Eerste reden, eerste optreden
(1989)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
De vier collega's in Rotterdam-Delfshaven. (foto afgestaan door de heer J.L. de Jong te Rotterdam)
Karl Barth en Th.L. Haitjema tijdens Barths eerste bezoek aan Nederland in 1926. (E.Busch, Karl Barths Lebenslauf, p. 173)
| |
[pagina 11]
| |
Hoofdstuk 1 Een jonge prof1. Een oude meesterProfessor dr. Klaas Schilder werd tijdens zijn leven steeds meer een omstreden figuur. Hij is door velen als leermeester gevolgd, door even zo velen als schoolmeester afgewezen. Om hem in 1934, meer dan een halve eeuw geleden aan de opleiding tot de dienst des Woords van zijn kerken te zien optreden is het nodig dat wij proberen hem te zien zoals hij toen was en werd gezien, niet zoals ieders voorkennis naar hem doet kijken. Wie was deze, toen 43-jarige dominee dat hij op 25 augustus 1933 door de generale synode van de Gereformeerde Kerken bij enkelvoudige kandidaatstelling én met algemene stemmen tot kerkelijk hoogleraar benoemd werdGa naar voetnoot1? Een zo duidelijke keuze in het beleid voor de Theologische School, de opleiding - naar gehoopt mocht worden - van generaties studenten tot de dienst des Woords, kan nu verrassen. Want vandaag bedenken we dat het dezelfde Schilder was die slechts enkele jaren later in een kerkelijk conflict zou raken dat leidde tot zijn schorsing en afzetting als hoogleraar en als predikant; en tot een breuk in de kerken en de School. De jonge Schilder biedt de kans om opnieuw zijn bijdrage aan kerk en theologie te beluisteren. Zodat een oude meester gezien wordt onder de belichting, die hij zelf bij zijn eerste presentatie koos, toen de waarde van zijn werk nog gelijk getaxeerd werd. Schilder is nog omstreden, want hij was een zeer strijdbaar theoloog. Zijn overtuiging is nooit moeilijk te raden, het vuur altijd voelbaar. Hij moest zich wel uiten, schreef en publiceerde vroeg en veel, voortdurend in gesprek. Zijn literaire gaven komen uit in volle, ver uitgesponnen zinnen, de variatie van zijn citaten, de woorden die hij smeedt aan de hand van de vreemde talen die hij zelf met gemak beheerste. Die taal en de stijl van zijn geschriften kunnen de toegang tot zijn theologische bijdrage hinderen. Hij was al vroeg een meester in de theologie, in het verwerken en ver- | |
[pagina 12]
| |
woorden. Maar zijn taalschat moet de lezer van vandaag op de koop toenemen. Hij is de moeite van het lezen en beluisteren waard. Schilder schreef zoals hij sprak: met kennis van zaken, vol overtuiging en graag gereformeerd. In het debat ontwikkelde Schilder zich. Aan het slot van een van zijn ‘vlugschriften’, zoals hij de brochure Een hoornstoot tegen Assen noemde, schrijft hij hoe hij met tegenzin aan het schrijven begonnen was. ‘Maar onder het schrijven kreeg het onderwerp meer en meer mijn belangstelling, omdat tenslotte al die antithetische opmerkingen weer terugleiden naar het brede veld van thetische opbouw’Ga naar voetnoot2. Dit persoonlijk proces typeert ook de toonzetting van zijn schrijven, die veelal polemisch genoemd wordt. Met scherpzinnige en onvermoeibare polemiek begeleidde hij personen en zaken in het kerkelijk leven en het theologisch debat. Schilders vurige stijl van schrijven riep vaak heftige reacties op en kwetste mensen. Wat toen blokkades