Eender en anders
(1992)–K. Schilder, D.H.Th. Vollenhoven– Auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie tussen K. Schilder en D.H.Th. Vollenhoven
[pagina 103]
| |||||||||||
Reacties op de leeruitspraken van 8 juni 194228 Sept. '42Amice,
Destijds heb ik H.H.K. geschreven (met het oog op ‘de Heraut’) over zijn beschuldiging, dat jij en ik (want tenslotte komt 't op ons neer, niet op Scholtens) ‘tegenover de synode(s) van den aanvang af een schier stelselmatige obstructie hebben gevoerd’. Hij heeft in De Heraut dat toen wel ‘teruggenomen’, maar als reden gegeven, dat hij 't niet publiek bewijzen kon; maar 't was toch wel degelijk waar; als maar eens de stukken publiek zouden worden, die ‘NOG’ geheim zijn; dan zou 't wel klaar als de dag zijn. Zoo ongeveer. Toen correspondentie niet hielp, heb ik me tot den kerkeraad van Scheveningen gewend. Die heeft met hem gesproken en gevraagd, mij dan maar eens met de stukken aan te toonen, dat...etc. H.H.K. heeft me toen een brief geschreven, waarin dat bewijs ‘geleverd’ werd (brief berust bij mijn broer). Ik heb toen geantwoord en getracht aan te toonen, dat dat bewijs helemaal niet geleverd was (ook die brief bij mijn broer). Thans krijg ik van den kerkeraad inliggenden briefGa naar eindnoot98. Ik ben 't natuurlijk met de motiveering niet eens, maar meen toch dat 't goed (in de zin van ‘nuttig’) is nogmaals, en dan voor den 3en keer H.H.K. gelegenheid te geven, de zaak af te doen langs privaten weg. Nu wilde ik je vragen: wil je thans daaraan meedoen? M.a.w. een brief helpen opstellen, door ons beiden ondertekend? Met consequentie, dat, indien hij blijft weigeren terug te nemen, we weer naar kerkeraad etc. gaan? Tot een werkelijke, en dus andere synode toe? Tot nu toe heb ik je hiermee niet vermoeid, a) omdat ik niet wist wie hij eigenlijk bedoelde in het eerste Heraut-artikeltje ('t kon ook wel Scholtens, of althans wel mede Scholtens zijn, dien hij op 't oog had), b) omdat ik vermoedde dat de zaak je net zoo erg tegenstaat als mij. Maar indien een nieuwe handeling noodig is, en dan nog officieeler dan den vorigen keer, en nu blijkt, dat hij 't over jou en mij | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
heeft, is er m.i. reden, je te vragen mee te doen. De zaak heeft m.i. beteekenis voor de toekomst, vooral nu men aposteriori nog wil schrijven aan de kerken ter toelichting van de ‘geschillen’. Daar kan alles en nog wat van komen. Eindelijk - de laster gaat tenslotte volk heel erg beïnvloeden. Vooral dit is er voor dat je meedoet. Kerkeraad zegt: schrijven of spreken (misschien wel door H.H.K. zelf geïnspireerd). Spreken kan ik niet; dat kan dus worden aangegrepen als officieele reden voor het zeggen: dan kunnen we niet verder. Ik kan wel schrijven, maar heb geen kans te spreken met hem. En dat spreken zou je zelf kunnen doen desnoods. Natuurlijk zal mijn broer (A.S.Ga naar eindnoot99, François Maelsonstr. 55, Den Haag) desgewenscht de stukken (beide brieven, misschien nog meer als 't daar is) zenden. Zend s.v.p. je antwoord ook naar zijn adres. Hoezeer je de zaak ook zal vervelen, en tegenstaan, denk er toch eens over. Sunt denique finesGa naar eindnoot100 in 't scheppen van een ‘sfeer’.
H. gr. t.t. K.S. | |||||||||||
12-10-'42Amice,
Hartelijk dank voor je brief. Ik bemerk daaruit, dat je een overdruk uit Vox Theologica hebt gezonden. Ook daarvoor mijn dank. Ik wist er niets van, en vermoed, dat het gezonden is na de zaterdagavond post van 10 Juli, die dan zou aangekomen zijn maandagmorgen 12 Juli. Dat is de laatste post, die ik in handen kreeg linea recta. Drukwerken worden me niet nagezonden; slechts een deel der brieven. Popma heb ik geantwoord. 't Is onmogelijk. Wat voorts je opmerkingen, die ik in dank aanvaardde, betreft, het volgende. 1. Gr(eijdanus) is al dadelijk begonnen met dogmatiek. Ik wist wel, dat hij daartoe bereid was. Dat er eerst sprake was van wachten tot na de Kerst, is niet op zijn, doch op mijn suggestie geweest. Ik redeneerde volgens het tijdens mijn vorige afwezigheid gevolgde schema en wilde graag ook de kat uit den boom, den ‘politieken’, kijken. 't Spijt me als mijn brief B.Ga naar eindnoot101 ‘niet prettig aandeed’; ik had eigenlijk iets anders van hèm verwacht. Overigens vind ik het niet goed, als mijn meening gevraagd wordt (wat ik correct van hem vond), mijn opinie te verzwijgen. Dat hij dichterbij komt, moge | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
waar zijn, maar er staat tegenover, le dat dat geen verdienste is, doch alleen gevolg van waarheidserkenning; 2e dat hij nog altijd ontvankelijk is voor allerlei indrukken van andere origine; 3e dat hij toch niet doorbijt. Ik denk b.v. weer aan die z.g. ‘toelichting’ der synodebesluiten, die ik na al die vredes-geluiden maar een slechte prestatie vind. Ze hebben eerst die alleen den kenner duidelijke conclusies binnengehaald, en daarbij den vrede vooropgesteld, en nu komt er daarna een semi-officieele toelichting, die weer sterk ‘één-zijdig’ is. En B. doet weer mee! Heb ik 't goed, dat Popma (Amersfoort) niet dat ding kan hebben gezien, en dat dus zijn naam erop 'n onjuistheid is? Ik kan me moeilijk voorstellen, dat ook hij dat stuk heeft onderteekend. Misschien kun je 't me bij gelegenheid eens doen weten? 2. Wat die ‘synode’ betreft, als je mijn brieven (1 Sept. en 6 Oct. ontvangen) beide mocht hebben gelezen, vooral den laatsten, zal mijn houding je anders blijken te zijn dan je thans hebt hooren verluiden. Ook ik had al gehoord, dat er tucht-geruchten zijn. Maar ik kan niet daar over mijn geweten laten verkrachten. 