Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9
(1950)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendK. Schilder, Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9. Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1950
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen, signatuur: 162 C 7
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9 van K. Schilder uit 1950. Dit is het derde deel uit een serie van vier delen.
redactionele ingrepen
Door het hele werk heen zijn koppen tussen vierkante haken toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 1, 2, 4 en 6) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 3]
HEIDELBERGSCHE CATECHISMUS
[pagina 5]
HEIDELBERGSCHE CATECHISMUS
TOEGELICHT DOOR
Prof. Dr K. SCHILDER
DEEL III
OOSTERBAAN & LE COINTRE N.V. - GOES - 1950
[pagina 509]
INHOUD.
ZONDAG 8. | ||
VRAAG 24. | blz. | |
§ 58 | ‘Loci communes’ | 7 |
Het eenige antwoord zonder ‘Schriftbewijs’, 7 - Gods trinitarisch-historisch-zich-adresseeren, 8 - ‘Sporen’ der drieëenigheid? 9 - Overbekende voorbeelden van aanwijzing der ‘sporen’, 10 - De bijbel over ‘voetsporen’ (b.v. Ps. 77:20), 11 - Sporen zijn slechts leesbaar voor den kénner, 12 - Infralapsarisch (en -evangelisch) gezichtspunt, geen principe, 13 - Nadere détailleering geen ‘theologisme’, 14 - Drieëenigheidsleer geen openbaringsleer, 15 - Barth: spoor van de kreatuur in de triniteit, 16 - ‘Uit, door, tot’. drie zinloos gemaakte praeposities, 17 - Elke détailbelijdenis wil éven commuun zijn als 't apostolicum, 18 - Speciaal en commuun; absoluutheid en eenvoudigheid, 19 | ||
§ 59 | Indeelbaar zeggen, ondeelbaar geloof in den ondeelbaren God | 19 |
Osiander-Stancarus, en de eenvoudigheid Gods, 20 - ‘Abstractionisten’ en ‘konkretionisten’, 21 - Terugkeer tot den Eenvoudige, steeds weer, 22 - Construeerende Schriftgeleerden of hoorende Schriftgeloovigen, 23 - Logicistische dilemmatiek houdt het geloof niet op, 24 - Geen quanta en geen tota: Simplex-Totus, 25 - ‘Emperichoorése’, twee maal in de dogmatiek, 26 - Perichoorése - verlegen woord met allerlei associaties, 27 - In- en door- en om-wonen; ingaan en in-zijn, 28 - Worsteling tegen de idée van een ‘Bóven-Persoon’, 29 - Heenwijzing naar de ‘eenvoudigheid’ Gods, 30 - Terminologische verwarring en haar oorzaak, 31 - Danaeus tegen Chemnitz - calvinist contra lutheraan, 32 - Opeenstapeling van beelden, 33 - Danaeus zoekt naar de bronnen (hidryse), 34 - Andere beeldspraak: (em)monê, coexistentie, etc., 35 - Toch ook Danaeus zelf in de klemmen der beeldspraak, 36 - Practisch belang der discussie: ‘eenvóudige’ aanbidding, 37 - ‘Anhypostatisch’ en ‘enhypostatisch’, bijeenhoorende termen, 38 - Dr A.G. Honig: ‘onpersoonlijk’ een hier wel te mijden term, 39 - Dr Los: ‘onpersoonlijke menschelijke natuur’ schrikbeeld, 40 - Grosheide-Hepp-Waterink-Steen: ‘Gereformeerd belijden’!, 41 - De term voor ons niet confessioneel, 42 - ‘Anhypostatisch’ in óngunstige beteekenis, 43 - Geen ‘éigen’ subsistentie is niet: zónder subsistentie, 44 - Menschelijk persoonlijk òf anders menschelijk ònpersoonlijk?, 45 - Het dilemma is onoordeelkundig opgesteld, 46 - Geen gangbare meening inzake ‘ik’ of ‘persoon’, 47 - ‘Onpersoonlijk’ en ‘algemeen-menschelijk’, - en rondom mist, 48 - ‘Anhypostatisch’ een eerenaam? Ook ‘Belial’ ontving hem, 49 | ||
VRAAG 25. | ||
§ 60 | Het éénstemmig Woord aangaande het ‘driestemmig koor’ | 50 |
Drie stemmen, maar geen ‘unisono’, 50 - Onmacht der logica geen moratorium voor 't geloof, 51 - Geen eeuwige oplossing van |
