Toen Jezus dan den edik genomen had, zeide hij: het is volbracht. joh. 19:30.
In dit zesde kruiswoord spreekt de Knecht des Heeren. In zijn Messias-werk zijn twee deelen; een knechtelijk, en een koninklijk, een heer-lijk deel. Het messiaansche werk is nog niet volbracht; maar wel het knechtelijke deel ervan. En dàt betuigt Hij nu.
Neen, het messiaansche werk is nog niet volbracht. Ook de opstanding behoort daartoe, en de hemelvaart, en het wereldbestuur en de voleinding der geschiedenis en de wederkomst ten oordeel en het oordeel zelf. De keten is nog niet afgewerkt, en indien ook maar één schakel weggelaten werd, dan was alles nòg vergeefs. Het wereldleven kan zich geen seconde voortzetten zonder de directe en vol-werkelijke bediening van het Messiaansche werk. Elk oogenblik in de geschiedenis der wereld is nog christologisch.
Maar - het knechtelijke is volbracht, het slaafsche. Wat Christus thans verricht, is koninklijk. Wel komt het oogenblik, waarop hij het koninkrijk aan den Vader zal overgeven - en in zooverre zou men hem nòg Knecht kunnen noemen, dienaar van God -, maar Christus' werk is toch nu de slaafsche vernedering ontheven. Voor ieder mensch is zijn plaats in de wereld een gekregen plaats. Maar Christus, de verheerlijkte Koningsmensch, heeft zijn plaats in het heelal zelf veroverd; het is een genomen plaats.
Daarom luidt het: het is volbracht; het eerste hoofdstuk is nu geschreven.
Hier weet het geloof te staan in het midden der geschiedenis. Driemaal staat er in den Bijbel ‘volbracht’; en alle drie malen is de Zoon, als het Eeuwige Woord Gods, erin betrokken. ‘Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde’; hier treedt in het scheppingswerk wel de Vader op den voorgrond; maar door het ‘Woord’ heeft Hij immers de wereld toebereid, dat is: door den Zoon? Toen had voor het eerst de Zoon volbracht. En zie: aan het eind der dagen zal het weer klinken over de wereld: het is geschied (Op. 16:17). Dat zal de voleinding der geschiedenis zijn; als het werk van den Geest vervuld is; de Geest maakt immers kerk en wereld rijp. Maar die Geest is dan ook de Geest van Christus, die alles uit Hem neemt en in wien de Christus wederkeert; daarom is ook dit laatste, dit derde ‘volbracht’ weer een jubel, waarin het Woord, de Zoon, zijn aandeel neemt. En tusschen dit eerste en derde ‘volbracht’, staat nu dit tweede in. Het eerste wordt, dóór het tweede, aan het derde verbonden. Het eerste ‘volbracht’ stelt de wereld; het tweede handhaaft ze; het derde werkt ze uit. Maar dit alles behoort tot de geschiedenis, die voorbijgaat, tot de bewegelijke dingen. Daarom zal eenmaal God, in de eenheid van Vader, Zoon en Geest, een nieuw ‘volbracht’ spreken, dat de wereld uit de tijdelijke in de eeuwige dingen overbrengt: dat zal zijn, als Hij zegt: Het is geschied (Op. 22:6). Dat wil zeggen: ze zijn geworden, ze zijn tot stand gebracht, de nieuwe dingen. Buig nu
het hoofd: het roer der wereld is omgeworpen, en van nu aan komt het einde nabij. Jezus' dood is het begin van het einde en het einde van het begin.