opwierp, hoeft dat nu niet meer te doen. Als emoties vergeten zijn, kan het vuur van de overtuiging vandaag nog gevoeld worden. De oude meester geeft van dichtbij én op afstand veel te zien. Om de sprong terug naar het jaar 1934 te maken en zo een lijst om zijn inaugurele rede te zetten kiezen we kort twee lijnen uit Schilders leven die parallel lopen. Wie was hij als dominee gedurende de bijna twintig jaar van zijn werk als predikant in de gereformeerde kerken en hoe ontwikkelde zich zijn academisch talent? We gaan die lijnen afzonderlijk na en zien die dan samenkomen in zijn bijdragen aan het theologisch onderwijs dat zijn levenswerk zou worden. | |
2. Geleerd geloofDe jonge Schilder heeft als predikant van 1914 tot 1933 de gereformeerde kerken van Ambt-Vollenhove, Vlaardingen, Gorinchem, Delft, Oegstgeest en Rotterdam-Delfshaven gediend. Zijn prediking is de voorbereiding geweest tot de door hem uitgegeven Schriftstudies en meditaties. In 1926 begon hij aan de uitgave van een Bijbels dagboek, Goud, wierook en myrrhe. In het voorwoord schrijft hij dat hij er blij mee zal zijn ‘als dit werk voor elke dag iets geven kan, waarin de bijbel opnieuw wordt aangedron- | |
[pagina 13]
| |
gen aan verstand en geweten’Ga naar voetnoot3. Typerend is zijn poging de stof te ordenen naar het kerkelijk jaar. De christelijke feesten stellen Jezus als de Christus centraal. Ook voor Schilder is Hij in de Schrift centraal en elke dag levend. Het doordenken en schrijven van de preken en meditaties deed hem groeien naar zijn indrukwekkende werk Christus in zijn lijden. Een preek voor de serie Menigerlei genadeGa naar voetnoot4, die te lang was uitgevallen en door de uitgever ingekort moest worden, werd de impuls tot het schrijven van dit diepgaande werk. Deze trilogie, die al in 1930 compleet verscheenGa naar voetnoot5, getuigt van zijn talent als prediker, auteur en docent voor kerkvolk én theologen. Het is een opvallende combinatie van dogmatische en meditatieve gedachten rond Christus' lijdensweg. Geleerd geloof: misschien laat zich de indruk die zijn werk maakt zo verwoorden. De jonge dominee Schilder werd ook op andere wijze al snel een bekende figuur. Door middel van de kerkelijke journalistiek is hij uitgegroeid tot een invloedrijk predikant. Sinds in 1920 het nieuwe blad De Reformatie, weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven uitgegeven werd, was hij medewerker en vanaf 1924 mederedacteur met V. Hepp, J. Waterink en C. Tazelaar, hoogleraren aan de Vrije Universiteit. Naast zijn eerste meditaties komen populair-wetenschappelijke artikelen te staan, gevolgd door de rubriek ‘persschouw’ en ook ‘kerkelijk leven’. Zo heeft hij zich over allerlei zaken naar kerkvolk en collega's toe in voorlichting en bestrijding kunnen uiten. In 1935 - dus kort na de start van zijn werk als hoogleraar - werd hij de enige redacteur. Sindsdien was De Reformatie zijn spreekbuisGa naar voetnoot6. | |
[pagina 14]
| |
