Eender en anders
(1992)–K. Schilder, D.H.Th. Vollenhoven– Auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie tussen K. Schilder en D.H.Th. Vollenhoven
[pagina 142]
| ||||||||||||||||
Tussen schorsing en afzetting van K. Schilder, 23 maart tot 3 augustus 194424-3-'44Amice,
Om 't uiterste te doen heb ik nog een telegram laten verzenden waarvan de tekst je in afschrift zal worden toegezonden. Ik zag geen mogelijkheid voor een anderen tekst met behoud van de eerlijkheid voor mezelfGa naar eindnoot145.. Op één punt moet ik nog iets zeggen. Je schrijft gehoord te hebben dat ik zou verklaard hebben zelf geen dogmatische bezwaren meer te hebben. Hoe men aan dat verhaal komt begrijp ik niet. Ik handhaaf ten volle wat ik schreef. En daar staat duidelijk in dat ik wel degelijk dogmatisch bezwaar heb. Komt dat verhaal van de commissie, dan zie je weer 't nadeel van mondelinge behandeling. Het is fantasie. Ik heb wel gezegd dat ik mijn toekomst-program kon afronden als ik wist hoe 't zou gaan met coll. Gr. en de candidaten en anderszins.
H. gr. t.t. K. Schilder | ||||||||||||||||
24/3 '44Amice,
Voor 3 maand geschorst, als hoogl. en als em. pred. v. Rtd.-Dlsfhven.
Kerkrecht een 2e kwestie. Nog geen rapport, geen officieele tekst, geen toelichting, geen details ontvangen. Komt later, is gezegd. Wel officieele mededeeling gehad v.h. feit als zoodanig via broer.
Is ook de emeritus pred. v. Amersfoort geschorst na brochure, afwijkende van 1936?Ga naar eindnoot146.
Hierbij afschrift dat je misschien interesseert. Als niet de kerken eischen dat mijn verweer wordt ingeschakeld in | ||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||
de officieele handelingen en niet protesteeren op korten termijn met eisch, dat binnen 3 maand een synode gehouden worden die WEL mijn apologie officieel inwacht, is de zaak hoogstwaarschijnlijk geëindigd. Wie dat verhinderen wil moet hier eischend optreden eerder vandaag dan morgen.
H. gr. t.t. K.S. Natuurlijk niet geheim. Inzake jullie onontvankelijkverklaring wegens afgaan op ‘geruchten’: heeft indertijd de synode niet zelf op grond van geruchten zich gewend tot den rijkscommissaris? | ||||||||||||||||
Amsterdam-Z. 28/3/'44Koninginneweg 56 GeheimGa naar eindnoot1)
Amice,
Dank voor je twee laatste brieven. 't Booze gerucht vernam 'k reeds Vrijdag j.l. 'k Had je dadelijk willen schrijven, maar het was me min of meer als bij het begin van den oorlog: verdoofd door den slag en daarbij de sensatie van iets buitengewoons, dat langen, langen tijd z'n invloed zal doen gevoelen. In de eerste plaats m'n deelneming. Men moet zelf weten wat ambten als dienaar van 't Woord en professoraat, met hart en ziel waargenomen, zijn, om in de verte aan te voelen, wat deze slag voor je beteekent. God sterke je. Natuurlijk ben ik al spoedig begonnen me te beraden op de vraag, wat er nu valt te doen. Naar je vandaag reeds zult hebben vernomen, had ik een bespreking met Knoop. Veel hangt m.i. af van de houding die de kerkeraad van D(elfshaven) aanneemt. Zelf kwam ik, nu 'k m'n gedachten eenigszins ordenen kon tot deze voorloopige conclusie. We moeten onderscheiden de schorsing als hoogleeraar en als predikant. En dan voorts competentieen rechtvaardigheidsvragen. Ten aanzien van de eerste schorsing is verzet mogelijk niet tegen de competentie, wel tegen de (on)-rechtvaardigheid der Synode. Daar deze echter pas kan worden vastgesteld, nadat D. de stukken heeft en je gehoord heeft, verdient het wellicht aanbeveling, de schorsing als predikant vast aan te snijden en wel van de competentiekant. 't Is toch al te dwaas, dat een Synode een predikant schorst zonder dat de zaak ooit op | ||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||
een mindere vergadering diende! Staat D. daarin van meetaf scherp, dan is er een goede kans, dat zij daarin door tal van kerkeraden wordt gesteund én terwille van het recht der kerkeraden én terwille van de rechtspositie der predikanten. Tactisch sorteert het in zooverre geen effect als je toch nergens optreedt, maar de Synode zal toch bakzeil moeten halen, als er een flinke groep kerken komt, die verklaren je als (em.) predikant in volle rechten te blijven erkennen. Dat zal haar prestige niet weinig schaden. Een verbreking van het kerkverband met de betrokken kerkeraden zal op dit punt niet licht aangedurfd worden. Indien toch, dan gaat het om niet minder dan om de fundamenten van ons accoord van gemeenschap en moeten deze kerken de gevolgen aandurven. De quaestie is daarmee tevens ook boven het persoonlijke en locale uit en van beteekenis voor de kerken van nu én later. Waagt ze dit echter niet, dan zal ze met haar geschaad prestige ook in 't andere punt voorzichtiger worden, dat dan ondertusschen ook reeds lang is aangesneden. Meer dan een eerste indruk is dit echter niet. We zullen Maandag a.s. bijeenkomen - 't plan was eerst Vrijdag a.s., maar dan is er Curatorenvergadering en kan dus noch Bouma noch Popma -. Inzake je vraag het volgende: op 't oogenblik een actie voor een nieuwe Synode te beginnen schijnt me niet veel uitzicht te openen: eischen, dat een Synode, die nog niet gesloten is, opstapt voor een nieuwe en dat in een zaak, waarin ze, helaas, een zoo groote eenstemmigheid aan den dag legde, zullen slechts weinig kerken en een actie, die mislukt doet meer scha dan nut. Je weet nu m'n particuliere meening. Schrijf me dus voor Maandag over verschillende mogelijkheden die je ziet; ook over de volgorde in welke je ze ons zoudt aanbevelenGa naar eindnoot2). En ook, wat je zoudt kunnen toegeven resp. aanvaardenGa naar eindnoot3). We zullen nl. ook moeten overwegen, of er nog een soort bemiddeling mogelijk is. Al moet je m.i. bedenken, dat arbitrage is uitgesloten: de Synode voelt zich niet partij die in de moeite zit en zal iets dergelijks zeker niet aanvaarden. De zaak is dus op 't oogenblik naar alle kanten uiterst precair geworden. Vandaar m'n aandrang vorige week om het intreden van dit stadium te voorkomen. Maar we zullen natuurlijk ook nu alles doen wat mag en kan.
hart. gr.