[pagina 510]
blz. | ||
---|---|---|
eeuwige dissonanten, 52 - Deut. 6:4 als getuigenis aangehaald, 53 - Praescriptief, descriptief of beide?, 54 - Geen verhypostaseerde kracht, doch Hypostase, 55 - De Hermeneut en Exegeet van trinitarische spraak, 56 - Het ‘probleem’ van het vaderschap over den Messias, 57 - David de mindere van den Priester-Koning, 58 - Ambtsunie, zonder dynastieke allure, 59 - Ps. 110:1 is niet te schrappen van de ‘lijst’, 60 - Vereeniging met verschenen Hypostasen, 61 - ‘De’ Gekomene (Cerinthus), 62 - ‘Christus’ vóór Golgotha gescheiden van ‘Jezus’?, 63 - Eénstemmig Woordgetuigenis aangaande drieëenig ‘Koor’, 64 | ||
§ 61 | Afzonderlijke stemmen | 64 |
Bewijsplaatsen slechts van kracht in het Schrifttotaal, 65 - ‘Eén’, ‘de Eéne’, ‘eenheid’ nergens zoo als hier, 66 - Identiteit, eenheid, eenvoudigheid - alles bizonder, 67 - De eenvoudigheid Gods, confessioneel erkend, 68 - Concludeeren van eenvoudigheid op onsterfelijkheid, ook der ziel, 69 - Rechts-links-, dan wel hoogerlager-schema, 70 - Antitheseleer en natuurconstructiepoging, 71 - Ziel-lichaam, of ik-natuur, 72 - Sterfelijkheid, onsterfelijkheid, voortbestaan en leven-dood, 73 - Kuyper over rationalisme en onsterfelijkheidsleer, 74 - Lindeboom-Kuyper-Kant, 75 - Plato over de praeëxistentie; de Schrift over de schepping, 76 - Bavinck over de religieus-ethische beteekenis van ‘dood’, 77 - Noch de redelijkheid, noch de ‘eenvoudigheid’ vergoddelijken, 78 - Gods eenvoudigheid - geen anthropologisch vakthema, 79 - Verdergaande subtiliteit in het eenvoudigheidsbegrip, 80 - Verkapte bewijzen voor bestaansmogelijkheid van den gedachten God, 81 - Remonstranten in oppositie tegen Gods ‘eenvoudigheid’, 82 - Affecten en eenvoudigheid van God, 83 - Besluiten en eenvoudigheid van God, 84 - Besluiten accidenten van ‘een’ veranderlijken God?, 85 - Gods immanente handelen bekeken als óns ‘exeunte’, 86 - In God geen ‘velleitas’ (Twissus), geen onpersoonlijk geschieden, 87 - Eenvoudigheid als totaliteit, massiviteit, intensiteit? Of dialectisch?, 88 - Eenheid zonder unificatie, hetzij van buiten, hetzij van binnen, 89 - Geen arithmetisch ‘probleem’, 90 - Foederale unie perfect in wézens-unie, 91 | ||
§ 62 | ‘Ik-Gij-relatie’, boven en beneden | 92 |
Drie relaties: Ik-Gij, Ik-gij, ik-Gij, 92 - De eenmaal ingeburgerde termen onmisbaar geworden, 93 - Triniteitskwesties zijn van religieus belang, 94 - Geen combinatie van ‘abstracties’, doch concrete unie, 95 - Het religieuse belang der triniteits-perichoorése-belijdenis, 96 - Kohnstamm, de openbaring ver-subjectiveerend, 97 - ‘Deze drie’ ‘te zamen’ geen godHEID, doch God, 98 - Machteloosheid hier van psychologie, anthropologie, enz., 99 - Pantheisten en ‘modernisten’, 100 - ‘Persoon’ in meer dan één beteekenis, zélfs hier, 101 | ||
§ 63 | Schatkamer en schoot | 101 |
Het niet onbedenkelijke woord ‘diepte’ (bathos), 102 - ‘Diepte’ als duistere diepte, kerkelijk verdachte term, 103 - Het beeld van ‘uterus’, ‘geboorte’-‘schoot’, 104 - Ongenoegzaamheid eener exclusieve beeldspraak, 105 - ‘Thesaurus’, - aanvullende beeldspraak voor het onzegbare, 106 - De concrete aanvullingsdienst van beide beelden, 107 - ‘Zijn’ en ‘hebben’ - Possessor van zichzelf, 108 - Thesaurus-rust en uterus-arbeid in eenheid, 109 - Boëthius over Gods possessio tota simul, 110 - ‘Natuurlijk licht’ - in Gód te prijzen, 111 - Subject, inhoud, acte van autark bezit, 112 - Het negatieve (begin- noch eindpunt) zegt te weinig?, 113 - Minstens twee verschillen in het ‘geen einde hebben’, 114 - Stabiliteit, constantie, eigen duurzaamheid, 115 - Het element van |