Dat Schilder als redacteur van De Reformatie aangetrokken werd, heeft zijn eigen werk ongetwijfeld gestimuleerd. Zijn brochures en studies uit de eerste jarenGa naar voetnoot7, haast jaarlijks verschijnend, spraken in op de brede kerkelijke actualiteit. Zijn gebundelde meditaties en artikelenreeksen wezen een eigen weg in het levensgevoel en de theologische brandpunten van de tijd na de Eerste WereldoorlogGa naar voetnoot8. Lezend en schrijvend heeft zich het talent ontwikkeld van de man, die de Theologische School als kandidaat verlaten had. In de studie voor zijn kerkelijk werk als prediker, journalist en voorlichter is de theoloog en dogmaticus gegroeid. Dat is de tweede lijn, die we naar 1934 toe volgen. | |
3. Erkend talentDe weidse titel van Schilders inaugurele rede is Barthiaanse existentie-filosofie contra gereformeerde geloofsgehoortheologie. Waarom begint hij zijn loopbaan als hoogleraar met een contra, een confrontatie? Voor de beantwoording van deze vraag zijn opnieuw Schilders jonge jaren belangrijk. Hij heeft zich als predikant-theoloog immers jarenlang met de theologische en filosofische gedachtenwereld van met name Karl Barth en de kring van geestverwanten rondom hem beziggehouden. Het was een wereld die gaandeweg meer invloed op Nederland zou uitoefenen, een invloed die Schilder onderging en tegelijk ondervroeg. Om ons enigszins in te leven in die tijd gaan we een aantal biografische feiten langs, die de aard van het contact van Schilder met Barth typeren. | |
[pagina 15]
| |
Karl Barth - hij werd in 1886 geboren - was een iets oudere tijdgenoot van Schilder. In 1919 schreef deze jonge Zwitserse predikant zijn Der Römerbrief, de commentaar op deze zo centrale brief van de apostel Paulus die het begin van een omwenteling in de duitstalige theologische wereld na de Eerste Wereldoorlog markeert. In de herschreven tweede editie drong dit boek in 1922 tot ons land doorGa naar voetnoot9. In dit werk breekt Barth met de liberale theologie, waarin culturele tevredenheid en Schriftkritiek de ernst van het christelijk geloof hadden afgevlakt. Hij komt op voor - en hier citeren we een weergave van Schilder - de werkelijkheid van ‘de uitverkiezing, en van menselijk bederf, en van de gebroken hoogmoed, “opdat geen vlees zou roemen voor God”’Ga naar voetnoot10. Barths werk kreeg in Nederland eerst in de studentenwereld bekendheid en invloed. Zijn eerste bezoek aan ons land zou al in 1925 plaatsvinden om op uitnodiging van de Gereformeerde Studentenbeweging hun congres als gast bij te wonen. Vandaag lijkt het merkwaardig dat dominee Klaas Schilder als een van de sprekers uitgenodigd was. Maar G. Harinck schrijft: ‘Voor 1926 kon men de namen van Barth en Schilder in een adem horen noemen’Ga naar voetnoot11. In de maanden, die aan dit congres en de verwachte ontmoeting voorafgaan, leest Schilder Der RömerbriefGa naar voetnoot12. Beiden hebben uiteindelijk niet aan het congres kunnen deelnemenGa naar voetnoot13. Maar de toegezegde deelname aan het congres en, van Schilders kant, de voorbereiding op de te verwachten ontmoeting zeggen iets over de invloed, die Barth en Schilder gelijktijdig verspreid- | |
[pagina 16]
| |
den. Het geestelijk klimaat in het Europa van na de Eerste Wereldoorlog drong hen beiden tot nieuwe, diepgaande bezinning. Schilders dogmatische eersteling Wat is de hel? - verschenen in 1919, het jaar van Der Römerbrief, maar voordat hij het werk van Karl Barth ontmoette - gaat diep in op de realiteit van het kwaad in deze wereld, Gods wereldGa naar voetnoot14. Grote belezenheid, een indringende schrijfstijl, kennis van de cultuur en literatuur én eerbied voor God hadden zij gemeen.