| ||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||
Resume van de vergadering van 31 maart 1944 bestemd voor Prof. K. Schilder.Deze vergadering staat onder leiding van Prof. Vollenhoven. Deze stelt voor de volgende lijn te volgen in verband met de zaak, die ons samenbrengt. le hoe is de situatie? 2e wat moeten wij doen? | ||||||||||||||||
Hoe is de situatie?Verschillende aanwezigen geven nu allerlei informaties. Prof. Greijdanus merkt op dat hij een kleine brochure geschreven heeft in verband met de schorsing van Prof. K.S. Ds. KnoopGa naar eindnoot148. en de Waard deelen mee, dat hun kerkeraden nog geen bericht van schorsing hebben ontvangen. Ds. F. de Vries spreekt over den godsvrede, die K.S. zou zijn aangeboden. Dr V. 't Veer bespreekt de affaire Valkenburg en den Haag-W.Ga naar eindnoot149.. Waar verschillende locale conflicten dreigen, stelt Prof. Vollenhoven voor, dat wij kleine conflicten moeten vermijden om het groote te winnen. Wij moeten geen individueele beslissingen nemen. Het gevaar is dan groot van kerkrechtelijke fouten te maken, omdat er veel onzekerheid is over kerkelijke procedures. Prof. Greijdanus is het hiermede niet eens. Wij hebben nu de groote zaak van de schorsing van K.S. Ieder moet zich uitspreken en krachtens het bijzonder en krachtens het algemeene ambt der geloovigen. Na discussie neemt de vergadering de gedachte van Prof. Vollenhoven over, dat de kerk van Delfshaven moet beginnen, en de Synode het recht moet betwisten een em. predikant te schorsen zonder vooraf den kerkeraad er in te kennen. Dan kunnen andere kerkeraden zich achter den kerkeraad van Delfshaven plaatsen. Dan komt de zaak in den goeden ambtelijken weg. | ||||||||||||||||
Wat te doen?De overgang van het eerste naar het tweede punt is reeds gemaakt door het voorstel van Prof. Vollenhoven. Bij de discussie over de vraag wat moeten wij doen, openbaart zich het volgende verschil van gevoelen. | ||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||
Prof. Greijdanus herhaalt zijn standpunt, en ziet maar één weg: de teerling is nu geworpen. K.S. heeft te herroepen. Hij wordt afgezet. Elke kerk heeft te kiezen ja of neen. Wie ageert wordt ook afgezet. Maar elke kerk, elke ambtsdrager, elk geloovige heeft de roeping en de plicht zich uit te spreken. En wat ons aangaat, wij moeten ons volk laten weten, dat de schorsingsgronden niets zijn. Prof. Vollenhoven is van oordeel, dat wij dezen weg niet op moeten. Wij moeten onderscheiden. Er is le een dubbele schorsing. De em.pred. en de hoogleeraar is geschorst. En 2e daar zijn vragen van competentie en van rechtvaardigheid. Zooals de situatie op dit moment is, kan alleen de kerk van Delfshaven beginnen met de schorsing v.d. em.pred. K.S. De kerkeraad is niet erkend. Dat is notoir aan allen. Ook in het zgn. nieuwe kerkrecht is dat een niet te denken figuur. Publiceert de kerkeraad van Delfshaven zijn besluit om aan de Synode te berichten, dat hij op dezen grond de schorsing v.d. em.pred. niet kan aanvaarden, dan moeten andere kerkeraden zich daarachter stellen. Prof. Dooyeweerd onderstreept de gedachte van Prof. Vollenhoven. Na een breede bespreking aanvaardt de vergadering deze gedragslijn. De schorsing als hoogleeraar komt pas aan de orde als de gronden officieel bekend gemaakt zijn aan de kerken; eerst dan kan Delfshaven Prof. Schilder hooren. Wat de kerkeraad van Kampen betreft: deze heeft in verband met het schrijven der Synode aan alle kerken, waarin Prof. K.S. van scheurmakerij beschuldigd wordt, reeds aan de Synode bericht, dat hij niet aan K.S. als lid der gemeente van Kampen den toegang tot het H.A. kan ontzeggenGa naar eindnoot150.. Tenslotte overweegt de vergadering de gedragslijn, die in de gegeven situatie door Prof. Schilder moet gevolgd worden. (Volgens mijn herinnering heeft hier 't eerst Veenhof gesproken, V.) Prof. Vollenhoven begint met op te merken, dat Prof. Schilder volkomen vrij is in den weg, dien hij meent te moeten gaan. Wij kunnen hem niets voorschrijven. Toch is de vraag van zeer groot belang, of iemand ook van de rechten, die hij heeft, op een gegeven moment gebruik moet maken, lettende op de eenheid der kerken. Bovendien willen wij probeeren samen een uitweg te vinden, maar dan moeten er op dit moment geen missives meer komen van Prof. K.S. aan de kerken. Gebeurt dit wel, dan is Prof. K.S. de volgende week afgezet, en is z.i. alles verloren. Dit gevoelen wordt door de synodeleden Ds. Bos en Veldman, en de Utr. pred. Veenhof en de Goede onderstreept. Prof. K.S. heeft reeds een aanklacht inzake laster ingediend bij de kerken van Kampen en Delfshaven. Moet | ||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||
Prof. K.S. de zaak dan ook niet geheel in handen van deze kerkeraden stellen? Er zijn er (oa. Dr. Dam, H.J. Kouwenhoven), die meenen, dat Prof. K.S. wel het recht heeft de kerken in te lichten. Hij doet geen beroep op de kerken, maar hij geeft informaties. Na verdere bespreking van dit punt wordt besloten le een brief aan Prof. K.S. te schrijven. (Deze brief is dan ook 31 Maart 1944 's avonds 7 uur op de post gedaan geadresseerd aan Prof. Vollenhoven, die voor de doorzending zorgen zal. Wat is geschied. V.) 2e wordt besloten, dat Dr. V. 't Veer Prof. K.S. zal vragen om hem zijn belofte terug te geven voor het multipliceeren van zijn brief aan de Synode voor de kerken zorg te dragen. 3e wordt besloten a.s. Dinsdag weer te vergaderen. Voor deze vergadering zal ook Ds. ViseeGa naar eindnoot151. geconvoceerd worden. Wanneer de schorsing in dezen kerkelijken weg geleid is, kunnen we verdere besprekingen openen over 1905 etc. Tenslotte moet nog worden opgemerkt, dat heel onze vergadering geleid werd door de liefde voor de kerken en voor Prof. Schilder. Wij zijn allen overtuigd van het groote onrecht, dat hem is aangedaan. De vraag of de Synode nog een weg heeft opengelaten om recht te vinden, meenden wij bevestigend te moeten beantwoorden. Wij zien dan ook nog één mogelijkheid om de kerken en Prof. Schilder te dienen. Wanneer hij verder zou kunnen zwijgen, en geen enkele actie meer onderneemt, en wanneer de kerkeraden beginnen met Delfshaven voorop, is het mogelijk om uit de impasse te komen. Wij hebben gebeden of de Heere onze pogingen in dezen wil zegenen, opdat de kerken van 1834 en 1886 niet stukbreken. Dit resumé is opgesteld namens de vergadering en in overleg met Prof. Vollenhoven. | ||||||||||||||||
Amersfoort, 31 Maart 1944(aantekening met pen: ontv. 3 April plus minus 3.30 uur, overhandigd 5 April 10 uur 's avonds)
Zeer geachte Professor Schilder,
Wij hebben vandaag een vergadering gehad. Geconvoceerd waren de Proff. Greijdanus, Vollenhoven, Dooyeweerd, de Di. Dr. Van 't Veer, Dr. Los, Dr. Schippers, Rietberg, D.K. Wielenga, De Goede, Veenhof, Knoop, B.A. Bos, Veldman, F. de Vries, Feenstra, Holwerda, v.d. Born, en de oud. Dr. Dam, H.J. Kouwenho- | ||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||
ven, v. Noort, en v.d. Wetering met de Groot uit Delfshaven. Dezen waren ook aan wezig. Ds. D. van DijkGa naar eindnoot152., Popma en nog een enkele, naar ik meen, waren wel uitgenodigd, maar konden niet komen. Wij zijn samengekomen op grond van de overtuiging, dat U ernstig onrecht is geschied, en dat het in het belang der kerken zelve is, dat dit zoo mogelijk nog ongedaan gemaakt wordt. Wij hebben ons dan ook voorgenomen alles te doen, wat kan en mag, om in de situatie van onze kerken verbetering te brengen. Wij zijn - na kennis genomen te hebben van menig gegeven uit verschillende streken van ons land - tot de overtuiging gekomen, dat de situatie uiterst précair is, en ons pogen dàn alleen nog kans van slagen heeft, indien we de uiterste voorzichtigheid in acht nemen. Op grond daarvan - mede kennis genomen hebbende van het feit, dat U een aanklacht inzake laster tegen de Synode bij de kerkeraden van Delfshaven en Kampen hebt aanhangig gemaakt en deze ongetwijfeld zeer diligent zullen zijn - zouden wij U met den meesten aandrang willen raden op het oogenblik op geenerlei wijze iets te publiceeren. Wij zijn allen zonder uitzondering van meening, dat schrijven aan de kerkeraden met de bedoeling hen in kennis te stellen van Uw antwoord aan de Synode, als eenig gevolg zal hebben, dat de Synode U, wegens hardnekkigheid in de zonde, van welke zij U beschuldigde, binnen enkele dagen zou afzetten, waarmede alle inspanning onzerzijds met lamheid zou geslagen zijn. Indien U dit advies zoudt kunnen volgen, willen wij onzerzijds gaarne verklaren volkomen bereid te zijn U in al uw moeilijkheden van harte en met inspanning van alle krachten te steunen, om, met Gods hulp, zoo mogelijk nog iets goeds te bereiken, en indien dit onverhoopt onmogelijk mocht zijn, de consequenties van handelingen, verricht overeenkomstig onze adviezen, volledig te dragen. U kunt dan positief op ons rekenen. Wij zouden graag van U hooren of U dezen weg met ons op wilt gaan. Indien het U onmogelijk is, en U van gedachte zijt, dat de kerken wel verder door U moeten ingelicht worden, wilt U dit dan even schrijven? Wij vergaderen a.s. Dinsdag over deze kwestie verder. Wanneer ik hier regelmatig van ‘wij’ gesproken heb, is dat met uitzondering van Prof. Greijdanus, die bij het stellen van den hoofdinhoud van dezen brief niet meer aanwezig was, en die ook, naar ik meen, zich niet vereenigen kan met ons aan U gegeven advies. U krijgt nog zoo spoedig mogelijk een resumé van onze samenkomst. | ||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||
