Heidelbergsche catechismus. Zondag 10
(1953)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendK. Schilder, Heidelbergsche catechismus. Zondag 10. Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1953
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen, signatuur: 162 C 8
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Heidelbergsche catechismus. Zondag 10 van K. Schilder uit 1953. Dit is het vierde deel uit een serie van vier delen.
redactionele ingrepen
Door het hele werk heen zijn koppen tussen vierkante haken toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 1, 2, 4, 6, 280, 290 en 384) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 3]
HEIDELBERGSCHE CATECHISMUS
[pagina 5]
HEIDELBERGSCHE CATECHISMUS
TOEGELICHT DOOR
Prof. Dr K. SCHILDER
DEEL IV
OOSTERBAAN & LE COINTRE N.V. - GOES - 1951
[pagina 379]
INHOUD.
ZONDAG 10. | ||
---|---|---|
VRAAG 27. | blz. | |
§ 72 | God, geen object, doch Subject van kosmische therapie | 7 |
‘Trefzekerheid’ in Schriftbewijs voor hoofdbegrip, 7 - God behoeft geen ‘therapie’ van buiten, 8 - ‘Therapeuein’ in onderscheiden beteekenissen, 9 - Grieksche goden wèl ‘behoeftig’, 10 - Niet alleen gáf, maar ook gééft God ‘leven’, 11 - ‘Geven’ onderstelt niet altoos ‘liefde’, 12 | ||
§ 73 | ‘Kosmische therapie’: alles, allen, en ‘een iegelijk’ | 12 |
Therapie op allerlei plaats, tijd, wijze, 13 - ‘Therapie’ zegt nog niets aangaande de intentie van haar subject, 14 - De intentie duizendvoud onderscheiden, maar nooit geïsoleerd, 15 | ||
§ 74 | Creatuurlijke conserveeringstherapie genade? Stemmen uit de geschiedenis | 15 |
Gods actie niet karakteriseerbaar uit onze reactie, 16 - Canones en remonstrantsche gemeene-gratie-leer, 17 - Dordrecht en de parallel Remonstrant-Pelagius, 18 - ‘Natuur’ ware ‘genade’? Pelagiaansch gevoelen!, 19 - ‘Natuurlijke gaven’ en ‘overblijfselen’ in discussie, 20 - Dordtsche theologen bekend met contemporaine theologie, 21 - Michaël Baius' aandeel aan het debat, 22 Baius wil zuinig zijn op het woord ‘genade’, 23 - Jansenius bepleit straks eveneens die ‘zuinigheid’, 24 - Ook Molina instigeert de debatten, 25 - Bezwaarden onder de scholasticocratie, 26 - Roomsch libertinisme: semipelagiaansche natuurwaardeering, 27 - Remonstranten critiseeren de symbolen, 28 - Is onze voorafgaande dispositie bepaald door ‘gemeene gratie’?, 29 - ‘Natuurlijk licht’ - en ‘genade-begrip’ (Augustinus-Pelagius), 30 - Pelagius' genadebegrip misleidde de kerk, 31 - Echte en onechte (‘wáre’) genade, 32 - ‘Pelagiaenschap’, ook buiten Dordt onderkend, 33 - Augustinus: reserveer den term voor reparatiewerken, 34 - Augustinus: omgangstaal en preciese taal, 35 - Het citaat uit ‘Sapientia’, 36 - Suarez over ‘profeten, evangelisten, apostelen’, 37 - ‘Genade’, mèt of boven de ‘natuur’?, 38 - Oude bezwaren tegen een terminologie als van Kuyper, 39 - Gelijkheid door gemeene gratie tusschen menschen?, 40 - Bernhardus en Augustinus in geding, 41 - Remonstranten over universeele, generale, commune gratie, 42 - ‘Natuurlijk licht’ en ‘vrije wil’, 43 - Therapie van ‘natuurlijk licht’ óók óórdeels-requisiet, 44 - Dociliteit en misbruik van ‘licht’?, 45 - ‘Supranatureele’ genade - voor welke praestatie?, 46 - Ontduiking van het leerbegrip der ‘nieuwe schepping’, 47 - De term ‘genade’ voor ‘conserveeringstherapie’ schadelijk, 48 | ||