En toch was en bleef de afstand tussen Karl Barth en Klaas Schilder groot. Terwijl Barths werk in Nederland doordrong, zijn zowel Schilders analyse van de dialectische theologie als zijn eigen dogmatisch werk bij Barth onbekend gebleven. Maar hoewel een werkelijk gesprek tussen beiden nooit plaatsvond, toch is Schilders bijdrage aan het theologisch debat voor Nederland van grote waarde. Want hij is de ontmoeting van het begin af aangegaan en heeft de invloed van Barth willen keren. In 1926, het jaar na de verwachte ontmoeting start Schilder in het weekblad De Reformatie een reeks artikelen over een term, die in de theologie van de jonge Barth een centrale plaats heeft, de paradox. Deze serie De paradox in de religie is indirect, via de Groninger hoogleraar dr. Th.L. Haitjema, tegen Barth gericht. Haitjema had in 1926 een eerste inleiding tot Barths werk voor Nederland geschrevenGa naar voetnoot15. In deze en de daarop volgende studies, zoals Calvijn en de geloofsparadox, blijkt dat Schilder zich diepgaand met de publicaties van Barth heeft beziggehouden. De gekozen vorm van polemiek toont aan hoe hij het totale fundament van het barthianisme heeft afgewezen. Hij was niet de enige, die zich vanuit de gereformeerde theologie met Karl Barth bezighield. Maar hij was wel de eerste, die zo fundamenteel Barths werk ondervroeg | |
[pagina 17]
| |
en bestreedGa naar voetnoot16. Toen nog stond hij schouder aan schouder met professoren en leerlingen van de Vrije Universiteit, zoals dr. G.C. BerkouwerGa naar voetnoot17. Het is deze confrontatie, bedoeld als voorlichting in eigen land en kerk, geweest die Schilders werkelijke ontmoeting met Barth blijvend verhinderd heeft. Persoonlijk hebben zij elkaar slechts een keer ontmoetGa naar voetnoot18. Waar Schilder kritisch inzette, is die kritiek slechts indirect tot Barth doorgedrongen. De reeds genoemde Haitjema was een tijd lang Barths informatiebron in en over NederlandGa naar voetnoot19. Deze hervormde theoloog tekende voor Barth en het buitenland een beeld van de gereformeerde theologie. Het was het beeld van het zogenaamde ‘Hollands neo-calvinisme’, een negatieve typering die de concentratie op kerk en belijdenis en de aandacht voor christelijke cultuur als een versmalling van het reformatorisch erfgoed schetstGa naar voetnoot20. Door die bril heeft Barth de Hollander Klaas Schilder hooguit in de schaduw van de hem sympathieke, veelal hervormde theologen als O. Noordmans en K.H. Miskotte zien staan. | |
[pagina 18]
| |
Maar Schilder is niet in Nederland gebleven. Evenmin heeft hij zijn theologisch werk tot binnenlandse voorlichting beperkt willen houden. In 1930 zette hij zich tot promotiestudie en ging daartoe studeren aan de universiteit van ErlangenGa naar voetnoot21. Hij koos voor een promotie aan de filosofische faculteit. In het buitenland, in het brongebied van de dialectische theologie is hij door middel van zijn promotie en dissertatie in het Duits het gesprek op wetenschappelijk niveau aangegaan. Het zijn de artikelen uit de jaren 1926 tot 1929 geweest, die het zijn promotor, Prof. Dr. E. Herrigel, gemakkelijk maakten een thema voor de dissertatie voor te stellenGa naar voetnoot22. Zum Problem des Paradoxons in Philosophie und Theologie der Gegenwart werd de werktitelGa naar voetnoot23. Zo is na drie jaar werken in Duitsland en Delfshaven zijn academisch proefschrift klaargekomen: Zur Begriffsgeschichte des ‘Paradoxons’Ga naar voetnoot24. Het is de confrontatie met de theologische en filosofische achtergronden van de kring rond Karl Barth die Schilders wetenschappelijke vorming stimuleerde en zijn academische entree bepaalde. | |
[pagina 19]
| |