'k Zal eenvoudig mijn plicht trachten te doen. Als men mij daarbij alleen laat staan, zal me dat spijten. Maar 't zal me niet tegenhouden. Dat men mij alleen laat vind ik wel jammer. Heelemaal billijken kan ik 't ook niet. Ook ik zelf heb, waar ik onrecht zag, trachten mee te doen in den strijd daartegen. Ik begon daarmee in een tijd toen ze ook in mijn naaste omgeving me waarschuwden: doe toch niet mee, pas toch op, houd je er buiten. Ik heb nog geen spijt van het volgen van mijn geweten (je wilt dit ‘volgen’ wel goed uitleggen). Maar 't spijt me wel, dat ik, nu deze zaak afgewikkeld is, alleen gelaten word. Terwijl het toch heusch geen bagatel is: heel dat nieuwe kerkrecht hangt er aan, en de neiging om hetgeen eenmaal geschied is, tot ‘recht’ te verklaren, zal zich sterk doen gelden. Ik snap niet, dat de menschen van de Doleantie zich hier buiten houden. Recht vind ik het niet. En dat permanente vragen naar wat ‘men’ zal doen, om daarnaar zijn houding te bepalen, acht ik een ramp. Ze heeft naar den anderen kant tot zonde geleid. Ze is thans bezig het bij ‘ons’ te doen. 3. Over H.H.K. maar niet meer. Ik geef je volkomen toe, dat hij uitspelen kan, en ook wel zal zoover hij kans ziet. Ook dat er niet veel te bereiken valt. Maar ik doe veel met de zekerheid, dat ik er weinig mee bereik: het was toch goed, al is 't maar praeventief, of remmend, of ter voorkoming van herhaling en tot opscherping van de eischen die ons gesteld zijn. Ik geloof eigenlijk, dat christen probeeren te zijn altijd inhoudt: werk aanpakken zonder de zekerheid van iets te bereiken. 't Spijt me ook hierin alleen verder te moeten. | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
4. Of men in 't beroepingswerk overal H.H. door heeft? Ik geloof het niet. Waarom krijgt mijn neef, H.J.S.Ga naar eindnoot102, geen beroep? Klungels, die door 't examen gesleept zijn, paradeeren reeds op den kansel. Hij kreeg cum laude (niet op mijn voorstel), is 'n nette kerel, preekt uitstekend, is ook aan de V.U. ingeschreven (!) en kan blijkbaar ook spreken (volgens getuigenis van kerkgangers in groote gebouwen). Wordt blijkbaar niet vertrouwd. Overigens: sterkte gewenscht. Ik wilde wel, dat ik weer 'n kamer had Labuntier anniGa naar eindnoot103, en ik heb geen boek dat ik bereiken kan.
Hgr. vooral ook aan mevrouw,
| |||||||||||
Amsterdam-Z., 23-10-1942Amicefr.,
Je schrijven van den 12den in goede orde ontvangen. Met de beantwoording wachtte 'k even, wijl de bijeenkomst te Amersfoort op til was en 'k daar verwachtte wat inlichtingen te kunnen krijgen. Bovendien zou 'k je graag op tal van punten steun toezeggen, wat één alleen echter moeilijk kan. De bijeenkomst droeg een echt verkwikkend karakter. Evert zal je een behoorlijk verslag zenden. Thans slechts een persoonlijken indruk, verwerkt in m'n antwoord op je schrijven. 1. Die overdruk bereikt je later wel; 't betreffende artikel handelde over ‘De waarheid in de godsdienstwijsbegeerte’. 2. Dogmatiek-Kampen is nu in orde. Om misverstand te voorkomen: ik wist niet dat B. je om advies gevraagd had. Zelf sprak ik hem over dit punt de eerste maal pas na z'n (eerste) beslissing, die daardoor vanzelf in 't centrum van 't gesprek stond: den indruk van eenige ontstemming over je advies had 'k (dat was een vergissing; 't was later!) van een ander - een betrouwbaar type -, die, zooals 't wel weer gaat, misschien verondersteld heeft dat 'k van dat advies-vragen wist. 3. De zaak Popma-Toelichting wordt aangepakt: de kerken moeten ook m.i. zoo spoedig mogelijk weten dat de ‘eenstemmigheid’ inzake de conclusies bij de Toelichting in ieder geval reeds weer ver te zoeken was, opdat dit geestelijk grijze stuk vooral geen gezag verkrijge. Over de duistere punten moet men dan v.d. overzijde maar licht ontsteken. Hopen we dat daarbij geen leelijke dingen aan 't licht komen. | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
4. Wat de Syn. betreft - je brieven 5 en 6 Oct. te Utr. ontvangen had 'k inderdaad niet gelezen. Gisteren echter kreeg 'k ze in handen, dank zij de activiteit van PietGa naar eindnoot104. Vanmorgen nam 'k ze mee en heb beide geheel doorgelezen. Je verwijt ten deze inzake alleenlaten-staan (in je brief aan mezelf) heb je heuschelijk geformuleerd. Daarvoor m'n dank. Je kunt echter gerust zijn: we zullen je steunen waar we kunnen. Er is reeds een plan de campagne daaromtrent dat jezelf spaart en de zaak zelf tot behoorlijke ontplooiing kan brengen. We stellen je nl. voor het stuk dat je zelf wilde verzenden aan onzen ‘kring’ af te staan. We zullen het dan dadelijk laten vermenigvuldigen in plus minus 20 ex. en het terstond in studie nemen. In Nov. - het protest onder 3 is dan reeds verschenen! - vergaderen we weer om het dan te bespreken en te verwerken tot een definitieve basis voor onze actie in kerkeraden, classes en Part. Synodes. Onze bedoeling is het zóó ver te krijgen, dat zooveel kerkelijke vergaderingen als maar eenigszins mogelijk blijkt bij de volgende synode protesteeren tegen: a) de behandeling van de meeningsverschillen in comitégeneraal; b) tegen de zelfprolongatie; c) tegen de behandeling van nieuwe punten; d) wellicht ook tegen het besluit inzake ‘Van oorzaken en redenen’Ga naar eindnoot105 (het laatste kan uiteraard alleen indien ook de betreffende uitspraak gepubliceerd is, anders doen we dat met z'n tweeën samen). Deze opsomming is niet definitief: staan er in je stuk meer punten, dan kunnen die er natuurlijk bij opgenomen. Om een en ander te doen slagen is echter noodig, dat je je niet van Greijdanus isoleert. Deze laatste had een plan dat ons allen toelachte, nl. niet de ‘geëischte’ verklaring te geven, maar toch iets waarop Utrecht geen vat heeft, daar hij Jan. weggaat en ook Rb. Jr niets in den weg legt. In dien geest moet jij ook schrijven. 'k Besef dat het je moeilijk zal vallen op het advies der laatste alinea in te gaan. Maar met al den ernst die in me is smeek ik je: overwin hierin je zelf. Want het is iets anders tegen onrecht bij de geroepen instantie - de volgende Syn. - te protesteeren en de facto besluiten niet te erkennen: met het laatste vang je echter bot, beslist bij deze Syn., maar licht ook bij volgende. En spits je 't conflict op dit punt toe, dan bereik je alleen dat je wagen op dood spoor komt, wellicht voorgoed. Wat 'k een ramp zou vinden, niet slechts voor je zelf, maar niet minder voor het geestelijk leven van onze Kerken, ja indirect voor ons volk. 5. Wat H.H. betreft, die krijgt genoeg te doen door de publicatie inzake Popma en de actie in kerkeraden enz. 6. Tenslotte 't geval van je neef. Daarin zal inderdaad wel eenige invloed van H.H. c.s. werken. Maar overschat dit toch niet: er | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
zijn meer uiterst bekwame candidaten die moesten wachten. 'k Zal - bij eventueel advies-vragen - intusschen dubbel aan hem denken.
