En Jezus, roepende met groote stem, zeide: Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest. ........................... lucas 23:46.
Jezus is nu van zijn dagen verzadigd: Vader, in Uw handen beveelt hij zijnen geest. In dit laatste woord van Zijn vernedering heeft hij het testament der verzoening besloten, en zette hij de kroon op zijn lijdelijke èn ook op zijn dadelijke gehoorzaamheid.
Hier wordt zijn lijdelijke gehoorzaamheid volbracht. Daarin staat Christus boven den dichter van psalm 31, wiens woord hij thans in den mond neemt. Die dichter ziet honden en stieren hem naar het leven staan. Nu beveelt hij zijn geest in Gods hand, niet om door de doodspoort in te gaan, doch om vandaar weg te komen. De Vader neme zijn geest ten leven, opdat de vijand hem niet grijpe ten doode. Alzoo spreekt de Christus niet. Hij heeft, toen het moest, zijn geest in den greep der hel gegeven, want hij is neergedaald ter helle. Doch daarna wil hij wel sterven. Voor alle bestaan moet reden, voor elk vertoef moet opdracht zijn gegeven. Een Knecht leeft niet zichzelven, maar Dien, die hem gezonden heeft. Daarin ligt zijn knechtschap. Dus is hier de Volmaakte Knecht, die dadelijk na zijn: ‘volbracht’, ook zijn geest terug geeft aan God. Is het werk volbracht, dan heeft langer vertoef geen zin, het zou een zonde zijn. Knechten die klaar zijn, moeten dadelijk hun mandaat in handen van hun Zender stellen. Er is maar één Knecht geweest, die dat waarlijk deed; die eene was Christus. Het 7de kruiswoord werd aanstonds aan het 6de verbonden; en dat is onze zaligheid. Jezus heeft geen minuut voor niets op aarde doorgebracht. Hij vond het heel natuurlijk, te sterven, als het werk volbracht was; en niet te wachten op een aardbeving, of een scheur door het heelal, om in zijn dood hem glorie te geven. Die kwamen wel, maar toen Hij dood was.... De grootste Geweldige is in den grootsten eenvoud gestorven, haast op het kinderlijke af. Het werk is klaar; en wat nu, Vader? Denk daar eens over na, en zeg zelf: is de spreuk: ‘doe wel, en zie niet om’ wel ooit nageleefd, behalve
hier?
Maar dan voorts: ook Christus' dadelijke gehoorzaamheid wordt hier bekroond. Hij heeft daar straks de duivelen aanwezig gevoeld, en daalde tot hen af. Nu weet hij de engelen om zich heen en hij neigt zich tot hen over: als de hemel roept, zal hij niet komen? Zie, hoe hij werkt: hij laat zich het leven niet nemen, maar geeft het over. Hij stelt zijn geest in 's Vaders hand; en wie zijn eigen geest kan torsen, is sterker dan alle schepselen. Zie hem werken: God heeft hem verlaten; doch den band aan God knoopt Jezus zelf weer aan; hij spreekt niet meer van ‘God’, maar van zijn ‘Vader’. Hij spreekt de taal der Schrift; ook dàt is gehoorzaam. Hij geeft zijn geest over, niet als Elia, om van het werk en van de wereld af te zijn, maar om het werk bij God voort te zetten en altijd tot de wereld weer te keeren.
Deze dood is de kroon op zulk een leven. Al Jezus' zuivere wegen loopen op dit machtig slotwoord uit. Alle dood is disharmonisch; maar de harmonie van Christus' dood is de dood van de disharmonie van ons gebroken leven.