[pagina 511]
blz. | ||
---|---|---|
‘tota simul’, 116 - Onze kategorieëntafel kan den Eenvoudige niet aan, 117 - Boëthius' term wijst pantheisten de deur, 118 - De consequenties van ‘possessio tota simul’, 119 - De ampele beteekenis van ‘choorein’, 120 - Florence over de ‘principes’, 121 - ‘Oneindigheid’ en ‘niet-eindigheid’ en Cartesianen, 122 - ‘Infiniet’ en ‘indefiniet’, 123 - Eeuwigheidsbegrip der Socinianen, 124 - De ‘prae-aeterniteit’, 125 - De achtergrond: Socinianen tegen het besluit, 126 - Remonstranten aan Socinianen ook hier verwant, 127 - Curcellaeus' oppositie tegen Boëthius, 128 - à Limborch: verkleining afstand God-mensch, 129 - Scholastieke dilemma's interesseloos na confessioneele breuk, 130 - Remonstranten om hun ‘Godsbegrip’ van Boëthius vervreemd, 131 - ‘Deze Drie’ zijn de ééne Gód, niet ‘godhéid’, 132 | ||
ZONDAG 9. | ||
VRAAG 26. | ||
§ 64 | Genereerder in eeuwigheid en tijd | 133 |
De Schepper achteraf als Christus' Vader gekend, 133 - ‘Raad’ die permanent geschiedt, 134 - Gods ‘raht’, een lévend heden, 135 - In mysterieuze diepten werkt de heilshistorisch Bekende, 136 - ‘Puer aeternus’, - maar dingen zijn geen Personen, 137 - Geen ‘puer’, doch ‘Logos’, 138 - Johannes' proloog geen speculatief vervormde mythe, 139 - De Logos is het Leven, 140 - Logos als Persoonsnaam speciaal bij Johannes, 141 - ‘Prae’-existentie en verschijning in den tijd, 142 - Grondbeteekenis van den naam ‘Logos’, 143 - De onafhankelijkheid van de bijbelsche naamgeving, 144 - Verband met ‘Wijsheid’ (chokma, sophia), 145 - Buitenbijbelsche speculaties voor de prediking niet indifferent, 146 - Joh. 1:1 en Gen. 1:1, 147 - Pantheisme over Gods ‘rijkdom’ of ‘armoede’, 148 - Rijkdom als ‘lot’ ware nòg voor God ‘armoede’, 149 - ‘Bij God’, begrip van plaats en van relatie, 150 - ‘Bij God’, - aanduiding van werkzame praesentie, 151 - Emanatie en evolutie uitgesloten, 152 - Origenes over 't ondergeschikt zijn van den Logos, 153 - De Logos is God, niet ‘de’ God, 154 - ‘Genereeren’ in allerlei beteekenis, 155 - Generatie, die niet in vergelijking komt, 156 - Athanasius over ‘den goeden Logos’, 157 - Arius: de Zoon ontstaan uit een wilsdaad van den Vader, 158 - Genesis van Logos uit denken en wil, 159 - Generatie, - bijkomende wilsdaad dan wel wezensontvouwing, 160 - Ondanks exegetische misslagen toch Schriftopening, 161 - De uren Gods de spitsuren van den mensch, 162 - De scheiding tusschen vs 3 en vs 4 in Joh. 1, 163 - ‘Leven’ en ‘licht’ in den proloog, 164 - De Gegenereerde raakt de mènschen, 165 - ‘Leven’ en ‘licht’, identiek, doch in wèrking onderscheidbaar, 166 - ‘Schijnen’, vóór en na ‘verschijning’, 167 - ‘Komende in de wereld’, - hoe bedoeld?, 168 - Meermalen goddelijk of messiaansch praedicaat, 169 - Wèlk ‘komen’ bedoeld?, 170 - Allerlei komen in rekening gebracht, 171 - ‘In de wereld’, ‘een iegelijk mensch’, 172 - ‘Komen’, niet als een ‘bloote’ Logos, 173 - Generatie - eenvoudigheid naar binnen en naar buiten, 174 - Lasten en lusten van het begrip: Initiatiefnemer (Vader), 175 - Perichoorése en choorése; Logos en Rhêma, 176 - Wèl: ‘het’ Woord; niét: ‘een’ parool, 177 - Logos endiathetos en prophorikos?, 178 - De eenheid-in-eenvoudigheid van deze ‘twee’, 179 - Zijn glorie gezien, zijn lichaam gegeten - parallelie, 180 - Hetzelfde ‘oog’ aanschouwt zijn heerlijkheid èn schande, 181 | ||