Prof. Vollenhoven als praeses en ik als scriba teekenen deze brief namens onze vergadering. Wees in alles den Heere bevolen. Gaarne Uw medebroeders in Christus,
D.H.Th. Vollenhoven
| ||||||||||||||||
1-4-44Amice Vollenhoven,
De schrijfmachine is in gebruik; vergeef daarom het potloodschrift, noodig voor doorslag. Over je opmerkingen en adviezen heb ik nagedacht. Laat me als voorloopig resultaat van dat nadenken het volgende vastleggen. 1. Dankbaar ben ik voor de bedoeling, en de uitspraak van die bedoeling, om op te komen tegen het gepleegde onrecht. 2. Het verblijdde me, van je te vernemen, dat het plan om tegen dit onrecht op te komen aan geen conditie is gebonden; het moet trouwens m.i. ingegeven zijn door den wil tot onvoorwaardelijke onderwerping aan den wil des Heeren, die in een situatie als de thans geschapene de ambtsdragers - wèlk ambt ze ook bekleeden, ook al is het geen speciaal ambt boven dat van alle geloovigen - oproept tot een handelen elk voor zich, ‘ziende in het gebod’, naar eigen verantwoordelijkheid. 3. Goede nota nam ik van het feit, dat mij geadviseerd is, hangende den schorsingstermijn, zelf me te onthouden van het schrijven van brieven of het zenden van afschriften aan kerkeraden, alsmede van het voor dit advies bijgebrachte motief, dat de synode daaraan zou verbinden een afzetting zelfs binnen den termijn van 3 maanden. 4. Zonder mij te wagen aan waarschijnlijkheidsberekeningen in dezen, meen ik te mogen uitspreken, dat indien zij alzoo zou handelen, een nieuwe rechtsschennis zou gepleegd worden, en dus de roeping tot handelend optreden nog sterker klem zou krijgen voor wie hier onrecht zien bedreven. En voorts, dat wie haar tot zulke nieuwe rechtsschennis in staat acht, dan ook des te meer zich opgeroepen moet achten tot snel en doelbewust ingrijpen, elk voor zich, ieder op eigen plaats. 5. Ook ik blijf, als lid der kerk, verantwoordelijk voor haar geestelijk welzijn, en derhalve geroepen tot opscherping der aan- | ||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||
dacht; bovendien heb ik, als publiek belasterde het recht, me te verdedigen. 6. Uit ‘De Standaard’ van heden blijkt, dat er weer een missive vanwege de synode te wachten staat ter toelichting. Officieele stukken blijven achterwege; wel komen voor de zoveelste maal semi-officieele ‘toelichtingen’. 7. In deze situatie (punt 6 was mij tot op het oogenblik, waarop ik dezen brief begon onbekend) zou ik mijn plichts- en rechtsgevoel geweld aandoen, indien ik eenige concrete toezegging deed inzake het onder 3 bedoelde advies. 8. Wel kan ik uitspreken, dat ik niet anders dan ongaarne me tot de kerkeraden zou wenden. Indien anderen door een eigen daad op tijd mij van de noodzaak tot eenige publicatie op korten termijn zouden ontheffen, zou ik daarvoor inderdaad dankbaar zijn, en me in de bepaling van eigen programma daarbij aansluiten. 9. Hoe, en wanneer, en op welke manier zulk een toestand metterdaad zou ingetreden zijn, kan ik niet bij voorbaat beoordeelen, laat staan vastellen, met onverwachte complicaties blijft zèlfs dan nog altijd te rekenen. 10. Deze brief wordt hedenavond gepost. Mocht ik hem willen aanvullen of wijzigen, dan hoop ik daarvan maandagmorgen kennis te geven. 11. Nu de schrijfmachine bezet is, en het bovendien laat in den avond is, kan ik op andere punten van je brief thans niet ingaan.
Met vriendelijken groet,
| ||||||||||||||||
26 April 1944Amice Dooyeweerd,
Volgens belofte heb ik nog eens nagedacht over de gister ter sprake gekomen mogelijkheden, voorzoover ze een mijnerzijds te verrichten daad betreffen. Het komt me voor, dat ik moet blijven bij wat ik gister zeide. Een zeer scherp vonnis is geveld over wat ik heb gedaan. De valsche schijn is gewekt, alsof er een serieus onderzoek is ingesteld, en, alsof dit ware afgesloten. Rapporten zijn ingediend, waarvoor de opsteller zich uit zedelijk oogpunt heeft te schamen naar mijn meening. Een pamflet is in de kerken rondgezonden, dat alle gebreken vertoont van minderwaardig drukwerk. Begonnen bij de | ||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||
kerkeraden, is het vandaar al doorgegeven aan de lezers van Mededeelingen. Bovendien zijn we nog wachtende op een nieuw stuk, dat weer al de fouten zal dragen van vooraf gegane semi-officieele praat, en ze zal versterken en verdedigenGa naar eindnoot153.. Intusschen is als eenige weg zoowel den Heere als de kerk en mij voorgesteld, dat ik mijn zonde zou belijden, want dat ‘in dezen weg’ de Heere mocht geven wat ik noodig had, is en wordt gebeden door prof. Nauta, prof. Kuyper, prof. Hepp, prof. Ridderbos, en alle anderen volgens publiek getuigenis: ‘in dezen weg’ -. Dat ik dit gebed niet meebid, is bekend. Dat anderen blijk geven, het evenmin te doen, wijl ze het niet kunnen, verblijdt me. Maar dan moeten we ook niet den valschen schijn wekken, alsof we, hoewel tot zulk gebed toegekomen, toch zijn onderstellingen hadden juist bevonden. Er is maar één weg: optreden tegen het onrecht, en dit duidelijk doen, en luid (wat nog niet beteekent: met luidsprekers), en zich stellen op de basis der feiten, die reeds zijn geschied. Heb ik zonden begaan, dan zal ik die hebben te belijden. Niet zoozeer uit respect voor de aanklagers, doch om niet verder schade aan te richten, b.v. door wegens uitgebleven schuldbelijdenis te worden verwijderd van een katheder, welks bezetting ik altijd als genade heb gevoeld, en waarvoor ik veel over heb, ook wel een offer. Mits het offer rein zij. Maar ik zie geen mogelijkheid voor een offer, dat rein is. Als ik jullie advies zou volgen, zou ik voor mijn besef iets onreins doen. Geen oogenblik geloof ik, dat jullie zoo iets zoudt begeeren van mij; het tegendeel is verzekerd, en die verzekering wordt aanvaard. Maar aanvaardt dan ook mij in mijn verzekering, dat ik een concessie als de gevraagde als iets onreins aanvoel. Ze zou zijn een onderhandeling met ‘rechters’, die zeggen, dat ze spreken in den Naam des Heeren; wat ik geen seconde geloof. Ze zou den schijn wekken van een niet-goed-aangedurfde, maar toch ook niet-te-ontgane schuldbekentenis, ietwat gecamoufleerd; en ik kan geen schuld belijden, terwijl ik de camouflage haat, en juist heb verweten aan de anderen, in onze correspondentie over den bekenden ‘eisch’. Bovendien zou ze groote schade doen aan de kerken, en aan mijn eigen werk, stel dat ik het per gratie dan mocht houden. Aan de kerken, - want ik zou daarmee dit schandproces ‘sanctioneeren’, wijl ik den anderen de kans geboden zou hebben, op grond van een nieuwe handeling gratie te verleenen. Elke sanctioneering evenwel van dit monstrueuze gedoe is blijvende schade voor de kerken, die immers zullen hooren: in 1944 is zóó en zús | ||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||
gehandeld, ergo: dat is kerkrecht, jus constitutum. Aan mijzelf, - ik zou mijn prestige voor altijd hebben prijsgegeven en me hopeloos schamen. Spaar me dit. Laat ik mogen teruggrijpen op jullie eersten brief, waarin sprake was van ‘achter mij staan’ (in de rechtskwestie n.l.) en niet van: tusschen-synode-en-mij-in-gaan-staan. En laat me mogen herhalen wat ik schreef: wie onrecht ziet, moet daartegen opkomen, zonder rechts of links te zien. Tenslotte is dát de beste tactiek, ook al gaat men er zelf bij onder, zooveel het vleesch aangaat.