§ 75 | Kosmische conserveeringstherapie geen indifferente groepsgenade: stemmen uit de geschiedenis | 48 |
De inconsequentie inzake onderscheid menschen en duivelen, 49 - Grondvragen blijven, ook bij subtieler distincties, 50 - ‘Indiffe- |
[pagina 380]
blz. | ||
---|---|---|
rente’ genade mogelijk?, 51 - ‘Indifferente’ acte? ‘Ja’ en ‘neen’ geantwoord, 52 - Semipelagiaansche zelfverstrikking, 53 | ||
§ 76 | Dordtsche geluiden over ‘generaal, speciaal, indifferent’ | 54 |
Pareus' Dordtsche rede over de ‘specificatie’, 54 - Pareus over aanbod kampprijs of hors-d'-oeuvre, 55 - God werkt nimmer zonder alomtegenwoordig-distincte regeering, 56 - Pareus' betoog heeft verdergaande strekking, 57 - Beteekeniswijziging erkend en toch terminologisch genegeerd, 58 - Generale duisternis niet gemittigeerd door commuun natuurlicht, 59 | ||
§ 77 | De winst van Dordrecht in 't gebruik | 60 |
Amyraud kon de gereformeerden niet verschalken, 60 - Amyraud rijdt den reformatie-wagen achteruit, 61 - ‘Gemeene gratie’, nu ja, als ‘gemeene roeping’, 62 - Onjuist en onzakelijk beroep op P.v. Mastricht, 63 - ‘Collectieve’ en ‘distributieve’ uitgebreidheid, 64 - ‘Commune’ ‘natuur’ verschilt van ‘individueel’ ‘gebruik’, 65 - Ook een altijd ‘royale God’ ware insuperabel, 66 | ||
§ 78 | Materiaal-bewaring is nog geen ‘genade’ | 67 |
Scheppingsintentie opgenomen in conserveeringsintentie, 67 - Berkouwer, tendentieus redeneerend, verwart speculatie met analyse, 68 - Analyse eener speculatie is concretiseering, 69 - Berkouwer verwart ‘speciaal’ met ‘exclusief’, 70 - Vaders continueering noodig voor besluitsexecutie aan kinderen, 71 - ‘Ordening’ substraat voor àlle bondssancties, 72 - Baius stoot verder door dan menig ‘neo-calvinist’, 73 - De kinderlijke verwarring van ‘existentie’ en ‘leven’, 74 - ‘Bouwplannen’ en ‘systeem hebbende’ aarde (2 Petr. 3), 75 - ‘Bouwplannen’ houden en maken ruimte voor ‘braakplannen’, 76 - Daemonentherapie parallel met menschen-therapie (Kuyper), 77 - Berkouwer ‘devalueert Gods spreken in den tijd’, 78 - De draagwijdte van: ‘de Heere weet’ (2 P. 2:9), 79 - Tendentieuze isoleering van ‘lankmoedigheid’ en ‘plan’, 80 - Van Til over communen toorn (over nog ongeborenen), 81 - Van Til-Brunner-Berkouwer - en veel vraagteekens, 82 - Ridderbos (S.J.) valt terug op pelagiaansch spraakgebruik, 83 - Een planeet - eerder Gods werkplaats dan onze ‘villa’, 84 - Vaste constitutie terwille van Gods wisselende plannen, 85 - ‘Publiek persoon’ kan niet ‘particulier’ verdwijnen, 86 - Adam - Christus - koperen slang: publiekrechtelijke figuren, 87 - Een privé verdoemenis van kinderlooze protoplasten uitgesloten, 88 - Gods ‘waarachtigheid’ in geding, 89 - ‘Honger’ en biotische aantrekking onmisbaar in het plan, 90 - Identiteit ook van onze natuurconstitutie, 91 - Destineeringsdaad even ‘horribel’ als praedestineeringsdecreet, 92 - Door ‘àl’ Zijn deugden aangespoord: geen amphibolisch woord, 93 - Parellelie tusschen 1 Petr. 1 en 2 Petr. 2 (dubbel ‘bewàren’), 94 | ||
§ 79 | ‘Uitstel’ en ‘lankmoedigheid’ | 95 |