§ 65 | De Genereerder treedt op als Máker | 182 |
‘Genereeren’ en ‘maken’ scherp onderscheiden, 182 - Arianen naar Grieken verwezen (inzake ‘ongeworden’), 183 - Ongeworden, |
[pagina 512]
blz. | ||
---|---|---|
ánders geworden, geboren, ànders verwekt, 184 - ‘Initiatief nemen’, geen voorrangspositie, 185 - Gods raad en Raad; initiatief en Initiatief, 186 - ‘Zijn’ en ‘worden’, geen eleatische dilemmatiek!, 187 - Alles ‘door Hem’, niets ‘zonder Hem’, 188 - ‘Door’ duidt geen separaten ‘uitvoerder’ aan, 189 - Nieuw bezwaar tegen den term ‘Scheppingsmiddelaar’, 190 - Werner en Michaelis over ‘engelchristologie’, 191 - Christus ad interim engel-vórst?, 192 - Paschen en de Kurios-titel, 193 - Niet in ‘een goddelijke’, doch in Góds gestalte, 194 - De tijdelijke opdracht is de messiáánsche, 195 - ‘Stoicheia’, - letters of elementen?, 196 - Javet: ‘stoicheia’ als persónen, 197 - Javet's argumenten ontoereikend, 198 - ‘Poiêtês’ zonder tusschenpersonen, 199 | ||
§ 66 | Váder, geen ‘bron’ | 200 |
Niets ‘praeter’ Gods willing; nergens ‘toe-val’, 200 - Schepping als besluits-executie, 201 - Geen toe-bedeeld ‘wèllen’, doch toedeelend ‘willen’, 202 - ‘Hét’(!) ‘Eéne’, willoos vloeiend: emanatie, 203 - Plotinus over ‘eenvoudig’ en ‘samengesteld’, 204 - ‘De drie Hypostasen’ van ‘Hét’, 205 - ‘Uitgaand’ en ‘inblijvend’ ‘woord’ in ‘Hét’, 206 - Dronkenschap-niet-van-wijn in en buiten den bijbel, 207 - Aristocratische goddelijke ‘temeritas’ contra Gods wijzen ráád, 208 - Het stervende tarwegraan breekt den dionysosroes, 209 - Allegoriseerend misbruik van bijbelsche messiaansche spraak, 210 - Valsche waarde-filosofie wortelt in emanatie-leer, 211 - Raad-kamer Gods tegen kraam-kamer ‘gods’, 212 | ||
§ 67 | Nergens sterese, overal terese | 212 |
‘Sterése’, - aanslag op Gen. 1:4-25, 213 - Sterése (privatie) in onderscheiden zin, 214 - ‘Val’ als ‘exiel’; bestaan als ‘niet-zijn’, 215 - Niet als grondvraag: ‘wat hóórt gij?’ doch: ‘waar wóónt gij?’, 216 - ‘Terése’, geen zijnscultus, doch dienst-substraatlegging, 217 - ‘Bewaren’ - factische erkenning van exousiaén-dunamis, 218 - Programmatisch conserveeren voor programgetrouwe uitkomst, 219 - Geen Al-behoeder; wel Al-‘bewáárder’, 220 - ‘Bereesjith’ (in den beginne) zonder ‘status constructus’, 221 - Terése, eerst van haar Subject, daarna van haar objecten, 222 - Geen ‘jaloerschheid’ als in een ‘zijns-hiërarchie’, 223 - Verbond staat tegenover schepping synthetisch, niet analytisch, 224 - Pelagius en de gemeene-gratie-leer, 225 - Existentie geen gratie, ook niet in verzwakte beteekenis, 226 - ‘Gemeene gratie’ en residu van ‘gangbare leering’, 227 - Een ‘eerste proeve’ - geen gangbare ‘lééring’, 228 - ‘Terreinenleer’ en ‘gemeene-gratie-theorie’, 229 - Hepp's loochening van Kuyper's auteurschap in dezen, 230 - Kuyper over ‘positieve’ werking der ‘gemeene gratie’, 231 - ‘Constant’ en ‘progressief’; ‘instrument’ en ‘medewerker’, 232 - Tegenstrijdige ‘ontwerpen’ eener gemeene-gratie-looze wereld, 233 - Kuyper ‘tast’ in meer dan één richting, 234 - Bavinck's anders luidende term: lankmoedigheidsverbond, 235 - Prins en Remonstranten; Bavinck over aangeboren ideeën, 236 - Bavinck keert op zijn schreden terug, 237 - Kuyper en Bavinck wijken ook zelf af van de ouderen, 238 - Generaal steeds commuun, commuun niet steeds generaal, 239 - Waarschuwingen tegen blokkeering van nader onderzoek, 240 - Exegeten ondergraven Kuyper's stellingen, 241 - Samenhangende problematiek, 242 - Accentverlegging in de axiologische terminologie, 243 - Onjuiste methode; onrijpe discussies, 244 - Het oude ‘ephesis’-begrip vernieuwd, 245 - ‘Onbewust verlangen’; - ‘eros’, 246 - ‘Agape’ contra ‘eros’; ‘naar boven’ of ‘naar voren’ gaan?, 247 - Terése-leer, bijdrage tot ‘den zin des levens’, 248 - Kencritische en waardefilosofische theorieën in dezen, 249 - ‘De zin des levens’ - een gelóófs-stuk, 250 - Samenhang en samengang, 251 - Gods terése als insuperabele zin-bewaring, 252 - Samenhang vóór samengang, 253 - Verbonden- |
