§ 1. De beslissing der Amsterdamsche synode.
Reeds vóór de zittingen der Generale Synode van ‘de Gereformeerde Kerken in Nederland’ (1936) een aanvang genomen hadden, was uit de kerkelijke pers en uit de dagbladen algemeen bekend geworden, dat bij deze synode waren ingediend onderscheidene ‘verzoeken’ en ‘voorstellen’, rakende vragen van kerkregeering, nopens de ‘Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland’, hieronder aan te duiden als ‘N.S.B.’, en de ‘Christen Democratische Unie’, hieronder aan te duiden als ‘C.D.U.’
Voor wat de redenen dezer ‘verzoeken’ en ‘voorstellen’ betreft, zij hier er aan herinnerd, dat daarin gewezen werd op de noodzakelijkheid van het weren (door de kerken) van beginselen en uitspraken, welke rechtstreeks ingaan tegen de belijdenis, wanneer nl. dergelijke beginselen werden aangehangen door, of dergelijke uitspraken werden vernomen uit den mond van aanhangers der gereformeerde belijdenis, leden eener gereformeerde kerk. Daarnaast werd in bedoelde petities gewezen op de wenschelijkheid van eenheid van handeling in de kerkregeering, op de groote gevaren van bepaalde beginselen der N.S.B., op vroegere besluiten van de Generale Synodes van Middelburg (1933) ter zake van N.S.B. en C.D.U., en van Leeuwarden (1920) ‘inzake het lidmaatschap van organisaties, die staan op den grondslag van den klassenstrijd’, alsmede op de beroering, welke in ons volksleven verwekt is door N.S.B. en C.D.U. Voorts worde, voor wat den inhoud dezer tot de synode gerichte verzoeken etc. aangaat, vermeld, dat gevraagd of voorgesteld werd, maatregelen te nemen, om te komen tot uniformiteit in kerkregeering in dezen, o.m. door het aangeven van richtlijnen inzake tuchtoefening, of om een getuigenis of waarschuwing te doen uitgaan tegen de door N.S.B. of C.D.U. gepropageerde beginselen, of om een aanmaning tot getrouwheid en beslistheid tegen het voortwoekeren van onschriftuurlijke beginselen tot de kerken te richten.
In openbare zitting is meegedeeld, hoe de synode te dezer zake haar beslissing genomen heeft. Via de dagbladpers, die in dezen