Met besten groet,
| ||||||||||||||||
A'dam 19-5-44Am. coll.,
Je hebt langen tijd niets van ons gehoord. Maar dat had z'n reden. Dooyeweerd heeft je schrijven (na het onderhoud dat hij en Rietberg met je hadden) den 27en April nog tijdig genoeg ontvangen. Zooals je wel reeds zult vernomen hebben is 't op onze bijeenkomst dinsdag voorgelezen en hebben we besloten je dan niet meer iets dergelijks te vragen, maar door te gaan met ons werken van adviseeren zonder de aanvankelijk gedachte compromis-staart. Op die vergadering, die overigens stimuleerend werkte en me dan ook prettig aandeed, was 'k al wat moe; Zaterdag daarop ben 'k niet goed geworden: de oude kwaal - verlaagde bloeddruk - liet zich in ernstiger mate dan tot nu toe gelden, dus móest ik het werken staken. Verleden week heb 'k nog kunnen doorzetten: 11 mei vergaderde de dogmatische com. die stukken bleek te zijn opgeschoten maar toch nog niet klaar bleek; Vrijdag 26 komt zij opnieuw bijeen. Als 't even kan hoop 'k die althans bij te wonen. Op 't oogenblik moet 'k me wel aan alles onttrekken, hoe dat ook tegen m'n gemoed ingaat. Ondertusschen heeft D. de zaak - wat den kerkrechtelijken kant betreft - nog eens opnieuw bekeken. 't Resultaat is bijgaand stukGa naar eindnoot154.. Gaarne eens je oordeel. 't Was 13 mei gereed om getypt te worden. De Toelichting - die 'k trouwens nog niet las - is er dus nog niet in verwerkt. Mede om dat te laten uitkomen dateerden we 't ook den 13en en niet den datum der verzending. Er komt een gezonde reactie. Toch zie 'k zonder schikking geen oplossing zonder scheuring. Kom dus bij eventueele bemiddelings- | ||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||
pogingen van officieel-kerkelijke zijde den bemiddelaars zooveel mogelijk tegemoet. Zoo spoedig mogelijk schakel 'k weer in.
M. hart.gr. ook v.h.t.h., D.H.Th. Vollenhoven | ||||||||||||||||
(Doorslag)
| ||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||
schen als H.J. Spier de argumentlooze zinnetjes van Weggemansde Moor nog onderteekenen zal de synode precies kunnen doen wat ze wil. En dat is niet best. Overigens: bemiddeling is niet aan de orde, dacht ik. Maar straf, en daarachter een beschuldiging. Dat zijn geen individueele kwesties, van K.S., of N.N. Als de tucht der kerk bediend wordt, worden de sleutelen v.h. hemelrijk gebruikt, en gaan de deuren daarvan open en dicht. Dan worden dus rechtsregelen die God stelt, geacht een concrete toepassing te vinden. Daar is dus niets individueels of persoonlijks (in den geläufigen zin v.h. woord) in te vinden. Vandaar, dat ik die bemiddelingspogingen anders bekijk dan je zelf, misschien, en dat ik je nog dit briefje schrijf in de hoop, dat je erover denken zult, of misschien niet van jullie groep als geheel of in de meerderheid der personen een duidelijk geluid in het openbaar moet uitgaan. Tot behoud ook van je eigen werk. Voorzoover dit een klankbodem vond bij wie men thans wil uitwerpen.
Hart. gr. t.t. (K.S.) | ||||||||||||||||
A'dam 9 Juni '44Waarde Schilder!
In de eerste plaats dank voor je meelevend schrijven. Inderdaad valt niets moeilijker dan te rusten, terwijl alles om medewerking roept. Het is me dan ook onmogelijk gebleken. En zoo doe 'k dan, zij 't ook slechts met beperkte werkkracht, weer geregeld mee, in de hoop dat zich straks wel eens een pauze in den strijd zal voordoen in welke 'k op adem kan komen. Dank ook voor je woord inzake ‘levenswerk’. Geheel ontgaat ons 't gerucht dat je ten deze bereikte niet. Het is niet volledig: ook gebrek aan artikelen als boter vet en vleesch speelt een rol en niet minder allerlei emoties. En dan hoor je opeens, dat DikGa naar eindnoot156. naar Dachau is vervoerd, zoodat we, al is 't kamp daar heel wat beter dan vroeger, toch weer weken ieder contact missen, en zorgt de Synode voor de eene consternatie na de andere. Dat laatste raakt inzonderheid het ‘levenswerk’ van jou, Dooyeweerd en mij. Want ik voor mij zie het zoo, dat, wil dit straks kunnen voortgaan, we noodig hebben niet slechts een kring van reeds gewonnenen, maar evenzeer een breeder milieu waarin we voor de toekomst werven kunnen. Hoevelen staan nu niet reeds achter ons, die aanvankelijk tegenstanders waren! Juist daarom werkte 'k van meetaf in dezen | ||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||
lijn: geen plaatselijke scheuringen - die komen practisch nooit meer goed -, maar sterking van de anti-synodale bui tot een storm en straks tot een orkaan. Het eerste vraagt ontzaglijk veel tijd en geduld, het laatste is blijkbaar - getuige de houding tegenover Bergschenhoek, het advies aan classis Den Haag inzake het preekconsent van je neefGa naar eindnoot157. en nu weer het ‘herderlijk’ schrijven!Ga naar eindnoot158. - punt 1 op het agendum der Synode! Dat 'k je niet eerder schreef lag voornamelijk aan 't vele werk dat je situatie meebrengt. Van ‘isolatie’ met betrekking tot jou is dan ook geen sprake. Elken dag vrijwel is er meer post dan 'k aan kan en telkens is er iets bij dat nóg meer haast heeft dan alle spoedwerk waarmee men bezig is. Toch schieten we op. Je brieven, door Greijd. en Vegter gepubliceerd, werken goed, evenals de brochures van VonkGa naar eindnoot159. en Francke. Daarentegen werkt een verkeerde toon altijd schadelijk en niet overal staan de zaken zóó gunstig als in de classis Dordt, die den toon van Papendrecht zou afkeuren en toch vier goede afgevaardigden naar de P.S. zond. Zoo schijnt in Den Haag-O. na een kentering ten goede, door de (latere) stukken van MekkesGa naar eindnoot160. weer een reactie ten kwade te zijn ingetreden. Van het eerste stuk gold dit niet; daarover schreef 'k hemzelf reeds een sympathiseerend schrijven; het bestreek een andere kring dan 't stuk van Dam, Dooyew., v.'t V. en mij, maar dat was slechts winst. Zie dan ook zelf eens tot rust te manen. Wat ons eigen stuk aan den kerkeraad van A'dam-Z. betreft, we zonden daarvan alleen afschrift aan al de leden van ons comité, opdat men, voorzoover men het juist vindt, daaraan argumenten kan ontleenen; in publiceeren zagen we weinig heil mede omdat het, in verband met de kerkeraadscommissie van A'dam Z., wenschelijk was het te verzenden voordat de Toelichting uit was; en 't ons in ieder geval toescheen, dat een stuk dat zou worden gepubliceerd ook op de Toelichting inging. Laatstbedoelde bracht weinig nieuws; toch meenden we goed te doen in ons stuk aan de Gen. Syn. op haar te moeten reflecteeren. Dat stuk is nu eind dezer week gereed en afschrift daarvan gaat, behalve naar jou, de leden der Gen. Syn. en de leden v.d. Amersf. kring, ook naar alle kerkeraden in evenveel exemplaren als er predikantsplaatsen zijn. Zoo wordt tevens in breeder kring bekend waar we staan, wat allicht nog aarzelende leerlingen - velen zijn dat er niet meer! - ertoe brengt, mee de armen uit de mouwen te steken. Ongeveer een week later zal dan de historische brochure van Veenhof, Holw. en Dam met voorwoord van mij verschijnen, die op dogmatisch gebied veler oogen openen zal - eerste rechtstreeksche publicatie, vrucht der samenwerking in Amersfoort -Ga naar eindnoot161.. | ||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||