hart. gr. en sterkte in je leed,
P.S. Van 't Veer is op de wandelingGa naar eindnoot106. | |||||||||||
[Ongedateerd]Amice carissime,
Ik heb aan Vollenhoven's brief weinig toe te voegen. Ook ik was op de bijeenkomst te Am. en hoop evenzeer mijn zwakke medewerking als niet-theoloog aan het plan de campagne te geven. Maar één ding moet voorop staan: je mag in dit stadium onder geen beding de geprolongeerde synode een kans geven je kerkrechtelijk den nek te breken en daardoor je invloed een wellicht beslissenden slag toe te brengen. Ik voeg dus mijn smeekbede bij die van Vollenhoven. Het gaat hier om de zaak, die niet achteruit mag worden gebracht door formeele struikelblokken.
Mijn hart. gr. en zegewenschen
| |||||||||||
27/28 Oct. 1942Aan enkele correspondenten van de laatste dagen
Amici,
In dank ontving ik enkele brieven in antwoord op wat ik enkelen schreef. Als ik hier op bepaalde punten antwoord geef, dat in doorslag aan meer dan een wordt toegezonden, worde dat niet onhartelijk gevonden. Er zijn opmerkingen van den een, die de ander ook geeft. Ik bespaar me dus het schrijven van telkens dezelfde zaken. Bovendien bevordert het het elkaar verstaan. Meer dan een blijkt de kwestie aldus.te stellen: zeker, samen oproeien tegen de hiërarchie, samen ook tegen het dubbelhartige etc., maar als-t-u-blieft geen conflict hic et nunc over die benoeming. De feiten zullen niet meer te achterhalen zijn, ze zullen je dit en dat doen; de kerkeraden zijn mee, je wordt verkeerd verstaan, | |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
we hebben geen pers, en wachten liever daarop en wat dies meer zij. Natuurlijk is er veel, dat ik onmiddellijk toestem. De kerken zijn moe; maar of ze 't niet meer zullen zijn, als de oorlog voorbij is? Ze zullen misverstaan; maar hebben ze 't vroeger met pers en al niet ook gedaan? Heeft de sfeer, die geschapen is, niet altijd haar werk gedaan om wat bepaalde personen wilden, apriori onontvankelijk te doen zijn? Hoofdzaak is m.i. dit: academische vertoogen (vergunt me even dit onacademisch-domme woord) zullen niet helpen. Schrijft aan de kerkeraden: ze blijven grootendeels indolent. Laat de enkelen, die het niet zijn, wat doen, en ook eens schrijven tegen de hiërarchie etc.; een H.H. Kuyper heeft maar een kwartier noodig, om te laten uitspreken: de synode zit niet voor algemeene, academische kwestie, of voor niet-concrete bezwaren. De synode kan alleen CONCRETE punten behandelen. Ik hoor het al zeggen. Hoe vaak IS het al gezegd? Begrijpen we niet, dat wie wat veranderd wil zien, altijd gedoemd is, concrete punten aan te vatten? Hoe onaangenaam dat soms ook wezen kan, zooals nu? Wie niet concrete zaken aanpakken wil, moet maar niet beginnen met een synode, die zich graag afmaakt van bepaalde bezwaren. En wie op een bepaalde principieele kwestie iets gedaan wil hebben, die MOET nu eenmaal concrete kwesties aanpakken, en het ervoor over hebben, dat hij het bijbehoorend odium krijgt. Er is een zekere tragiek van het bezwaard zijn binnen het kader der vergaderingsmechaniek, ook van de kerkelijke wereld, misschien daar wel 't allermeest. Als dan ook een enkele mij schrijft, of misschien wel allen me zouden willen schrijven: aanpakken, maar niet op dit concrete punt, dan antwoord ik: wie het hier niet aanpakt, krijgt den kerkelijken wagen niet op gang. Ik zeg niet, dat ik hem wel op gang krijg; ik ben ten aanzien van den kerkeraad van de stad Kampen sceptisch, meer dan iemand anders; vooral nu mijn vriend De WaardGa naar eindnoot107 nog niet terug schijnt te zijn. Maar al is slagen hier niet zeker, het is bepaald uitgesloten, als men in het algemeene blijft hangen. Bovendien: indien maar elk onzer naar zijn kerkeraad gaat, en maar doorzet, en vooral zorgt, dat de bezwaren van meer dan één kant tegelijk komen, dan is er wel degelijk iets te bereiken. In de kwestie van destijds (doorgaan, toen ik niet schrijven kon) heb ik zoo ongeveer niets gedaan. Toen is één acte van EnschedeGa naar eindnoot108 genoeg geweest, om een respectabel aantal classes en kerkeraden aan het woord te laten komen. Als thans wij wat doen, elk voor zich, en dan op het concrete punt, staan de kansen er beter voor. Beter nog dan toen. | |||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||
Begrijp ik het goed, dan is bij meer dan één de leidende gedachte: wel een conflict, maar niet over dit punt. Op dit punt moet het conflict niet komen, maar op een ander, dat de moeite waard is. Kwesties van leer, b.v. Ik zou daarop willen antwoorden: a) we hebben die klanken ook in ander verband na Mei 1940 nog al eens vernomen. Die zoo spraken, zijn allemaal opgeslokt, en hebben aan het mee-opgeslokt-worden van anderen alleen maar meegewerkt; b) is de zaak van het ‘nieuwe kerkrecht’ soms niet de moeite waard? Is het geen zaak van leer en principe? Heeft coll. Greijdanus soms voor de grap erover geschreven? En heeft Kees Veenhof voor niets citaten aangedragen, waarvoor ik hem zeer dankbaar was? c) voor de zoveelste maal: als we nu zwijgen over dit concrete punt, dan zullen ze zeker zeggen: 't is geschied, het is kerkelijke rechtspraxis geworden. Zie wat nu reeds door H.H.K. gedaan wordt met de synode van Assen, hoewel die nadrukkelijk de zaken van Groningen aan GroningenGa naar eindnoot109 overliet; zie ook wat hij - ik las het in De Wachter - durft concluderen uit het zwijgen van de particuliere synodes, die evenzeer verward waren als...nu ja, vult zelf maar in; d) wat hebben we ooit gehad aan toegeven in zaken die rechtvaardig waren. Ik heb het meer dan ééns gedaan, en heb er nooit waardeering voor gevonden bij de groep, noch ook een poging, om tegemoet te komen. In laatster instantie bukt alles voor wat H.H.K. wil, en wordt wat van dien kant komt beschermd, ook door menschen van Kampen, die met genoegen de eer van hun stadgenooten eraan wagen; e) hoe vaak is het al niet gezegd: wel een conflict, maar niet op dit punt, het moet eerst nog verder? Ik herinnerde reeds eraan: als destijds Popma c.s. hadden geweigerd, kwesties van leer en van gedrukte aanklachten af te handelen in het duister, dan was er zeer waarschijnlijk van de heele reeks bestialiteiten, die erop gevolgd is, niets terecht gekomen. Men zou bij eenigszins breede oppositie (die volkomen rechtvaardig geweest zou zijn, en op een kwestie van recht het conflict zou hebben doen ontbranden) van de zijde dergenen, die hun wil doordrijven, zich wel gewacht hebben, al te ver te gaan. Ik heb toen gezegd (bezoek aan Popma): niet meedoen met afhandeling van deze openbare zaak in besloten zittingen. Maar het advies, om een anderen kant uit te gaan, won het. Ik stond alleen. Ik werd zelfs alleen gelaten door ouderling Scholtens, die me eerst ONGEVRAAGD had gezegd, met me mee te zullen gaan in de weigering om in het duister af te handelen, en me even- | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