[pagina 513]
blz. | ||
---|---|---|
heid vóór gemeenschaps-oefening, 254 - Zin-vol existeeren: zingetrouw léven, 255 - Geen ‘natuur-’ of ‘historie-’, doch het ‘bondsboek’ leert, 256 - Samenhang van zijn terwille van functie, 257 | ||
§ 68 | Gods constantie en die der wereld | 258 |
Constantie van den Autarke tegenover de kreatuurlijk-afhankelijke, 258 - Gods constantie, niet als filosofeem, doch als belijdenisinhoud, 259 - ‘In’ God-den-Schepper, en ‘aan’ de schepping gelooven, 260 - De transcendente God slechts als óók immanent te gelooven, 261 - Psalm 33:6 - de Logos of een parool?, 262 - Storm en bliksem en bodefunctie - voor aller Heer, 263 - Slechts in absoluut vrije keuze is Vaderschap zelf absoluut, 264 - Gods identiteit; geen metaphysisch-logicistisch axioma, 265 - Geen dilemmatiek als van Thomas of Przywara, 266 - Wel openbaringshistorisch, doch geen theogonisch gegeven, 267 - Gelóóf in Gods constantie verwerpt idee van ongeschapen evolutie, 268 - Geen God, die zelf in ‘sterese’ ware, 269 - Het evolutie-‘dogma’ móet àlles raken, 270 - Darwin, Keith, Hobbes, - àllen gaan overstag, 271 - Genesis 1 tusschen monisten en pausen, 272 - De paus over het polygenisme, 273 - De schemering der ‘primitieven’ met hun ‘religie’, 274 - Monisme; historisch materialisme, 275 - Hegels invloed - halfslachtige critiek (Lang), 276 - ‘Hooge goden’, - substantief verteert adjectief, 277 - Geslaagde barthiaansche stormloop?, 278 - Zelfs de ‘afhankelijkheids’-idee niet serieus genomen, 279 - Aanvankelijk critiek op immanentisme en evolutionisme, 280 - Hegel-Kierkegaard - ‘religie’ of ‘gelóóf’? A of B?, 281 - Schermutselingen tegen elkaar, geen oorlog tegen den erf-vijand, 282 - Zelf - mythologiseerend - medestander van den erf-vijand, 283 - Geen onderscheiding meer tusschen ‘waar’ en ‘valsch’, 284 - Permit voor mythologanten en evolutionisten, 285 - Geen kwestie primair van ‘positieve gegevens’, 286 - Evolutionisme kent geen origineerend verbond, 287 - De ‘primitieve’ mensch - loochening van den ‘primus’, 288 - Ethiek zonder grondslagen; religie bloote natuur, 289 - Het ‘proletariaat’ der religie - òpdan wel néérgang?, 290 - Wat is ‘prae-historisch’, of ‘oorspronkelijk’?, 291 - Paradisale religie èn cultuur beide in den mist, 292 - Zig-zag-koers inzake ‘religie’ en ‘magie’, 293 - Compromis ook met ‘behoudende’ evolutionisten uitgesloten, 294 - Een socialist weerlegt de socialistische evolutieleer, 295 - Axioma's, geen statistica in geding, 296 - Kosmische stralings- of gespreksmatinée?, 297 - ‘Van den beginne’ of ‘in principe’ (Linnaeus), 298 - Genesis 1 en het ‘sóórt-begrip’, 299 - Linnaeus' ‘correctie’ was - keus van bijbeltaal, 300 - Bastardiseeringsprocedures staan voor grènzen, 301 - Boerhaave-Kant: ook grènzen zijn gelóófsstuk, 302 - ‘Initium’ stelt ‘principium’ en ‘principia’, 303 - Opbouwende katastrofes gaan vóór verstorende (Gen. 1 en 7), 304 - God als distinctie-stéller bij voorbaat beléden, 305 - Immanuël Kant en de luizen van den zwerver, 306 - Hinderlijke voogdij