Goed zal je inzonderheid doen het volgende te vernemen. De Graaf zat evenals ik - je weet dat nog wel uit den tijd, dat we samen de rapp. voor '39 opstelden - aanvankelijk nog vast aan een rest van K.'s denkbeelden. En als iets oudere dan ik ook nog wel iets vaster dan ik. Daardoor dreigde het gevaar, dat hij z'n interpretatie van 1905 voor 1905 aanzag en in de quaestie van 't Veer, hoewel met grooten tegenzin, practisch aan de zijde der tegenstanders zou staan, waarmee de kans in A'dam de zaak bijeen te houden verkeken zou zijn. Gezien de intrigues der A'damsche ‘circle’ moest echter vooral hier een breuk voorkomen worden. 'k Heb dan ook lang en herhaaldelijk met hem gepraat. 't Resultaat is dat hij nu inziet ook zelf bezwaard te zijn - hij aanvaardt wel genade vòòr den doop, maar dat is genadige gezindheid Gods - wat we allen doen - en geen gratia infusa, wedergeb. enz. - en zelfs er in heeft toegestemd lid der dogmatische comm. van Amersfoort - Dam, Holwerda, Veenhof, van 't Veer en ik - te worden. Dat schijnt me van belang omdat daardoor, althans voor den practischen strijd op dogmatisch gebied, het eenheidsfront van 36-42 hersteld is en daarmee wellicht de mogelijkheid is geschapen een toestand te krijgen, waarin geen enkele kerkeraad het meer aandurft, ondanks alle instigaties der Synode, de lont in 't kruitvat te steken. Nu had de kerkeraad van Amsterdam (C) een commissie van 4 leden voor alle stukken over de aanhangige zwarigheden benoemd. Daarin zaten o.a. de Graaf, H. Mulder en een goede ouderling. Deze meerderheid kwam aanvankelijk met een voorstel aan de Syn. te verzoeken de bindendverklaring op te heffen. Het maakte goeden kans. Gezien het vernieuwde besluit der Syn. de binding te handhaven - w.s. een truc van Grosheide, die via Kunst alles van A'dam C weet -, rees echter het bezwaar, dat men dit voorstel op den kerkeraad als niet-concreet ging bestrijden. Voor P(articuliere) S(ynod)i staat deze zaak anders; daarvoor adviseerde 'k wel degelijk o.a. voor te stellen de binding op te heffen omdat tot nu toe geen enkele P.S. dat had gevraagd. De Graaf wilde nu een meer concreten voorslag doen, niet als definitieve oplossing die deze voorbereiding vraagt, maar als voorbeeld van mogelijke voorloopige oplossing. Na overleg met van 't Veer en mij kwam hij tot de volgende formule: dat de kinderen des verbonds naar de belofte Gods in Chr. geheiligd zijn en dat zij daarom te beschouwen en te behandelen zijn als kinderen welke deelen in die genadige gezindheid Gods door welke Hij te Zijner tijd de wedergeboorte werkt, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer blijkt, dat zij het bloed des N.T., waardoor zij geheiligd waren, onrein achten. | ||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||
D. SikkelGa naar eindnoot162. meende dat door 't opnemen van deze suggestie de kansen van 't voorstel gestegen waren. Op de Synode maakt het m.i. geen kansGa naar eindnoot163.. Maar dat is - zoover zijn we gelukkig reeds m.i. - bijkomstig. De vraag is echter of deze formule niet dienen kan om nu voorloopig eens positief te laten zien wat we willen - hier sluit ‘we’ ook echt goedwillenden als H. MulderGa naar eindnoot164. in -. Nu vergadert Maandagmorgen a.s. de dogmatische comm. te mijnent. O.a. voor deze formule. En gaarne hadden we (De Graaf, v.'t Veer en ik), maar ongetwijfeld ook de anderen dan je oordeel daarover. Wil je dat tijdig en gemotiveerd zenden? Graag. 'k Had je nog meer willen schrijven. O.a. over de actie Veldman. Geheel afwijzend stond 'k tegenover haar nooit. Maar vorm en tijdstip bevredigden niet. We zijn vrijwel met een oplossing klaar, vermoedelijk. Maar dat wordt te breed, want dadelijk komt de courier en dus moet ik sluiten.
m. hart. gr.
P.S. Zooeven hoor 'k, dat Ds. JonkerGa naar eindnoot165. uit Werkendam zelf voor een motie voor de opschorting van de schorsing heeft gestemd! (op verg. van classis). Ook Amersf. (Kerker.) viel mee - tegen de aanvankelijke vrees -: 36 tegen 12. | ||||||||||||||||
A'dam 13-6-44Amicecoll.
Weer eens een paar mededeelingen. In de eerste plaats verzekerde ds. H.J. Spier me, dat hij niet op de lijst Weggemans teekende. Dat moet dus op een misverstand berusten. Een ander goed ding is, dat de gebedscirculaire der Synode reactie wekte: A'dam Z. verwierp het verzoek van voorlezing met 70 tegen 10 en A'dam C met 49 tegen 31 stemmen. Vooral de laatste beslissing deed me goed: 't gaat in A'dam C langzaam, maar geleidelijk wordt de houding daar vaster. Nog even iets over de compromis-zin van m'n voorlaatsten brief. Zie eens, 'k ben natuurlijk met je eens, dat zóó ernstige dingen niet ongestraft mogen blijven. Maar je moet toch niet vergeten dat het op 't oogenblik nog steeds 40-6 is, en we dus voorloopig al heel blij mogen zijn indien we het zoover krijgen, dat de meerderheid | ||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||
afbrokkelt en daardoor niet verder durft te gaan. Of we dat bereiken? Dat is ook nu nog de vraag: Er zijn er op de Synode die doelbewust op scheuring aansturen. Dat moet in de eerste plaats voorkomen worden; hoe moeilijk de samenleving ook na de kentering den eersten tijd zal zijn, toch is alles beter dan een uiteengaan in dezen tijd op een betrekkelijk ondergeschikt punt. Dat zal ontzaglijk veel zelfverloochening van je vragen. Maar de eenheid der kerken met perspectief voor ons levenswerk is ook het zwaarste offer waard. Vanmiddag hadden D. en ik een korte bespreking met Berkouwer over ons bezwaarschrift aan de Syn., waarvan e.a. je wel zal hebben bereikt. Morgen zal er, hopen we, nog gelegenheid zijn, het gesprek voort te zetten. Jammer, dat we Maandagmorgen je advies niet hadden. Mag 'k het alsnog wachten? Dan geef 'k het zoo spoedig mogelijk door. Sterkte in de komende dagen. We vragen veel om wijsheid voor je in de beslissingen die voor de deur staan.