eens ongevraagd telefonisch verzocht heeft, aan de synode mee te deelen, dat ook hij zou moeten weigeren, mee te doen, als ze met de zaak door zouden gaan. Dat Scholtens me alleen liet, speet me te meer, omdat ik nu niet zooals ik had gewild naar de kerken kon gaan; daarvoor had ik, die zelf niet kon publiceeren, zijn naam noodig gehad, om het stuk te teekenen. Goed. Men is doorgegaan, de vrienden hadden het volste recht, mij alleen te laten, en te zeggen: hij doet het weer te erg, je moet op dit punt het conflict niet laten komen. En wat kwam er nu van de zaak terecht? Ze zijn allemaal in de maling genomen, o neen, niet door de goedwillende onnoozelen, of de bezwaarden, die nog bleven hopen op een eerlijken vrede. Maar door de enkelen, die het tenslotte doen. Die het tenslotte altijd doen. Die hebben een vredeswoord gesproken, dat de anderen inpalmde - ze wisten meteen, dat ze toen Kees Veenhof en anderen factisch al van mij verwijderden - en toen 't gelukt was, en toen de ‘conclusies’ ondanks haar ethische aanvechtbaarheid erdoor waren, toen hebben ze een Toelichting gegeven, die net precies haar ondertitel verzwijgt: in cauda venenumGa naar eindnoot110. Nu zeggen de vrienden zelf (ik citeer brief Holwerda inzake Popma): nog niet alles verloren. Inderdaad. Maar wil men nu voor de zooveelste maal weer zeggen: niet op dit punt het conflict? Als men mij weer alleen laat, zal er weer een wapen uit gehaald kunnen worden. Men versta mij wel: ik smeek niet om gezelschap, al wil ik graag bekennen, dat ik er heel blij mee zou zijn. Ieder moet tenslotte zijn geweten volgen (goed verstaan natuurlijk). Maar ik wijs op de jongste geschiedenis, alleen ter waarschuwing. In onzen kring zijn twee standpunten: het mijne dat voor officieel handelen was en is, en het andere, dat, als ik het wel zie, wordt ingenomen door de collega's Vollenhoven-Dooyeweerd, en hierop neerkomt: nog niets officieels doen. Men zal vrees ik moeten kiezen tusschen ‘to men’ en ‘to de’Ga naar eindnoot111. Ik hoop van allen goed vriend te blijven, maar zal dan ook in dien geest erop mogen wijzen, dat het standpunt niet-officieel-ingrijpen al reeds een groot stuk terrein heeft prijsgegeven. En nu krijg ik heusch op prijs gestelde verzekeringen, dat men mij niet alleen zal laten. Ik geloof alles, en weet zelf, hoe moeilijk het is. Maar ik vergun me toch een gewetensvraag: waarin zal men mij werkelijk helpen, hoc et nunc, nu er geen krant is, en niet eens een weg naar de kerken, (tenzij dan via een circulairetje voor wie althans dàt middel nog aanwenden kan)? Men zal alleen werkelijk helpen, door in het critieke moment officieel in te grijpen. Wie dat nu niet doet, moet later niet mij beklagen. Ja, maar kan men iets doen? Waarom niet? | |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
Kees Veenhof kan tot zijn kerkeraad zeggen: waarom zijn jullie nog altijd prompt op tijd klaar, om op hoog bevel de boel bij elkaar te trommelen, als roepende kerk nummer twee? Als hij overtuigd is, dat er niet maar hiërarchische tendenzen in de litteratuur zitten (daar is niets aan te doen) maar dat er in een concrete zaak tegen de kerkorde in hiërarchisch gehandeld is, dan kan hij zeggen tot zijn kerkeraad: wij mogen daaraan niet meewerken, we zijn geen convocatie-automaat, maar zelfstandige menschen, ZENDERS die volgens art. 31 K.O. moeten nagaan, of de GEZONDENEN zich houden aan de K.O. Zoo niet, dan is het niet vast en bondig, wat ze besluiten. Als de kerkeraad van Utrecht nog voor 1% doleerend bloed in zich heeft, zal hij ooren moeten hebben om te hooren, en als hij eens van leer trekt, verklarende, geen permanent synodaal bestuur doch een een vast agendum afwerkende synode te willen dienen, dan zal men eens zien, hoe God zulk een consciëntiekreet zegent. Elke nieuwe convocatie, die zonder protest met de medewerking van de Utrechtsche dominees in zee gaat, is een verzaken van plicht van wie beter inzien. Ik denk aan allen. Is het soms geen kleinigheid, als je niet durft bidden voor een vergadering, die zegt: ik ben synode? En is het niet tienmaal erger, als je, beu van het gezeur, dan maar heelemaal niet ervoor bidt? En de zaak blauw blauw laat? In de hoop, dat die kerkeraad er ook maar niet aan denken zal, dat het toch in stijl is, voor de synode te bidden? Hoevelen van de vrienden durven nog voor die gecontinueerde zaak bidden in het openbaar? Ik krijg bemoedigende brieven, dat ze voor mij bidden, ook wat betreft deze zaak. Ik dank er voor, van harte. Maar ik heb toch deze vraag: bidden jullie voor die gecontinueerde zaak? Of zouden jullie eigenlijk thuis willen bidden, dat God ze beweegt, naar huis te gaan, volgens artikelen zoo en zooveel van de K.O.? Stel, dat er zijn, die thuis zoo zouden bidden, of eigenlijk zouden willen bidden, als ze - zooals het hoort - den nood en ellende van kerken en zichzelf den Heere zorgvuldig voorstellen, tevoren door hen als bidder ingedacht zijnde (volgens Catech.). Maar ze in dit onderstelde geval thuis zouden bidden, zouden ze het niet van den preekstoel durven doen. Dan maar gezwegen? Niet gebeden? Kijken, hoe 't zaakje verder loopt? Of zou het dan niet een daad van eenvoudige eerlijkheid en gehoorzaamheid (bij welken zegen de ‘tact’ meteen in den schoot geworpen wordt, dat men zelf niet weet, hoe) wezen, als iedereen van jullie, die niet durft bidden, dat God de zelfcontinueeringsdaad der synode stelde tot heil, maar het niet durft laten te hopen, dat het onheil der zelfcontinueering gebroken worde, dit nu maar eens zoo gauw mogelijk aan zijn kerkeraad vertelde, en | |||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||
terwijl de voorbede zelfs een onderdeel der instructie is, dan meteen daarvan een officieele aangelegenheid maakte, officieel, alzoo, dat men van kerkeraadswege, of anders vanwege kerkeraadsleden (want het spant) dit alles rondweg schrijft aan de afgevaardigden ter synode van Sneek (und ein bestimmtes Ende)? Ieder is verantwoordelijk; ik geloof, dat die synode uit den kerkstijl gevallen is, maar als jullie het ook mocht vinden, en door te blijven zwijgen bij een dergelijk kanselgebedsconflict tenslotte den kerkstijl ook bederven, dan staat het er niet best voor. Vergeeft me, als dat op een preekje gaat lijken; ik verhef me boven niemand, maar ik mag in vriendenkring wel vragen, hoe het staat met de grondwaarheden, die we allemaal zoo heel gauw kwijt zijn. Eén van jullie bad in '36: Heere, jaag den satan van de synode. Ik heb dat liever, dan eventueel zijn niet meer hardop bidden van wat hij niet verantwoorden kan. Een ander zei me, toen ik hem vroeg, hoe het z.i. moest met dat brengen van de meeningsgeschillen in het donker: het is tegen Gods gebod, en dan is toch alles uit? Later schreef hij me: doe het maar, want...de gevolgen. Ik heb dat eerste standpunt liever dan het tweede, al kan ik genetisch beide verklaren, en al weet ik, ook zelf herhaaldelijk te hebben geschommeld tusschen het een en het ander.