van ‘exacten’ en evolutionisten, 307 - Denken en ‘kosmische beweging’: oscillatie-theorie, 308 - Vanzelf met ‘God’ mee ‘oscilleeren’ - óók ethisch, 309 - Geen fladderende wind, doch sprékende God, 310 - Aantasting van het geloof in God als ‘Bezitter’, 311 - Gereformeerden contra Remonstranten over Gods identiteit, 312 - Socinianen, Remonstranten en kabbalisten, 313 - Geen ‘ònt-wording’, ‘ònt-ikking’, ‘ònt-persoonlijking’, 314 - Bogomielen over ‘archaeologie en theologie’, 315 - ‘Satanaël wórdt Satan’ - Christus bezet zijn plaats, 316 | ||
§ 69 | Gods ‘rechter-’ en Gods ‘linkerhand’ | 317 |
K. Barth over ‘rechter-’ en ‘linkerhand’ bij God, 317 - Hobbes over de heidenen, - en dan Barth, 318 - De chaos ‘in tegenstelling |
[pagina 514]
blz. | ||
---|---|---|
met God èn met wereld’, 319 - Gods ‘scheiding-maken’ - aanvang van strijd met chaos, 320 - Jesaja, spelbreker voor het symposion van kerkaristocraten, 321 - Vréémde taal, vréémde lieden over Gods ver-vréémde volk, 322 - Luther, commentator van Paulus-Jesaja, 323 - God door barbaren barbaarsch sprekend, 324 - Wet (zuur, ‘vreemd’) en evangelie (zoet, ‘eigen’), 325 - Déforme en toch onsterfelijke werken Gods?, 326 - Melanchthon-Strigelius en 't practisch-syllogisme-thema, 327 - Schapen scheren met de linker-, en verwarmen met de rechterhand, 328 - Wet-evangelie=staat-kerk=links-rechts!, 329 - Strigelius: geometrische accuratesse beneden èn Boven, 330 - De ‘eenvoudige’ God voorgesteld met een ‘gespleten’ hart, 331 - Rechterhand een eerste-, linkerhand een tweede-hands-mysterie, 332 - De Apologie der Augustana legt de improvisaties vast, 333 - Heel de bijbel naar 't links-rechts-thema ingedeeld, 334 - Rechtshandhaving òf paedagogische kastijding - vergeten vraag, 335 - Tweede ramp: antieke vertaling van Jes. 28:19 slot, 336 - Luther's vrienden: Bernardus, Tauler, en hun bijbel, 337 - ‘Mijn rechterhand vergete zichzelf’, eer ik Gods linkerhand gedenke, 338 - Bij de mystiek ontmoet de linkerhand (dreiging) geen respect?, 339 - De mystieke Hoogliedmotieven in geding, 340 - Illustratiemateriaal voor een vademecum therapeuticum spirituale, 341 - ‘De deugd in het (momenteele!) midden’: koninklijke weg!, 342 - Een God, die niet gehéél zich roemen durft!, 343 - ‘Perazim’ (scheur), feitelijk in God zelf gedacht, 344 - Luther's ‘spel-moment’ - geen kategorie (v. Ruler), 345 - Voltaire's ruwe spot en het scholasticistisch raffinement, 346 - Liefde Gods ‘vàk’; toorn slechts incidenteele karwei, 347 - Twee-handen-doctrine valt terug in sterése-leer, 348 - Gods terése niet meer ‘vrij’? Kosmische souvereiniteiten?, 349 - Zou bondsstipulatie A hét ‘Verbum’, doch B ‘een parool’ wezen?, 350 - Theologische praatjes bij carnavalsplaatjes, 351 - ‘Larve’ als vermommingskleed-voor-één-keer, geen kategorie, 352 - ‘Mandatum adiunctum’ en larve, 353 - Bühler-Barth: inplaats van individualiseeren generaliseeren, 354 - ‘In, met en onder’, maar geen consubstantiatieleer, 335 - Larve-geschiedenis geen doxageschiedenis - wèl erdoor bepááld, 356 - Luther generaliseerde niet; incident geen kategorie, 357 - De twee ‘handen’ en het ééne eenvoudige ‘hart’, 358 - Augustinus en Bilderdijk: de pijn een weldaad, 359 - Voor ons in de hánd hebben - in het hárt met ons vóór hebben, 360 - ‘Dingen’ zijn nooit in ‘expeditie-afdeelingen’ opgestapeld, 361 - ‘Saumur’ contra ‘Genève’ inzake Gods ‘attributen’, 362 - Op dit punt: kiezen of deelen over heel de linie, 363 - Beschamende slordigheid in de probleemstelling, 364 - Wat