‘Tijds’-moment, - maar ook ‘eeuwigheids’-moment, 95 - Verlegenheidsberoep op Gods ‘lankmoedigheid’, 96 - Juist Berkouwer-Ridderbos rukken de ‘tijdsmomenten’ uiteen, 97 - Werkverbondsleer verdraagt geen ‘als-of-filosofie’, 98 - Waarnemingsindrukken aangaande Gods ‘berouw’, 99 - Storm en storm-object tegelijk verwekt, 100 - De hinderlijke paradox van een ‘uitgesteld eind-oordeel’, 101 - Parellelie in dezen tusschen ‘Saumur’ en Kuyper c.s., 102 - De paradijsdreiging: doodgraversdoem eischt procreatie, 103 - ‘Retardatie’, een op waarnemingsstandpunt beschrijvende term, 104 - Problematiek van ‘mi me'akkeeb?’, 105 - Ridderbos (S.J. en J.) over ‘menschvormige spreekwijze’, 106 - Ridderbos en Chaine over Petrus' wetenschappelijke termen 2, 107 - ‘Wetenschappelijke voelhorens’ bij Petrus' lezers?, 108 - |
[pagina 381]
blz. | ||
---|---|---|
Hepp over ‘goedheid’ en ‘genade’, 109 - ‘Gemeene toorn’ even vlot ‘bewijsbaar’ - naar Hepp's methode, 110 - Onontkoombare conclusie: God is Sátan ‘goed’, 111 - Stemmen uit de apokriefen, - ze gaan twee kanten uit, 112 - ‘Mah me'akkeeb?’ De consummatie van de Amorietenzonde!, 113 - ‘Lankmoedigheid’, - exponent ook van kwade gezindheid, 114 - Scholasticisme in genadebegrip, simplicisme in vloekbegrip, 115 - ‘Geven’, in Hand. 27 en Job 1; ‘adem’ en ‘hand’ van Jahwe, 116 - Wie in het ‘hart’ niet las, die kan de ‘hand’ niet lezen, 117 - ‘Gespaard’ worden, - oordeelsgeschiedenis bij ‘Amorieten’, 118 - Een ànder tijd ‘gùnnen’, of voor zich den tijd ‘nemen’, 119 - Geen ‘indifferente’ (of ‘objectieve’) lankmoedigheid, 120 - Ze verblindt noch felle ‘oogen’, noch jagend ‘hart’, 121 - Lankmoedigheid Gods steeds distinct regeerbeleid, 122 - Gods ‘vinger’ in historie en natuur, 123 - Wazigheid van de begrippen ‘natuur’-‘wezen’, 124 - Gelijke wazigheid van de grens tusschen natuur en zonde, 125 - Dréiging, ondanks alles, in het spreekwoord van ‘Gods molens’, 126 | ||
§ 80 | Een ‘lankmoedigheidsverbond’? | 127 |
Gods lankmoedigheid, ‘uitgangspunt’ bij Kuyper, 127 - Gods lankmoedigheid identiek met ‘kort-aangebonden-heid’, 128 - ‘Retardeeren’ verschilt van ‘tegenhouden’, 129 - ‘Uitgangspunt’ in ‘Noachietisch verbond’?, 130 - Vroegere theologische zwakheden inzake ‘noachietisch verbond’, 131 - Het misleidende dilemma; universeel dan wel particulier?, 132 - Beteekenisvol verschil tusschen Gen. 6:18 en 9: 8-17, 133 - Noach in eenheid met en onderscheid van ‘levenwezens’, 134 - Zanchius: regenboog teeken bij kategorische belofte, 135 - ‘Wereldwedergeboorte’ geen afdingen op paradijsvloek, 136 - Tusschen ‘retardatie’- en ‘acceleratie’-idee, 137 - Kuyper contra Heidegger: ‘niéuwe’ stand-der-dingen?, 138 - Calvijn over ‘graties’ en ‘moriones’, 139 - Kuyper misduidt Rivetus (stabilisatie) en Calvijn (charites), 140 - Geen ‘vacantie’ (cf. Schilder, Op. v. Joh., Delft 1951, 321/2), 141 - Parellelie tusschen profetie vóór zondvloed en vóór Golgotha, 142 - God ‘Epieikês’ en ‘Zeloot’, 143 - De substraatsbestemming van ‘zelus’ in het ethos, 144 - Conserveeren als daad Gods onderstelt reserveeren voor doel, 145 - Lankmoedigheidsverbond? Mits tevens: haastverbond, 146 - 't Niet meer te verschuiven einde-van-lankmoedigheid, 147 | ||
§ 81 | Is ‘Hij’, dan wel ‘iets van Hem’ tegenwoordig? | 148 |