Ik sprak van Kees Veenhof als predikant der convocatiebiljettenzendende en bonnenzamelende kerk. En van jullie gebed. Maar is er niet veel meer te doen? Enkelen hebben afgevaardigden in hun kerkeraad. Precies dezelfde kwestie. Tenminste, als jullie het eens bent met het standpunt, dat de continueering niet deugt! (anders is natuurlijk deze heele briefwisseling een slag in de lucht). Kan HolwerdaGa naar eindnoot112, kan v.d. BornGa naar eindnoot113, als ouderling Koning, en kan Schippers als Meijster weer gaat, hem laten gaan zonder kerkeraadsgebed? Ja, 't kan; maar als ze het praesteeren, dan om met J.J.B.Ga naar eindnoot114 contra H.H.K. te spreken - dan weet de Heere God wel, wat voor vleesch Hij in die kerkeraadskuip heeft. En als zij meenen, dat ouderling Koning, die tenslotte ook verantwoordelijk is voor dat mooie briefje aan coll. Greijdanus en mijGa naar eindnoot115, niet moet gaan zonder gebed naar een gecontinueerde synode, die, als ze den moed had, nog iets te publiceeren, de voorbede van alle kerken zou vragen voor haar agendum ZOO EN ZOO: nu, dan moet Holwerda, v.d. Born, Schippers of Popma maar eens zien, hoe hij dat gebed zal inkleeden als kerkeraadspraeses, wanneer de communis opinio mocht zijn: wel een conflict, maar niet over dit punt. Laat men niet zeggen: K.S. heeft het conflict doen komen, en nu zitten we met de gebakken peren. Ik beweer rustig: jullie gelooft, dat mijn argumen- | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
tatie inzake die kerkorde goed is, dan laat ik geen conflict komen, maar dan heeft de Heere God het voor jullie allemaal al lang laten komen, zoodra je gaat staan voor den kerkeraadsvoorzittersstoel: broeders, laat ons bidden. En hier helpt geen diplomatie meer, en geen geschipper. En hier worden jullie even goed als ik gehouden aan onze exclamatie over den Kurios, en over de bergrede, en over alles, wat ons in de jaren van voor dezen zoo heeft saamgebonden. Niet zoo heftig, zegt de een; hij zal wel gelijk hebben. Niet zoo losvan-den-stijl zegge de ander, en hij moge toezien, dat hij begint bij zichzelf. Ik vind, dat jullie brieven hier en daar den stijl der kerk uit het oog hebben verloren. Ik mag dat zeggen, omdat het me zelf ook dagelijks overkomt. Maar als je 't een keer ziet, dan wordt gevraagd door den Kurios, hoe 't er nou voor staat voor...het volgende moment. Waarop de daad geschieden moet.
Ik lees over erkenning de jure en de facto. Afgedacht daarvan, dat ‘zich conformeeren’ kerkrechtelijk een onhelder begrip is (en overgebracht van vergaderingsleden op Jan Publiek), zou ik wel eens willen weten, wat hier de facto beteekent. Als dat nog iets reëels te beteekenen heeft, zal het inhouden: geen bezwaren inbrengen, tenzij ze ‘academisch’ zijn, de jure, meneer. Zie over ‘academisch’ hierboven. Als onder ons nog de eerlijkheid was, zouden we zeggen: er wordt bezwaar ingebracht tegen ons recht van continueering en tegen onze eigenmachtige uitbreiding van 't agendum. Ergo: we zullen - zie ook Bouwman - het besluit, zijn uitvoering, opschorten tot over die zaak geoordeeld is. Kom dán met berusting in status quo; dán is er broederschap. Maar een conformatie de facto is hier een mooie term, die beteekent: wij, besluitende partij, zetten bij voorbaat een streep, waarvóór ieder halt houden en rechtsomkeert maken moet, ieder, die zou willen verrichten de in art. 31 K.O. kerkrechtelijk bekende handeling van: bewijzen, dat het beslotene niet is naar de K.O. Als jullie helpen wilt, schrijft dan zulke briefjes aan de vergadering, en geeft ze mee aan ouderling Koning, en Meijster, en wie meer te bereiken valt (want afgevaardigden krijgen toch instructie mee, of is dat ook al vergeten??). Schrijft dan brieven van instructie aan afgevaardigde zoo en zoo dat hij naar huis moet gaan, en vooraf verlof krijgt voor te lezen de meening van zijn zendende kerk, volgens welke besluiten, waarvan de wettigheid betwist wordt, hangende het onderzoek, niet kunnen worden uitgevoerd. Dat is iets doen, en op tijd zijn. En tijdig het synodaal bestuur waarschuwen, dat er grenzen zijn. | |||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||
Dankbaar las ik de waarschuwing, me niet te laten isoleeren; ‘er zullen zijn, die je met vreugde in een strik zullen zien komen’. Volledig mee eens, en van het begin af heb ik me dat voor ogen gehouden. Maar indien mijn overtuiging ook die van jullie is, dan zal het alleen aan mijn dwaze argumentatie óf aan jullie stilzwijgen en toezien liggen, als ze een geïsoleerde een strik draaien. Doen er genoeg mee, met verwijzing naar de K.O. in een concreet geval, dan draaien ‘ze’ bij. Dat collega Greijdanus en ik zoo'n briefje hebben kunnen krijgen, wij voor ons alleen, is - vergeeft me dat - tenslotte ook de schuld van de vergadering in Amersfoort, die ik bijwoonde. Toen heb ik tijdig gezegd: samen iets doen tegen de continueering. Niemand wilde meedoen. Thans krijg ik brieven: we gaan met je meedoen (maar: pas op, dat je niet te erg doet...). Ik ben er blij om, en zie met spanning uit; maar vergunt me de vraag: als zij, die nu verklaren te gaan meedoen, destijds hadden beslist in dien zin, zouden dan coll. Greijdanus en ik zoo'n briefje hebben gekregen, en wij alleen? Neen, men zou zich tienmaal hebben bedacht. Maar wij waren het maar, wij, die toch al gedoodverfd waren. En door het zwijgen ook van jullie weer wederom konden worden.