is de een negatie van zijn eigen ‘ja’ ‘voorbijgaande’ God?, 365 - Het verbond als ‘nood-verordening’?, 366 - Een God, die ‘scheiden’, maar niet ‘àf-scheiden’ kan?, 367 - Tohoe-wa-bohoe en tehoom: góederen, 368 - ‘Scheiden’ als individualiseeringsacte ter verbinding, 369 - De rommeligste term: ‘negatie’: niet-verwekken ware verwèrpen?, 370 - De Kurios staat ónder zijn kuriotês: de scháduwzijde ook......, 371 - Waarde-verschillen binnen Gods zijn en doen?, 372 - ‘Verwerpen’ bij Barth Gods armoede, in de Schrift óók Gods glorie, 373 - God onvrij in oiko-domê (huisbouw) èn in oiko-nomia (huisbeheer), 374 - ‘Ignoreeren’ - en meteen begint de procedúre?, 375 - Knoeien met: ‘tegenstelling, paradox, element, systeem’, 376 - Linkerhandswerk ‘teeken’ van rechterhandswerk; ‘neen’ van ‘ja’, 377 - Eenheid van tegendeelen boven; tegendeelen van eenheid beneden, 378 - Geometrische ‘beeldspraak’ past hier nèrgens, 379 - Bedoening en bedoeling; toelating en wil, 380 - ‘Wie tegen den hemel spuwt, krijgt het in zijn gezicht’, 381 - Kiezen niet uit xn mógelijkheden, doch uit getelde wèrkelijkheden, 382 |
[pagina 515]
blz. | ||
---|---|---|
§ 70 | De dood - pendant van 't leven? | 383 |
De dood, in welken zin ‘vreemd’, als Haman of als Ezau?, 383 - Barth: geboorte en dood spiegel van schepping en voleinding, 384 - Heidegger's ‘bezwaren’ tegen christelijke dogmatiek, 385 - ‘Transcendeeren’ is wat anders dan ‘normaal groeien’, 386 - Niet de dood, wèl zijn mógelijkheid is ‘origineel’, 387 - Heidegger contra bijbel: dood geen oer-norm, wel eraan gebonden, 388 - Schuld als oorspronkelijk accompagnement?, 389 - Evolutionistendood is geen theologen-brood, 390 - De evolutionist, door de voordeur verdwenen, de achterdeur in, 391 - Primitieve ondermensch of publiek persoon, 392 - De ‘angst’ als oorspronkelijk oergegeven?, 393 - Angst en vrees? Of - vrees en angst?, 394 - Kierkegaard: zonde door zonde; zonde, vrees en ‘angst’, 395 - Angst en bepaaldheid; angst en vrijheidsbesef, 396 - Heidegger-Paulus-Calvijn: ‘dood’ en ‘reine’(!) anthropologie, 397 - Biologie en theologie; wat is ‘eindigen’?, 398 - Sterven iets anders dan overlijden? Gestadige dood!, 399 - Een wieg dadelijk oud genoeg? Een graf eveneens......?, 400 - Heidegger eindelijk contra Barth. - Sternberger, 401 - Barth-Hegel-Heidegger over het ‘vreemde’, 402 - Dood en bewustzijn; dood en evolutie; dood en universum, 403 - Heidegger: ‘hemelvaarts’-idee is corruptie en zinloos, 404 - ‘Geen troostredenen noodig tégen den dood’, 405 - ‘De dood zelf de troost’ - géén Christus als doodsverslinder, 406 - Max Scheler: ‘leven’ en ‘dood’ in biologischen zin, 407 - De dood als door het leven ‘gezette’ grens, 408 - Lijden en offer als kwestie van ‘minder’ en ‘meer’?, 409 - Dood-in-het-klein, en in-het-groot. Pijn en liefde, 410 - Geen plaats voor onzen Hoogepriester zonder ‘Januskop’, 411 - Christus' dood anti-oudtestamentisch! Lijdensdialectiek en zondeval, 412 - K. Jaspers: antinomieën in subject en object, 413 - Waarde-onwaarde: onformuleerbare polariteit, 414 - Dapper sterven zonder zelfbedrog; en geen sofisme!, 415 - ‘Dood is meer dan leven’: mijn vaste geleider, 416 - Strijd en liefde: evangelie noch Tolstoy, 417 - Doodscomplex en scheppingsordinantie: schuld?, 418 - Schuld niet incidenteel-individueel; geen arme-zondaars-bewustzijn, 419. - Een streep door alle niet-antinomisch wereldbeeld, 420 - ‘Reactie-theorie’ contra Gen. 1-3, 421 - Het water-en-vuur-vrouwtje van Guyau, 422 - Gods wijsheid als die van den vrijen God in geding, 423 - Wijsheid van vrijen God onvindbaar voor ‘natuurlicht’, 424 - Gods wijsheid niet pas op het ‘gevondene’ betrokken, 425 - Alle goddelijke voorkennis is pro-horismos, 426 - Ook het ‘scheiden’ en ‘scheidslijnen’ trekken is Gode ‘eigen’, 427 - Gods toorn de toorn van den vrijen ‘Stéller’, 428 - Gods toorn, indien onze hoop, waarom niet onze wànhoop? 