Vragen aangaande ‘praesente’ kracht Gods, 148 - Gods ‘dragen’ als wils-daad, 149 - Eenig eigenaar en bedienaar van irrigatiewerken: Jahwè, 150 - ‘Vaten’ dan wel ‘instrumenten’ dragen of verdragen?, 151 - ‘Instrumenten’, aangedragen, zelf ook ‘object’ van (ver)dragen, 152 - ‘Dragen’ in Rom. 9:22 anders dan in Hebr. 1:3?, 153 - Wapensmid èn wapengebruiker ‘gedragen’, 154 - Almacht, óók ‘naar binnen’ (Quenstedt of Turrettinus?), 155 - Een kwestie van redactie, 156 - Tegenwoordig, àl-tegenwoordig, alóm-tegenwoordig?, 157 - Een ‘uitgebreidheids’-begrip?, 158 - Debat met Socinianen telt mee, 159 - Kosmografisch vernuft over intensiteitsgraden der praesentie, 160 - ‘Essentie’ en ‘macht’, onderscheiding of scheiding?, 161 - Socinianen beínvloeden niet redáctie, hoogstens wijziging, 162 - ‘Eerste’ oorzaak, - geen kroniek, doch bepáling van geschieden, 163 - Geen essentie- of natuur-speculatie, doch belijdenis van ‘vita’, 164 - ‘Pasi paresti’ (Basilius), 165 - Voorzienigheids- en sacraments-problematiek, 166 - Aristotelica niet in opbouw, wel in polemiek (ed. H., ii, 1583 v.), 167 - Aanwezige kracht, niet afwezige natuur (Vogelsangius), 168 - Deus praesentissimus-bijvoorbeeld als Rechter, 169 - ‘Essentie’, anders dan bij (ubiquitariërs) filosófen, 170 - |
[pagina 382]
blz. | |
---|---|
Tweemaal: generale èn speciale praesentie, 171 - Praesentie naar alle zijden ter Wóórd-vervulling, 172 - Calvijn's ‘horribel’ niet inkapselen (cf. Berkouwer), 173 - Geschiedende aanvat van executie van geschiedenden vasten raad, 174 - Zelfs lutheranen ontdoen zich van ‘carnále praesentie’, 175 - Koorddans der syllogismen te Maulbronn, 176 - Antwerpen en dé oceaan (zie evenwel ed. Heidelberg ii, 1583), 177 - Majesteits-praesentie?, 178 - Godheid en majesteit: onderscheiden begrippen, 179 - ‘Habent & Spiritum haeretici’ (substantiëele praesentie), 180 - Universeele praesentie tot conserveering òf straf (Ed. H. ii, 1397), 181 - Praesentie ter ‘administratie’ van alles (ed. H. ii, 267), 182 - ‘Huparxis’, thema der areopagusrede, 183 - Onderscheid in praesentieveld breekt de eenheid-der-praesentie niet, 184 - De ‘aeonen’ gedragen; oude en nieuwe ‘wereld’, 185 - Krachtens personeele communicatie praesentie Gods in den Zoon, 186 - Praesentie en kategorieëntafel, 187 - Algemeene beteekenis van de kwestie van het ‘Capernaïtisme’, 188 - Bezwaren tegen ‘substantieele’ praesentie Gods, 189 - Afweer tegen pantheïsme en manicheïsme, 190 - Antiperistase en verhardings-oordeel, 191 - Exploratieve of vindicatieve verlating, beide door praesentie, 192 - Geen matrixtegenwoordigheid, 193 - Aristoteles werkt anders dan Ursinus met het antiperistasebegrip, 194 - ‘Horribele’ praesentie-dramatiek in raad en daad, 195 - Mysticeerende verkrachting van het praesentiebegrip, 196 - Sacramentalisten, pantheïsten, remonstranten, romantici, 197 - Met God kan niemand contact opnemen, 198 - Nihilistisch gespeel met het praesentie-begrip, 199 - Remonstrantsche en Heidelbergsche Catechismus, 200 - Werk-cumulatie is geen praesentie-accumulatie, 201 - Contactpunten tusschen Calvinist en Lutheraan, 202 - Belijdenisdrift doorbreekt de leer: omnipraesentiae solium, 203 - ‘Praesentia praecedit operationem’, 204 - Graden? Co-existentie? Eerste oorzaak? Physieke praemotie?, 205 - Praesentie naar artikel 2 Confessie, en: itinerarium mentis, 206 - Polemiek met Chytraeus, 207 - Praesentie evenals evangelie: tweeërlei ‘reuk’, 208 - Grenzen van consessies inzake substantiëele-praesentie-these, 209 - Praesentie in avondmaal gelijk in Woord en doop, 210 - ‘Compromis’ (? of verandering): polytopie (naar wil!), 211 - Praesentie van den Geheele met zijn ‘geheel’, 212 - ‘Realpräsenz’, één der ‘stoicheia’ van de wereld, 213 - Gods ‘christelijke’ praesentie, 214 - Concursus: 't