Achterin zijn dissertatie schreef Schilder zijn curriculum vitae, de persoonlijke presentatie, waarin hij zich voorstelt aan zijn lezers. Zo vermeldt hij achterin zijn duitstalige proefschrift alle plaatsen waar hij sinds 1914 predikant geweest is. Hij laat de toevoeging van ‘den Gereformeerde Kerken’ onvertaald. Ook al promoveert hij in Erlangen, zijn boek verschijnt bij de gereformeerde uitgeverij J.H. Kok in Kampen. In zijn presentatie kijkt Schilder naar die twee kanten. De Nederlandse predikant komt de academischkerkelijke wereld van Duitsland binnen en wil daar gelezen worden om wat hij in de actualiteit van kerk en theologie te zeggen heeft. Maar evenzeer wenst Schilder zich Nederlandse lezers. Zo breed mogelijk presenteert hij zich. In een opvallend complete lijst staan zijn boeken opgesomd, zijn gebundelde artikelen, brochures, en zelfs gedrukte preken. Vanuit zijn kerkelijk werk presenteert doctor Klaas Schilder zich. Zijn talent werd erkend. Zijn werk vanuit de pastorie, dat bekroond was met zijn academisch proefschrift, had hem zoveel bekendheid en vertrouwen gegeven dat hij aan de opleiding tot de dienst des Woords van zijn kerken geroepen werd. Een jonge prof, een ‘professional’ was hij. Zo werd hij geroepen tot het werk, dat zijn intense belangstelling had, het onderwijs en onderzoek in de gereformeerde theologie.
Met zijn inauguratie als hoogleraar in 1934 startte Schilder zijn eigen werkprogram. De dogmatiek, ethiek en theologische encyclopedie doceerde hij ononderbroken, het inleidingsvak Christelijke religie, de symboliek, geschiedenis van de wijsbegeerte en logica korte of langere periodes. De analyse van en confrontatie met de theologie van Barth krijgt dan voornamelijk een plaats in dit onderwijs aan zijn studenten. Van daaruit dringt het - als een steeds aanwezige onderstroom, die af en toe aan de oppervlakte komt - in zijn publicaties door. Wanneer Barth in 1935 te Utrecht een collegecyclus over het Apostolicum houdt, last professor Schilder voor zijn studenten een reeks colleges in, waarin | |
[pagina 20]
| |
hij stap voor stap deze synopsis van Barths dogmatiek bespreektGa naar voetnoot25. Uiteindelijk heeft Schilder geen dogmatiek in systematische presentatie nagelaten, zoals zijn directe voorgangers ieder op eigen wijze deden. H. Bavinck schreef zijn blijvend beroemde Gereformeerde dogmatiek in vier delen, A.G. Honig het makkelijk toegankelijke Handboek van de gereformeerde dogmatiek. Na jaren voorbereiding koos Schilder voor een andere vorm, die van een Catechismusverklaring. Heeft hij met de Heidelbergse Catechismus - het breed opgezette werk, dat zijn levenswerk bedoelde te zijn - zijn antwoord op Karl Barths Kirchliche Dogmatik tastbaar willen maken? Want werkelijk ‘kerkelijk’ is de dogmatiek naar Schilders vaste overtuiging alleen in vrijwillige aansluiting aan de oude en toch zo actuele belijdenissen van de kerk. Ook daarmee zet Schilder in bij zijn eerste optreden als hoogleraar. | |
4. Gereformeerde wetenschapAls oudleerling van Kampen treedt Schilder in 1934, middenin de lopende cursus aan. De dominee en theologisch kandidaat werd doctor en professor. Hij heeft al vroeger nagedacht over de theologie als een zaak van de kerk en van wetenschap. De Theologische School is een opleiding tot de dienst des Woords en als zodanig gericht op de praktijk van het predikantswerk in de kerken. Zo moet de School kwaliteit hebben. Maar in dat alles gaat het tegelijk om de gereformeerde theologie. Ook op het wetenschappelijk karakter van de opleiding richten zijn idealen zich. Zijn kerkelijk en academisch ideaal komt in twee bijdragen naar voren, die beiden stammen uit de tijd voor zijn professoraat. De Theologische School als opleiding tot de praktijk van het werk in de gereformeerde kerken staat op de achtergrond van Schilders opstel uit 1927 Over theorie en praktijk in de predikantsopleidingGa naar voetnoot26. In deze bijdrage presenteert Schilder, daartoe uitgeno- | |