m. hart. gr. mee van
Classis A'dam verwierp met alleen de stemmen van A'veen (dat voorstelde) vóór het voorstel je - met handhav. v.d. schorsing! - alsnog gelegenheid tot verweer te geven. Geen verkeerde conclusies daaruit trekken, ook je vrienden stemden tegen. Een ander voorstel had helaas geen kans. | ||||||||||||||||
Amersfoort, 19 Juni 1944Den Hooggeleerden Heer Prof. Dr. K. Schilder Op reis
Zeer geachte Professor,
Op de vergadering van ons comité d.d. 16 Juni j.l. herinnerde de praeses ons er aan, dat 21 Juni a.s. voor U de dag zal zijn, waarop ge dertig jaar geleden bevestigd werd in het ambt van dienaar des Woords. Dat feit deed ons besluiten gemeenschappelijk U een brief te schrijven om van ons medeleven blijk te geven. Daar zal zeker groote vreugde in Uw hart zijn, zooveel genade van God ontvangen te hebben om onafgebroken te kunnen werken met de gaven en krachten, waarmede Hij U versierd heeft. En Uw vreugde is ook de onze als we letten op het vele, dat ge als Zijn gave ons | ||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||
hebt kunnen geven. Wij willen dan ook den Vader der geesten danken voor wat Hij ons in U gegeven heeft. Maar er zal zeker ook groote droefheid in Uw hart zijn nu deze herdenking valt in de periode van de zoo ernstige beschuldiging van ‘openbare scheurmaking’, en van dreigende afzetting. Toch volharden wij in het geloof, dat de Heere U genade en eere zal geven, en Uw naam en Uw levensopenbaring in bescherming nemen zal tegenover allen, die U van Uw eer van dienaar des Woords te zijn en medearbeider Gods willen berooven. Wij hopen, dat U overtuigd zijt, dat wij ook als comité alles doen om de schorsing opgeheven te krijgen en U algeheele rehabilitatie te geven. De Heere zegene onze pogingen. Zoo leven wij met U mee in deze dagen van vreugde en droefheid, en geven U de verzekering, dat wij U liefhebben en hoogachten en om Uw persoon en om Uw werk. Onze hartelijke groeten met de bede, dat wij U spoedig weer mogen zien en op den kansel en op den katheder en in ons midden.
Het comité,
P.S. De namen der mede-onderteekenaars vindt U op het bijgaand vel papier.
De namen der comitéleden, die niet ter vergadering zijn, en die zeker mede zouden onderteekend hebben, zijn: Ds. B.A. Bos, Ds. H.S. Bouma, Prof. Dr. H. Dooyeweerd, Ds. D.v. Dijk, Ds. J.G. Feenstra, Ds. H. Knoop, Ds. C.H. Lindeboom, Dr. S.O. Los, Ds. J.H. Rietberg, Dr. R. Schippers, Ds. C. Vonk, Oud. H.J. Kouwenhoven, Oud. Kurpershoek, Oud. de Groot, Oud. v.d. Wetering. | ||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||
26 Juni 1944Amice Vollenhoven,
Vergis ik me niet, dan liggen er drie brieven van je te wachten op eenig bescheid. Vergeef me dat; twee ervan heb ik uit den dagelijks wassenden papierberg opgedolven; de derde moet ergens nog liggen. Ik ben hopeloos achter, en kom ook niet meer klaar. Je bent uitstedig, naar ik vernam; maar misschien komt de brief wel verder. Ik ben blij, dat je werkkracht teruggekeerd is, en leef hartelijk mee in je verdriet wat betreft je zoon. Dat is weer een ellende, waar ik geen ondervinding van heb. Al zijn er verre overeenkomstigheden. Zou ik je dringend mogen vragen om, als 't niet onbescheiden is, een (liefst minstens) 10 overdrukken van je bezwaarschrift? Ik kreeg via Voorburg 1 ex., maar dat is beschadigd; en ik wilde zoo graag aan enkele menschen een ex. zenden. Zend maar aan mijn broer, met vermelding dat 't voor mij bestemd is. Ik blijf jullie dankbaar voor dit werk. Het 2e stuk Mekkes-Kouwenhoven is, eer het verzonden werd, nog herzien; de passus over de ‘biddende’ synode is eruit genomen. De formule, waarover je me schrijft, en waarop ik niet meer reageeren kon op den aangegeven tijd, omdat het toen te laat was wegens malheur m.d. brief, bevalt me hiet heelemaal. Die gezindheidskwestie is m.i. de crux, evenals in de algemeene-genade-theorie. Tenminste, nu die gezindheid is opgenomen in het verband van het verbum: ‘deelen in’; hetgeen iets anders is dan ‘de belofte hebben van’. En de verzekering, dat God ‘door’ deze gezindheid te zijner tijd de wedergeboorte werkt, accentueert toch wel zeer sterk zoowel het een als het ander. Ook het beschouwen en behandelen geeft moeilijkheden; in plaats van bij de behandeling uit te gaan van verbondswoord(en) gaat men hier uit van een ‘deelen in’. Ik vrees dat toch weer ingehaald wordt wat men niet wil. Hoofdzaak is evenwel of de formule komt INPLAATS van de oude, dan wel weer als ‘interpretatie’ dienen moet (à la Amersfoort). In het laatste geval is het in elk geval mis, en zou ze niet eens als moratoriummotief kunnen dienen. Hoe het hiermee staat, weet ik niet. Ik krijg lang niet alles onder de oogen, en lees ook geen Standaard. Wat Amersfoort positief deed weet ik evenmin; alleen dat men na ontvangst v.e. brief van mij heeft teruggenomen het voorstel van verlenging v.h. schandaal. Inzake Spier heb ik me vergist. Het was die van 's Gravendeel (en dien bedoelde ik eigenlijk ook). Hij staat onder de actie Wegge- | ||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||
mansGa naar eindnoot166., en dat heeft me eigenlijk van hém verwonderd en gespeten (J.M. Spier). Vergeef me dat ik het hierbij laat. Als de andere brief boven water komt, hoop ik weer te schrijven.
Hart. gr.,
| ||||||||||||||||
Amsterdam-Z., 15-7-1944Am.