samentreffen van twee oorzaaksmachten, 215 - Het leerbegrip van generalen (universeelen) concursus, 216 - Benevolentie als oer-grond van concursus?, 217 - ‘Spel’, en ‘schijn’ en ‘faenomeen’ - imaginaire termen, 218 - Existentie en benevolentie, 219 - Vergelijking met ‘zaag’ en ‘zager’, 220 - ‘Loopen’ (Eerste) en loopen (tweede oorzaak) zijn twee, 221 - Het ‘kennen’ (vol interesse) van Psalm 139, 222 - Ook de ‘generále hùlp’ uit Ps. 139 ‘afgeleid’(!), 223 - Ps. 139 contra Lessius' generaliséérende begripsvorming, 224 - ‘Vox piorum’ in áánspraak geen uitspraak over àllen, 225 - ‘Dihaireseis’ in de kerk geen generaal natuurgeschenk, 226 - Kromme sprongen van filosofen, quasi-exegeten, 227 - ‘Christelijke praesentie Gods’, geen filosofen-formule, 228 - Simultane coöperatie (‘zonder meer’), 229 - Lessius: ‘samen’-werken geen ‘in’-werken, 230 - Partiëele oorzakelijkheid: màn en knaap, 231 - Catechisatie-wijsheid inzake ‘concursus’, 232 - Toucheert de catechisatieles Lessius?, 233 - Lessius betrekt God in kosmische werkverdeeling, 234 - Geen Eutychianisme in providentieleer, 235 - Molina ‘tusschen’ Augustinianisme en semipelagianisme, 236 - ‘God, mee-trekkend aan de schuit’, 237 - Simultane concursus: wankele constructie, 238 - Noch ‘fifty-fifty’, noch 99%-1%, 239 - Almacht, óók in ‘twééde’ momenten nog AL-macht, 240 - ‘Uitgaande’ kracht is nog geen ‘geschapen’ kracht, 241 - ‘Ver-zelfstandiging’ der kreatuur, 242 - Vooraf- |
[pagina 383]
blz. | ||
---|---|---|
gaande concursus: God ‘is er éérst’, 243 - Impuls- en applicatietheorie, 244 - Generaal ‘principe-van-bewéging’ - Thomas' Schriftgebruik, 245 - Thomistische opvatting dieper dan molinistische, 246 - Coördinatie van prae- en concursus, 247 - ‘Causeering’ bij God iets anders dan bij ons, 248 - Telwoorden noch praeposities consequent vol te houden, 249 - Continue homogeneïteit - in ruimte- èn in tijdskategorie, 250 - Opportuun auxilium: onze chronos Gods pauzelooze kairos, 251 - Conserveering van de ‘natuurlijke’ bewegingsvrijheid, 252 - Pro en contra: den ‘vrijen’ wil, 253 - Conserveeren: den wil liquide houden, niet ‘liquideeren’, 254 - Blijvende incongruentie in de concursusleer, 255 - De ketterijen: ‘God is Voorzienigheid’, en: ‘wet is impuls’, 256 | ||
§ 82 | ‘Sans gêne’ | 257 |
‘Curieuze’ en brutale vragen, 257 - ‘Sans gêne’, - wij zijn geen ‘Pluizers’, 258 - ‘Gods-inquisiteurs’ kwellen slechts zichzelf, 259 - ‘Pronoia’ en ‘paideusis’, 260 - ‘Frisch’ en ‘gezond’ euodosediëet (vgl. § 55), 261 - Voorzienigheid en wil Gods, 262 - Zonder Gods ‘arbitrium’ geen kreatuurlijke acte, 263 - Het boek Job verbiedt ‘curieus’ onderzoeken (Beza, Iobus, 1589, 5), 264 - De ‘groot-inquisiteur’ essentieel zelfhandhaver, 265 - ‘Sleutel’ tot of in ‘de kennis’?, 266 - Niets ‘zonder erg’ (‘one gefähr’), 267 - ‘Sans gêne’, maar niet ‘zonder erg’, 268 - Geloofssyllogismen zijn alle ‘scientia media’ vóór, 269 - Verwachting van het ‘onverwachte’? Of van God?, 270 - Continuïteit van Gods praesentie doorbreekt discontinuïteit van tijd, 271 - ‘God, praesent en werkzaam’, 272 - ‘Existentie op het nulpunt’, 273 - Frater Taciturnus ‘des morgens’ en ‘te middernacht’, 274 - Gevèstigde ‘hupomonê’, 275 - ‘Jahwe loven met een mórgen-lied’, 276 - Morgen- en avondkennis, 277 - ‘Ten tijde van den avond zal het morgen zijn’, 278 - ‘......en ik ben in mijn eeuwige jeugd’. 279 |