[pagina 21]
| |
digd, zijn gedachten rondom de structuur van het theologisch onderwijs aan de theologische faculteiten in Nederland. De probleemstelling is hoe wetenschappelijke theologie en opleiding tot praktisch kerkelijk werk in evenwicht te brengen zijn. Voor lezers die niet direct tot de kerken rond de Theologische School of de Vrije Universiteit behoren schetst Schilder kort hoe de theologische vakken zijns inziens het best te doceren en te doseren zijn, welke vakken vooral en hoeveel van elk in de opleiding aan de orde moeten komen. Hij spreekt in op de situatie aan de universiteiten, waarin de theologie als faculteit voor godsdienstwetenschap is gedacht. In de visie van theologie als godsdienstwetenschap ziet hij geen samenhang tussen de verschillende theologische vakken, omdat ontbreekt wat Schilder noemt ‘een thetisch-kritisch geloofsbeginsel, dat eigen wetenschap zoekt op te bouwen’Ga naar voetnoot27. Dat verheldert hij door in zijn betoog God in zijn openbaring voorop te stellen. ‘Het gaat hier om een levensbeginsel. Een beginsel dat niet slechts vordert dat de christelijke religie een betere plaats in de studiegang krijge dan die van in wezen gelijkwaardige met elke andere religie, dat zélfs niet met de bestudering van de christelijke religie tevreden is; doch God, de geopenbaarde God als object der theologische wetenschap wil erkend zien; en dat voorts elk studievak wil subordineren aan dit grote object’Ga naar voetnoot28. Schilder laat zien dat de Bijbel als Woord van God een openbaringsgeschiedenis te zien geeft. En daarom vraagt hij rechtstreeks aan universitair Nederland: ‘waar is de godgeleerdheid, waar is de bijbel, waar is de openbaring, waar de lijn, waar heilige geschiedenis?’Ga naar voetnoot29 De dogmatiek en hermeneutiek moeten opnieuw een centrale plaats krijgen. Dan wordt de student in de theologie voorbereid op zijn werk als dienaar van het WoordGa naar voetnoot30. | |
[pagina 22]
| |
Schilders kerkelijk én academisch ideaal spreekt ook, maar dan op eigen kerk en School gericht, in zijn brochure Afbouw. Een woord inzake de praktische erkenning van het promotierecht der Theologische School te Kampen uit 1930. Kan een theologische opleiding die vanuit de kerken opgezet en op haar gericht is door middel van promoties een complete, wetenschappelijke vorming bieden? Die vraag beheerste al lange tijd het debat in de kerken rond de Theologische School. Kan een kerkelijke opleiding gelijkgesteld worden met een faculteit, zoals die binnen een universiteit een plaats heeft? Onbevangen trad in dat moeizame debat ook dominee Schilder in gesprek met de tegenstanders. Vurig pleitte hij in deze brochure voor het wetenschappelijk recht om ook aan de Theologische School promoveren mogelijk te maken door een kerkelijke erkenning van dat recht. ‘Juist waar beginsel-studie is, waar een gereformeerde wetenschap wacht op nog nauwelijks aangeraakte gebieden, juist daar is een systematisch opbouwen van een reeks van dissertaties een machtige arbeid, die heel het onderwijs ten goede komt en die haar werk voor de volgende jaren en eeuwen stuwen kan’Ga naar voetnoot31. Sindsdien is hijzelf naar het buitenland gegaan om met de doctorstitel thuis te komenGa naar voetnoot32. Met die vorming en deze idealen voor de gereformeerde theologie treedt hij op aan de Theologische School, een jonge prof. |
|