Dank voor je laatste schrijven, dat wel te laat kwam om nog invloed op den gang der zaken uit te oefenen, maar dat 'k toch wel aan de leden der dogmatische commissie doorgeef en ook in Am. hoop door te geven. Nog even een lettertje voordat de fatale termijn afloopt. Zooals je reeds van anderen zult hebben vernomen was K.D. een der zeloten. (Hij bedankte thans ook voor de Vereen. voor Calv. Wb. omdat uit den kring van haar leden vooral het verzet opkwam). Z'n advies, terstond tot je afzetting over te gaan, bracht het niet tot een voorstel. Maar bij de stemming over de verlenging waren 14 stemmen tegen. Van die 14 waren er vier van de onzen, die, nadat de drie anderen eerst - veiligheidshalve - hadden voorgestemd, daar zij bemerkten, dat het wel wat lijden kon, tegen stemden; derhalve waren er 10 die 't standpunt van K.D. reeds op 23 Juni deelden. Deze groep heeft nog slechts 15 st. noodig om door te zetten. Die ze zeker krijgt indien zich geen novum voordoet. Dit novum moet, voorzoover 'k thans zie, van jou komen. Kan dat nu niet? Je (voorlaatste?) antwoord dat verleden week in de Standrd stond, was weer een teleurstelling, althans in den toon. Als je nu eens geschreven had, of nog schreef in dezen geest: ‘Broeders, ik wil niets liever dan praten, om straks weer deel te nemen aan de uitvoering van de gemeenschappelijke taak, maar voelt ge dan niet, dat zoolang ge de schorsing handhaaft, het woord van mij, door U schuldig geacht aan een zonde die me voor de wereld eerloos maakt, voor U geen waarde hebben kan? Hef daarom die schorsing op en de weg tot spreken is gebaand’. Dan heb je niets prijsgegeven van je standpunt dan alleen de toon, die op 't oogenblik zóó is, dat ook onder je trouwste vrienden sommigen gaan vreezen, dat jij door het vele leed verbitterd, in den strik van den | ||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||
hoogmoed dreigt te vallen. Want je mag niet weigeren te praten omdat er zonde is - dan houdt alle gesprek op! Breek daarom de verstarring in je houding. Het zou een verkwikking zijn, zij 't ook een spade. Zie toch eens wat op 't spel staat: hetzij de eenheid der kerken, hetzij - indien men dogmatisch water in den wijn doet - je professoraat en mede daardoor de toekomstige geest onzer kerken. Daarbij komt dat andere factoren de stemming, die eind Juni nog tamelijk moedgevend was, bederven. In de eerste plaats is daar het feit dat de schorsing van Van Herwijnen door die van Telder is gevolgdGa naar eindnoot167.. Dat is meer Janse- dan Schilderquaestie, maar de vrees voor scheurmakerij wordt er des te grooter door, en waar men die ook jou - ten onrechte - toedicht, legt men verband. Bovendien vertelde Berkouwer me gisteren, dat Van Spronsen je had bezocht en hem meegedeeld had je gesproken te hebben. 'k Gaf dit nog aan niemand door. Maar je begrijpt hoe zoo iets bij de tegenstanders van mond tot mond gaat en ook B je nu niet meer in dit punt verdedigen kan. Kun je dit logenstraffen, schrijf het me dan p.o. Dan kan 'k het misschien reeds Dinsdag - er is dan een confer. van beide richtingen - en anders Vrijdag - dan vergaderen we te Amersfoort weer - doorgeven en anderen verzoeken het door te geven. Zoo niet, laat het je dan een nieuwe drangreden zijn toegefelijker te worden. We deden wat mocht en kon. En zullen blijven werken tot het laatste oogenblik. Maar velen hopen, dat je nog een stap zult doen. Ook ik. Stel ons dan niet teleur. En laat de beantwoording van dezen nu even voorgaan.
m. hart. gr. t.t.
| ||||||||||||||||
18 Juli 1944Amice Vollenhoven,
Dank voor je brief, dien ik heden ontving, en dadelijk beantwoord. Ik schrik een beetje van je mededeeling, dat je mijn losse opmerking inzake den amsterdamschen Satz hebt overgebracht naar een min of meer officieel werkende instantie. Daardoor krijgen die losse opmerkingen meer accent dan ik wist, en bij haastige formuleering in rekening bracht. Als men nu maar niet denkt, dat ik die formule als een of andere bindend ding in de plaats van het oude | ||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||
bind-weefsel zou kunnen verdragen. Ik vrees, dat men zonder mijn nadere verklaring allicht mijn niet al te felle afwijzing in dien geest zou uitleggen. Daarom nog gauw deze correctie, of aanvulling. Misschien heeft mijn onvolledigheid terzake van de mogelijkheid van een moratorium hier kwaad gedaan; ik meen, dat zoolang men staat op wat bindends van een moratorium geen sprake kan zijn, en dan ook zéker deze amsterdamsche formule niet naar den inhoud, waarop ik reeds enkele dingen aanmerkte. Ik hoorde, dat men jullie heeft gekapitteld, onder opmerking dat jullie bezwaarschrift blameerend zou geweest zijn, en dat zaken v.h. kerkrecht boven jullie pet gingen. Als dat waar is, bewijst het drieërlei: a) dat men jullie stuk niet aan kan; b) dat het kwaad ten volle besloten is; c) dat een synode een hopeloos ding is: als jullie niet met de pet bij het kerkrecht kunnen, wie dan wel in deze vergadering? De verhalen omtrent Dijk zijn me bekend. Verleden jaar heeft Greijdanus hem verweten, dat hij K.S. beentje wilde lichten. Dat leek zelfs mij toen te kras gezegd. Maar ook hier heeft Gr. al wéér gelijk gehad. Stel je niets meer voor: alleen als ze voelen zouden dat hun argumentatie het niet al te lang kan houden, zullen ze nog eenig water in den wijn doen. Maar ik reken op SCHLUSS! De toon van mijn laatste briefje bevalt niet. Ja, maar ik weet niet meer hoe ik het moet doen. Ik heb geaarzeld tusschen een langen brief, en een korten. Vaak schreef ik lang; dat gaf niets. Nu deed ik het kort, teneinde hen te verhinderen de hoofdzaak te elimineeren. Het is toch gedaan in het rapport. Overigens: ik geloof niet dat de toon iets zal meewerken ten goede, ook al zou hij zoetsappig zijn. Bij het begin der vergadering hebben allicht nog enkele zwakkeren een klein hoopje dat het met hen zelf wel losloopen zal wat de zelfstandigheid van het oordeel betreft. Maar zoodra de rapporten komen van Deputaten (!) zullen ze toch weer ja knikken. De zaak is NU al in kannen en kruiken, daar twijfel ik geen seconde meer aan. Tenzij ik radikaal het roer omgooi, zal wat dezer dagen vastgesteld is, worden verheven tot besluit, ongeacht den toon van mijn laatste briefje. Een briefje als je me voorstelt, kan ik niet schrijven. Ik KAN niet zeggen: ik wil niets liever dan praten, omdat dit een grove leugen zou zijn. Ik wil liefst heelemaal niet praten, omdat ik weet, dat het de zaak hopeloos vertroebelt (ze hebben van het gesprek van 16 Maart zoowel ambtelijk als particulier, en dan ook weer ambtelijk in lokaal verband droef misbruik gemaakt), en het klaar schrijven van de geschiedenis voor later verhindert. Ik zou alleen gaan praten (evenals 16 Maart) om te voorkomen, dat men kan zeggen: hij | ||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||
wil niet. Maar overigens is het een feit dat ik - nu afgedacht van wil dan wel niet-wil - gegronde redenen heb om te schrijven als ik deed. Ik weet wel, dat ze dat niet gelooven; ik weet ook, hoe er van meer dan één kant wordt gemanipuleerd op een manier, die na den oorlog misschien ontleed zal worden. Wat Van Spronsen betreft: dat verhaal omtrent hetgeen Berkouwer aan dezes mans naam verbindt, lees ik nu in den vierden brief. Ik zou zeggen: als hij wat beweren wil - en dat blijkt - laat hem dan behoorlijk de pen nemen en, liever dan te roddelen, rechtstreeks schrijven aan den man die eens zijn oudere collega was. Wat hij schijnt te poneeren is volstrekt onjuist. Hij poneert, meen ik: meten met twee maten. Tenslotte: ik blijf eischen: hooren. Alleen bij het geschreven woord voel ik me veilig. En rustig.