En nu komt er 14 Nov. weer een samenkomst? Dat is dan nadat coll. Greijdanus en ik ons antwoord moeten hebben verzonden. M.a.w. te laat. En dan lees ik, dat misschien zelfs 21 Nov. vergaderd wordt. Ik weet niet, of er tegen 15 Nov. ‘synode’ is. Misschien niet; allicht dat de élite v.h. synodaal bestuur eerst ons geval bekijken wil, om de schare dan te gereeder te kunnen drijven, waar men ze hebben wil. In elk geval zal er wel tegen dien tijd zoo iets als een ‘synode’ op til zijn. In verband daarmee meen ik, dat niets-doen tot 14-21 Nov. niet goed is. Een manifest? Prachtig; ik zal er dankbaar voor zijn. Maar dat geeft niet genoeg. DE KERKELIJKE WEG IS DE EENIGE. Manifesten zijn officieus, en men laat ze kalm liggen. Kerkeraden, classes, etc. En dan meteen, reeds door kerkeraden, brieven schrijven, dat de afgevaardigden niet geacht worden de kerken te vertegenwoordigen in zaken, die ze aan zich trekken. Dat is het eenige, wat helpen kan. Dat is werkelijk ‘tijd winnen’. De rest is als BIJKOMEND eveneens welkom. Als elk der vergaderden volstaat met wachten op de nieuwe bijeenkomst, is het al weer te laat. Naast het eene moet het andere staan. Er naast, er vóór zelfs. En eraan vooraf. | |||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||
Niet met de synode moeten we handelen, maar met de kerken, schrijft een der ontvangen brieven. Maar en passant wil dezelfde schrijver, dat coll. Greijdanus en ik die eigenmachtige agendaverlenging zullen helpen prolongeeren door op dien eisch in te gaan, m.a.w. WIJ moeten wel met de synode handelen; en als ik dan adviseer: gaat ieder met konkrete handeling naar zijn eigen kerk, zooals ik het deed, dan zeggen jullie: neen. Wat is daarin de consequente lijn? Ik zie ze niet. Niet naar de synode, behalve dan Greijdanus en Schilder; wij laten ze daarmee handelen, wij trekken ons die synode niet aan. Maar naar de kerken. Alleen maar niet direct naar de kerken, zooals K.S. Ik versta het niet. Ik zal eindigen. Ik ben me bewust, dat er erge dingen kunnen gebeuren. Als het zoo is, dan zal het zijn, omdat er niemand was, die den wil had, van de gezondenen linea recta naar de zenders, d.w.z., van de gedeputeerden naar Sneek naar de zendende kerken te gaan, toen de kwestie van de dependentie van de gezondenen aan de orde was. Strategisch - het woord komt in de brieven herhaaldelijk voor - vind ik het laten loopen van die kwestie, die thans het meest urgent is, onverantwoord; als er straks ongelukken komen, dan zal het op die kwestie vastzitten. Troost elkaar niet met te zeggen: we zullen inzake de meeningsverschillen wel eens van leer trekken. Ik vind het schitterend, en hoop het ook te doen. Maar die zaak helpt kerkrechtelijk evenmin als manifesten. De conclusies zijn aldus, dat je er weinig tegen doen kunt - want de fouten zijn voornamelijk ethisch. En die mooie Toelichting, nu ja, broeders, die is immers officieus? Als jullie blijft bij deze overigens goedbedoelde houding, d.w.z., als jullie daarmee volstaat, dan weet ik genoeg. Dan heb ik eigenlijk ook nu genoeg gezegd, en scheiden we nu maar in alle vriendschap. In het moment van de laatste kans van een goede strategie scheidt ons dan een meeningsgeschil over de goede strategie. SaguntumGa naar eindnoot116 is ver, en allang vergaan. De lieden, tegen wie jullie me als tegenstrikleggers waarschuwt, zullen dan coll. Greijdanus en mij (wier gevallen niet uniform te behandelen zijn, omdat niet coll. Gr., maar wel ik tegen 6 Oct. heb geschreven) tegen elkaar misschien, maar ons beiden tegen jullie samen zeker kunnen uitspelen, zooals wel meer het spreken van den een kon worden uitgespeeld door wie daarvan verstand heeft tegen het zwijgen van den ander, en ze zullen de bestuurlijke vergadering in een oogenblikje mee hebben daar waar ze van te voren heen gedreven werd. Jullie zult, als er ongelukken komen, allen van harte klagen, en weenen. En het debat over de goede strategie zal voortgaan: Saguntum is vlakbij en het staat er vandaag. | |||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||
Gelooft me, zonder bitterheid, wel met verdriet,
gaarne t.v.,
Vergeet niet: ook in jullie naam krijgen coll. Gr. en ik 'n brief; ook in jullie naam beslissen straks de broeders van het bestuur. | |||||||||||
28 Oct. '42Amice,
Laat ik, evenals Dooyeweerd, dien je wel dezen brief wilt laten lezen, je zeer danken voor je brief van 23-10. Ik was er blij mee. Naast de resumeering van wat ter vergadering besproken is, kreeg ik enkele brieven die me den indruk gaven, dat men inzake die benoeming niets wil doen. Wel tegen ‘hiërarchie’ (überhaupt!), en dan wel zoo, dat op den duur de zaak komt bij de volgende synode. Maar niet nu, in directe actie bij kerkeraden. Hoe dankbaar ik ook ben voor wat reeds besloten is, en hoezeer ik ook hoop dat 't heele program wordt afgewerkt, nu nog meer, toch geloof ik dat men dadelijk iets moet doen, en dan wel juist in het concrete punt: agenda-uitbreiding. De persoon kan in casu obliquo komen; de zaak in casu rectoGa naar eindnoot117. Ook mijn bezwaar (dat vanwege je bekende oorzaak niet aan alle kerkeraden kan gezonden worden) zal dan den langen weg tot de volgende synode volgen. Alleen maar: getracht wordt, reeds nu iets gedaan te krijgen. Mijn stuk, dat slechts één kerkeraad officieel aanspreekt, kan dus in geenerlei opzicht 'n alle kerkeraden zoekende actie in den weg staan. Integendeel. Wat de kwestie van het één lijn met Greijdanus trekken betreft, ik kan zien wat er te doen is. Ik had reeds enkele weken geleden hem zelf gevraagd, eventueele critiek op mijn hem gezonden conceptantwoord te geven. En nog deze week, vóór het ontvangen van jullie brief, schreef ik hem, dat als hij de methode van niet-antwoorden koos (ook die methode werd door hem overwogen) ik dan me zou aansluiten (behoudens uiteraard 't even moeten releveeren van mijn genegeerden brief van 6 October). Maar als ik op dien gestelden eisch ja zei, zou ik ingaan tegen mijn geweten. Laat men mij beoordeelen naar kerkrechtelijken maatstaf in wat ik wel doe. En geen eischen stellen, die in feite (na mijn aankondiging van komend bezwaarschrift) beteekenen: silentium opleggen. | |||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||
Zeker, ik zie de mogelijkheid, die jullie vreezen. Er staat evenwel tegenover: a) 't goede geweten, b) 't feit, dat ‘zij’ zelf kerkrechtelijk 'n monstrum hebben begaan, c) dat ja-zeggen op 'n niet eens gemotiveerden eisch mijn invloed, dien jullie wilt behouden, zéker breken zou, wegens den moreelen deuk, dien ieder krijgt, die zijn consciëntie verkracht om geen soesah te krijgen. Bedenkt, dat de in doorslag hierbijgaande brief terugslaat op particuliere brieven. Niet op de resultaten der samenspreking zelf. Wel op het door Evert v.d. B. mij daaruit meegedeelde standpunt van ‘tijd winnen’ (door nog niets officieels te doen). Hartelijk dank voor jullie vriendelijke woorden. 't Valt niet mee, maar: aei oun tharroumenGa naar eindnoot118.