429 - Dubbele praedestinatie of dubbele praedestinatie-‘zijde’? 430 - Barth evolutionist malgré soi. Dubbel, niét dialectisch, 431 - Twee-handen-beeldspraak en schaal-vrucht-beeldspraak, 432 - Barth, ontleener èn ontkrachter van Jesaja 28, 433 - De ‘dialectische praedestinatie’-leer ontkracht het woord ‘badal’, 434 - Straffen barmhartigheidsmacht? Niet in openbaringshistorisch raam, 435 - Hoe ‘geeft God over’? Als Paulus en als Judas...... 436 - ‘More geometrico’ èn ‘dialectico’ - de passe-partoutmethode, 437 - ‘In-gaande’ en daarna ‘dóór-gaande’ dood als vijand, 438 - ‘Charisma’ en ook smàrtelijke bezoldiging ‘van bóven’! 439 - Tússchen existentie-productie en levens-charisma: verbóndsstelling, 440 - ‘Natuurlijke’ en ‘legale’ dood (en zonde), 441 - Menschelijk ‘leven’ is meer dan animale existentie, 442 - Generaliseerende en individualiseerende begripsvorming, 443 - De Schrift doorbreekt den waan der sufficiente begripsvorming, 444 - Ook ‘natuurhistorie’ moet gelóóvig geschreven worden, 445 - Het confessioneele woordenboek behoeft confessioneele redactie, 446 - |
[pagina 516]
blz. | ||
---|---|---|
Tegenover ‘begin’ (in tijd) staat wel ‘einde’, maar niet ‘dood’, 447 - ‘Overgang’ van paradijs I naar II beteekent: àndere existentiewijze, 448 - De ‘kopos’ ontaardt in perforatie-mactatiepijn, 449 - De les van het bijbelsche ‘opstandings’-begrip, 450 - Bezoldiging, door God of door ‘de zonde’ uitgereikt? 451 - ‘Stipendium’ voor een niet natuurlijk dienstverband, 452 | ||
§ 71 | De schepping als acte van vroolijke, spontane besluitsvaardigheid | 453 |
Wijsheid, zuster van de Vroolijkheid, 453 - Wijsheid en kennis, continue besluitsvaardigheid, 454 - Supra-infra-lapsarisme raakt 't thema van Gods wijsheid, 455 - Coccejus en de supralapsaristen: ‘eerst’ of ‘primair’? 456 - De ‘waarde’ der wereld: middel slechts of ook doel? 457 - Primaire dan wel secundaire waarde? 458 - ‘Prepon’, kwestie van deugd, doch ook van wijsheid, schoonheid, 459 - Coccejus' interpretatie van ‘primair’: 'n kwestie van evidentie?, 460 - Coccejus vlucht in het anthropopathisme, 461 - ‘Aphormai’-theorie helpt niet: wijsheid en VRIJ-heid! 462 - Besluit wat anders dan besluitsexecutie (Beza), 463 - Verwerping als bestémming-tot-acte-van-haat (Beza-Castellio), 464 - Supralapsarisme wordt supradestinationisme, 465 - Beza's schets: de abstraheerende God, 466 - Reproductie van Beza's schets, 467 - Beza's paradigmen, en zijn eigen dwangpositie, 468 - Besluit-totschepping werkelijk ‘gesubalterneerd’? 469 - In de besluiten geen ‘Aha-Erlebnis’, 470 - Ook geen ‘Aha’ in de ‘scientia media’, 471 - Gods besluit volkomen ‘vrij’, óók vàn onvrije reacties, 472 - Gratia facit, non invenit. - Gebléken welbehagen, 473 - Machteloos ‘Schriftbewijs’, 474 - Het ‘tekstenmateriaal’ zelf waarschuwt tegen ‘hubris’, 475 - Gods besluiten vrij, ook van een niet-vrij-geschapen ‘Gegen-wurf’, 476 - Straatmaker en Berijder zijn één, 477 - God wil geen straten, maar straat-toonéélen, 478 - Substraat-leggen is ook weer straat-leggen (voor drama), 479 - Geen onderscheid van ‘sonisch’, ‘super-’ of ‘sub-sonisch’, 480 |