijd der doleantie (en der Afscheiding) wist men zelf wat men wilde, had een positief woord en was er boordevol van. Dit is echter niets anders dan een aanval op de kerk, die men verliet, zonder dat men zelf zeggen kan: dit is ons credo, ons eigen credo. Die hele beschuldiging van afgoderij is al weer een voorbijlopen aan het eigenlijke probleem van Assen. Ze is, op den keper beschouwd, niet eerlijk en niet ‘moedig’ ook. Want als men met de Geref. Kerken eerst polemiseert (althans: doet alsof men polemiseert) op het wapen van dogmatiek, en exegese, en openbaringsgeschiedenis, dan erkent men daarmee het recht van strijdvoering op deze wapens. Verliest men dan den strijd, dan is het achteraf een ontduiking van het probleem, en tegelijk een krasse veroordeling van Dr Geelkerkens hele brochuren-inventaris, als men achteraf, pour besoin de la cause, zegt: ja, maar het zat hem niet in de wapens, maar in den geest van die de wapenen hanteren. Dr Geelkerken wordt eigenlijk als verdediger van zijn zaak in 1926 tegelijk met de geref. kerken in den hoek geworpen, al zit hij er dan ook stichtelijk bij, als deze dominee intree preekt. Hij zei tot broeder Geelkerken: ge hebt tegen windmolens gevochten; gij hebt, door | |
[pagina 61]
| |
de wapens van Assen te kiezen en den strijd daarop te voeren, heel de kwestie voorbijgezien; en nu zal ik eens beginnen. Dr Geelkerken moet het zelf maar weten, wie hij op een toespraakje vergast. Als Ds E.L. Smelik gelijk heeft, dan zou een winnen van den strijd door Dr G. op deze wapens, een verlies zijn geweest. Dan wàs de keus der wapens zelf al het verliezen van den strijd. Ik voor mij zie de tegenstrijdigheid niet zozeer hierin, dat EERST gezegd is: de geref. kerken plaatsen zich boven den bijbel; en dat het later heet: zij vereren den Bijbel afgodisch. Want afgoderij is altijd een poging, om van den waren God, die onoverwinnelijk is, af te komen; in de afgoderij zit altijd een element van; boven zijn goden te gaan staan, en zichzelf te handhaven. Maar de grote fout lijkt me, dat hier iemand het woord neemt om een probleem aan te snijden, waaraan hij nog niet raken mag. Hij moet eerst aantonen, dat volgens zijn belijdenis, die hij zegt te onderschrijven God gediend wil worden door ieder mens in de dingen van bijbel, kerk en ambt; en vervolgens met de te Assen aanvaarde (en nog nooit verloochenende) wapenen bewijzen, dat de eigenwilligheid bij òns, en de gehoorzaamheid bij hem en de zijnen is. Zolang dat bewijs niet geleverd is, houd ik vol, dat de breuk met de geref. kerken zelf geweest is een daad van overhaasting, van eigenwilligheid, van dominees-trots, van loslating van de gemeenschap; tenslotte: een weiden van zichzelf; hetwelk is: afgoderij, wijl ongehoorzaamheid, en vooropstelling van eigen persoon boven de gemeenschap der kerk van Christus. De dingen zijn ernstig genoeg; maar de behandeling, zó, is licht van zin. Zo ge wilt: lichtzinnig. |
|