H.gr. ook thuis, gaarne
| |||||||||||
Amsterdam-Z., 3-11-1942Amicecoll.,
De zaak gaat marcheeren. Je stuk aan den kerkeraad van Kampen was m.i. goed, behoudens dan de opm. inz. 't promotierecht, die bij een gemeenschappelijke actie wel moet blijven rustenGa naar eindnoot119. M'n zwager en ik hebben nu vanmiddag contact gehad met Kees. Hij heeft nu een model-kerkeraadsbesluit mee - kort, maar waarin alles is saamgevat -. Hij zal dit nader bezien met Holw. en Evert. Dooyew. en ik konden Zaterdag a.s. niet; men kan echter wel zonder ons vergaderen om de zaak voor verschillende ressorten te organiseeren. Lukt het de zaak via kerkeraden in verschillende classes aanhangig te maken, dan kunnen, wanneer alles meeloopt, Januari misschien reeds een of meer Part. Syn. bijeen zijn. Op 't oogenblik is al te bereiken dat de afgev. naar Sneek/Utrecht een brief van versch. kerkeraden krijgen, wat velen al dadelijk voorzichtig zal maken. En de meerderheid 28/19 was niet groot. In Moergestel lacht men wat met de Syn.; ook K.D. staat op het standpunt dat het niet aangaat maatregelen tegen jullie te nemen, mede omdat de Syn. rechter zou zijn in eigen zaak. Daar 'k vernam, dat ook Rb. en Den Hart. tegen waren is ten deze - dus wat de verdere consequenties betreft - dus wel eenheid tusschen de collega's te K. Voor ditmaal kort: de bestudeering van je stukken heeft veel tijd gevraagd en 'k heb 't nog zeer druk. Maar dit eerste sein van de ac- | |||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||
tie op korten termijn inzake de concrete quaesties meende 'k je niet te mogen onthouden. Je stuk aan Kampen heeft dit nieuwe perspectief geopend; in Am(ersfoort) zijn we indertijd geschrokken daar we vernamen dat je een stuk van wel 38 pag. voor de kerkeraden gereed had, wat ons ondoenlijk scheen.
hart. gr. en sterkte met
P.S. Indien een niet-isoleering ten opzichte van Gr. is te bereiken door beider zwijgen is dat ook goed o.i. Alleen schijnt het allicht wat onbeleefd; maar 't is dat natuurlijk niet. | |||||||||||
Amsterdam-Z., 14-11-1942Am.
't Had weinig gescheeld of onze brieven hadden elkaar gekruist. 'k Had je al dezen dinsdag j.l. willen schrijven, maar telkens kwam er verhindering. Gisteren ontving 'k je opgewekten brief van de 10en j.l. Ook ik kan opgewekter toon doen hooren dan eerst. Dinsdag waren we weer bij elkaar in Am. Misschien weet je 't resultaat al. Maar zekerheidshalve schrijf 'k het nog even. We behandelden het volgende: I Inz. Toelichting in verb. met Popma. P. zal zien wanneer de Syn. weer bijeenkomt zakenverlof te krijgen om dan zelf de Syn. de zaak uit de doeken te doen. Gebleken is, dat de brief van Rb. die 1 Oct. te Am. en 3 oct. te Haren kwam de drukproef bevatte met verzoek binnen 14 dagen nog ev. gewenschte correctie aan te geven. 29 sept. was de zaak echter reeds kant en klaar op 't kerkel. bureau te Den Haag. Rb. had Kok gezegd, behoudens nader bericht, na 14 dagen af te drukken. Die order is dus wel plus minus 11 Sept. gegeven. Is er dan oneerlijkheid gepleegd, dan moet de ongedateerde brief aan P. dus voor den 11de geschreven zijn en pas 20 dagen later in Am. bezorgd zijn. Gezworven had hij niet. De fout kan natuurlijk ook liggen bij iemand die hem in de zak heeft gehouden. Vervelend blijft echter tweeërlei: 't ongedateerd zijn van den brief en 't feit dat Rb. de corr. inz. de Toel. ‘maar verbrand’ heeft. Ook dat kan natuurlijk - in verband met z'n ‘nietthuis’ zijn -. Maar in ieder geval is er met de afspraak ‘wie zwijgt stemt toe’ niet verstandig gehandeld. P. verzoekt nu door te geven: | |||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||
1. dat z'n naam ten onrechte aan de Toel. is verbonden en 2. dat hij 't met den inhoud niet eens is. Voorts is hij van plan op de Syn. de zaak zelf te behandelen en zelf een Toel. te publiceeren. Deze laatste punten nog sub rosa in verband met gijzelaarsmogelijkheden. II De quaestie van jullie antwoord. We hoorden, dat jullie (jij en Greijd.) bezig waart elkaar te vinden in één gemeenschappelijk antwoord. Dat werd om de bekende reden zeer toegejuicht. Dank voor je mededeeling ten deze. III Onze steun aan jullie op 't oogenblik. Amersfoort nam met op 1 na alg. stemmen - van een type dat ook reeds Buchmanniaan was, dus niet een vooraanst. is - een besluit in den geest van onze korte conclusie. Oud. Koning stemde mede voor. Wou de zaak op de volgende kerker. verg. nog even nader bekeken hebben. Waarvan H. en v.d. B. gebruik zullen maken nog even een paar formeele verbeteringen aan te brengen. Uiterlijk Maandagavond gaat afschrift naar alle kerkeraden. Di. is er - met hulp van Bunschoten/de Jong classis -. Kerker. van Utrecht zal probeeren ongeveer hetzelfde te doen - v.d. Meulen is reeds (instructie) door C.V. en de Goede gewonnen -. Breukelen zal allicht volgen. In andere ressorten zijn we bezig kerkeraden te zoeken. Het moet niet alles eenvormig natuurlijk. Ook is de fout van adhaesie-vragen (Enschede) vermedenGa naar eindnoot120.. IV Onze steun in de toekomst. Dit punt is even aangehouden, omdat we eerst willen afwachten of niet reeds door de actie op korten termijn de kerkelijke wagen in beweging komt. ‘Men’ bindt reeds in. (Berkouwer zei reeds: ‘Wie spreekt er over schorsen?’) Hoek was nog al voorzichtig jegens Fr. de Vr.Ga naar eindnoot121. En Kraan dito tegenover KouwenhovenGa naar eindnoot122., vlgs mededeeling van Rietberg. Am. is gemachtigd opnieuw ons saam te roepen. 