Hart. gr. t.t. (K.S.) | ||||||||||||||||
A'dam, 22-7-44Amice Schilder,
Dank voor je schrijven van den 18en, den 20en ontvangen. Gisteren hadden we een bijeenkomst in Amersf., vandaar dat 'k nu pers. schrijf. Straks ga 'k een week er tusschen uit: tot 31 Juli is m'n adres: E. Van Galen, Blankertsgoed, Voorthuizen. Eerst even iets over je ‘schrik’: je zult je ongetwijfeld nog wel herinneren, dat 'k je oordeel vroeg juist voor de dogmatische commissie van den Amersf. kring, wier advies de Graaf had gevraagd. Toen je oordeel niet ter tafel was vroeg men mij het door te geven zoodra 'k het kreeg. Meer is niet geschied. Dus schriftelijk vond nu plaats wat anders mondeling was gebeurd. Aan den completen Am. kring is voorlezing gedaan van beide passages, dus zoowel van die in je brief van 26 Juni als van die van 18 Juli j.l. Wat de binding betreft het volgende. Geheel de Amersf. kr. staat met je op het standpunt dat we geen belijdenisuitbreiding ten deze noodig hebben en geheel die speciale binding dus dwaasheid en gevaar is. Maar op 't oogenblik stonden we voor dit dilemma: òf binding aan 1905 weg òf binding aan een andere formule. 't Eerste is herhaaldelijk door de Synode afgewezen. Dus moesten we wel den anderen weg inslaan, wilden we geen brokken maken en daarmee juist in de kaart der raddraaiers spelen. Gevaar is daarbij niet, mits le. de formule als een voorloopige geldt, dus als ‘morato- | ||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||
rium’-formule en 2e. de form. niet dient ter interpretatie van 1905, maar ter vervanging. De Graaf zelf legt alle nadruk op beide: ‘bouwsteen’ en ‘vervanging’. Wat je critiek op de formule zelf betreft, met haar strooken twee veranderingen die ondertusschen zijn aangebracht: Ten eerste is ‘waardoor’ vervangen door ‘tengevolge van welke’, en voorts ‘genadige gezindheid’ door de terminologie van Belijd. art. 33. Zoo spreekt de form. vrijwel geheel in termen aan H.S. en Belijd. ontleend. Wat de kansen betreft - de vervanging van de betrokken passage door deze formule zal wellicht niet gelukken. In dat geval komt er een ander voorstel uit onzen hoek, die de keus geeft tusschen beide formules en dus, zij 't op andere wijze dan 1905, dat de twee verbondsbeschouwingen in onze kerken in één formule samendrong, toch voor beide richtingen plaats laat en zoo beter dan de formule van 1905 den geest na 1905 handhaaft. Ook dat slechts als voorloopige noodoplossing gedacht: de instelling van een studiecommissie moet de baan vrijhouden voor een ontwikkeling in de richting van een werkelijk goeddoordachte formule, met wier totstandkoming dan geen haast is. De candidaten zijn dan gered - zij kunnen uitdrukkelijk zeggen, dat zij in afwachting van een betere formule ‘instemmen’ - en van jouw kwestie de dogmatische kant. Is dit voor elkaar, dan is een van je hoofdbezwaren vervallen en de noodzaak voor actie op dit punt in dezen tijd vervallen. De quaestie of deze actie illegaal of legaal was - dus de zaak der interpretatie van art. 31 - moet eveneens in een commissie, die niet met een meerderheids- en minderheidsrapport moet komen, maar een practische oplossing aan de hand moet doen. Strandt het plan A'dam, dan is toch de meerderheid verdeeld geraakt - één der praeadv. steunt het en een andere nadert reeds - en is doorzetten practisch onmogelijk. Dat bleek heel duidelijk in Bloemendaal, waar we van Di. tot Do. confereerden, 11 bezwaarden met 19 ‘onbezwaarden’, maar zakelijk stond het reeds daar ong. 22:8. Velen zien al in, dat men niet verder kan en mag gaan. Daarvan getuigde reeds de aarzeling ter Synode. Die stemming neemt toe en wordt hier en daar reeds tot een zoeken van den weg terug (voorstel Vlaardingen!). Bovendien: Rb. Sr. is ziek. Geen wonder dat K.D., naar 'k hoorde, moedeloos is. En de tijd der verantwoording kon, gezien den gang van zaken in en om Duitschland, wel eens snel naderen. Voorts werken de bezwaarschriften en Rondom 1905 aardig door. Van 't laatste waren voor de verschijning reeds 3500 ex. besteld; eerste druk was - wegens papiergebek - 1500 ex.; tweede druk is reeds op de pers. Zoo acht ik de | ||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||
zaak allerminst verloren. Mits nu alle uitdaging in den geest ‘de Synode durve haar consequenties aan’ achterwege blijft en je zelf den gezonden weg blijft volgen. Dat je, naar je zelf schreef, niet meer weet hoe je doen moet begrijp 'k. In ieder geval was de kortheid van je twee laatste brieven reeds een verdienste; men is bek af en kan geen lange stukken meer verteren. Maar velen ter Syn. willen goed. Van alle kanten hoort men ‘als K.S. één vinger reikt, nemen we beide handen’. En dat is niet om je tot een voetval te verleiden. Berkouwer b.v. gaf een schildering van je karakter en standpunt, die Veenhof en ik beiden subliem vonden, met de conclusie: K.S. kan niet anders dan veroordeelen wat de Syn. deed. Maar over dat veroordeelen zelf kan toch worden gepraat. En dat is juist. 'k Schreef je reeds vroeger: een bespreking mag niet worden geweigerd, zoodra zij mogelijk is. Ook wil men om het rijzen van nieuwe misverstanden te voorkomen, bewilligen in de afspraak: een door de deelnemers aan de bespreking gemeenschappelijk op te stellen protocol. Voorts verzette niemand zich meer toen 'k zei, dat indien de bespreking niet mogelijk mocht blijken voor het eind van den oorlog, de zaak tot zoolang moet worden aangehouden. 'k Verwacht dus een voorstel ter Syn. in die richting en dat dit wordt aangenomen. Daarom raad ik je echter dringend aan te telegrapheeren als volgt: ‘Verklaar me ter bestendiging van de eenheid onzer kerken bereid tot (een) samenspreking zoodra dat mogelijk is indien, om het rijzen van nieuwe misverstanden te voorkomen, het resultaat dezer samenspreking bij onderling overleg schriftelijk wordt vastgelegd’. Zet daar nu eens niet bij ‘met behoud van eigen standpunt en rechten’: men weet heusch wel, dat je die niet prijsgeeft. Vermijd ook woorden als ‘protocol’. Zou je niet letterlijk bovenstaande formule kunnen gebruiken? Hoofdzaak is echter een bereidverklaring saam te spreken. Die mag je niet weigeren. Dat is 't oordeel van je beste vrienden. V.d. Born, Rietberg, Los, Vonk, Wielenga, Veenhof, v.d. Stoel, Popma, Veldman verzochten me je uitdrukkelijk te melden, dat ze met dit advies geheel accoord gaan en wekken je op om 's Heeren wil het op te volgen. 't Resultaat kan slechts zijn, dat je positie, door je laatste weigering beslist verzwakt, danig wordt versterkt: terwijl thans je vrienden niet meer in staat zijn je houding te verdedigen sla je dan je vijanden den stok uit de hand. Hoor 'k nog even van je. Houd dus moed!
M. hart. gr.
| ||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||
Hier eindigt deze correspondentie tussen Schilder en Vollenhoven, gevoerd onder de dreigende schaduw van de afzetting van Schilder als hoogleraar en predikant.
Deze afzetting werd een feit op 3 augustus 1944. Op deze datum kwam de synode tot het volgende besluit: ‘overwegende, dat prof. Schilder, gedurende den tijd van zijn schorsing op grond van zijn houding tegenover de synode als wettige vergadering van de gereformeerde kerken, welke houding als de in art. LXXX K.O. genoemde zonde van scheurmaking moet veroordeeld worden, geenerlei blijk van toenadering en boetvaardigheid aan den dag gelegd noch ook zijn afwijking beleden heeft, ondanks ernstig vermaan, dat daartoe tot hem is uitgegaan, en dat hij volhardt in zijn zondige houding,
Na deze afzetting en na de Vrijmaking die daarop volgde, werden er nog enkele brieven tussen Vollenhoven en Schilder gewisseld, die we als afsluiting van deze publicatie laten volgen. (W.G. de V.) |
|