't Is lang geleden dat 'k je een brief met zooveel goed nieuws kon schrijven. En dat terwijl het - eindelijk - ook in AfrikaGa naar eindnoot123. dagen gaat. Ook dat doet ons geen kwaad, daar 't den ‘Heeren’ eraan herinnert dat er ook nog eens een tijd van verantwoording aan onze kerken komen gaat. hart. gr. en sterkte in je leed, t.t. D.H.TH.V. P.S. Met je opm. inzake de sarxGa naar eindnoot124. ben 'k het uiteraard eens. Maar 'k vrees dat het mee op den voorgrond stellen van dit punt de sarx bij enkele oude Wachtermannen kan wakker roepen. Om K.D. zal 'k denken; Zaterd. 21 komen hij en z'n vrouw bij ons. Hij zit hier althans in goed milieu (A'dam Z). We zullen voor een toel. van Am. je stuk syn. kerkr. bekijken voor Woensdag a.s. Schrijf spoedig aan v.d. B. wanneer je nieuws hebt. Ja? | |||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||
Amsterdam-Z., 14-12-1942(Aantekening K.S.: ontvangen 17-12-'42)
Amfr.
Je zult wel al eenigen tijd naar een brief van me hebben uitgezien. De débâcle van Amersfoort bracht me echter een geweldige teleurstellingGa naar eindnoot125.; daarna lag er een maand achterstallig werk; dan volgde de studenten-bedreiging en gisteren - toen 'k den avond had uitgetrokken voor een breedvoerig epistel - de laatste radio-surprise. Deze deed me veiligheidshalve uit A'dam vertrekken om even aan te zien, hoe de zaken zich verder ontwikkelen. Zoo mogelijk hoop 'k echter weer spoedig naar A'dam te gaan. Wat de zaken betreft, voordat we iets kunnen doen, is 't noodig dat we - Dooyew. en ik - je spreken. Zou dat kunnen? Dw. heeft Ma 21 en Do 24 Dec. open, behoudens? Ook ik houd beide data vrij. Antwoord p.o. (gewoon adres). Accoord?
hart. gr. en sterkte in de
| |||||||||||
17-12-'42Afschrift
Amice V.,
Je brief van 14-12-'42, waarvoor mijn besten dank, kwam zooeven hier aan. Ik antwoord onmiddellijk, en hoop, dat deze antwoordbrief morgen kan worden gepost. In de eerste plaats ook van mijn kant nu beste wenschen voor jezelf, en voor D., nu er nieuwe moeilijkheden zich voordoen. Ik hoop, dat zich veel bezwaren, die thans schijnen te gaan drukken, nog niet zullen voordoen. Wat je vraag betreft, of ik met jezelf en D. zou kunnen spreken: ik moet tot mijn spijt antwoorden, dat dit niet mogelijk is. Ik ben verhinderd. Dit zij vooropgesteld. Nu de zaken eenmaal zoo staan, kan ik daar gevoegelijk iets aan verbinden. Van mijn broer vernam ik, dat F.d.V. en hij je bezocht hebben, en dat over de mogelijkheid van een daad van jullie wordt nagedacht. | |||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||
Het is goed, hier even vast te leggen, dat dit bezoek geheel en al op hun initiatief gebeurd is; en dat eveneens het geopperde denkbeeld van hen alleen is uitgegaan. Noch rechtstreeks, noch zijdelings heb ik dienaangaande eenigen drang uitgeoefend, laat staan: eenigen invloed. Juist gister schreef ik mijn broer, dat ik het zeer op prijs zou stellen, als in een eventueel uitgaanden brief bij wijze van postscriptum kon worden opgenomen, dat ik noch bij het nemen van initiatief, noch bij de vaststelling van den inhoud van den eventueel komenden brief, hetzij direct, hetzij indirect, was geraadpleegd; dat integendeel alles buiten me om was gegaan. Tot nu toe is dat volkomen waar. En omdat ik een dergelijk postscriptum heel erg op prijs stel, geloof ik dat het ook waar moet kunnen blijven. De reden is gemakkelijk aan te geven: als er van andere zijde argumenten gegeven worden, moeten ze geheel en al voor hun rekening komen. Er is stof genoeg voor wie iets van de gegevens weet - mijn broer had, onafhankelijk van deze laatste ontmoeting, en van te voren, al mijn toestemming om inzage van de gevoerde correspondentie te geven - en voorts eenig besef heeft van recht en waarheid. Maar ik wil niet, dat ‘men’ ooit denken kan, dat ik officieel het recht tot het stellen van den eisch ontkennende, nu langs een achterdeurtje toch eenig antwoord geef, uit vrees. Ik wil ook niet een brug van mijn kant bouwen voor die eventueel in de bekende vergadering aanwezige elementen, die voelen, dat ze een verkeerden greep hebben gedaan, maar ondanks alle gebeden en dankzeggingen daar niet voor uit durven komen. De rechtskwestie is gesteld: ik wil ‘hen’ niet helpen, zich eruit te draaien met quasi-argumenten, als in het geval-Greijdanus. Ook wil ik den weg voor eigen eventueel komende argumentatie geheel vrij houden; maar ik zou hem allicht versperren, als ik zijdelings toch reeds mijn argumenten gaf, hetzij direct, hetzij door beïnvloeding van den tekst van wat anderen schrijven. Toen Ridderbos, in antwoord op een felicitatiebrief van mij ter gelegenheid van zijn jaardag, over deze zaak ging spreken in een particulieren brief, heb ik ook hem gezegd: zoolang je in de officieele handelingen - en dan zulke - betrokken bent, zal ik niet je officieelen gang begeleiden met een officieusenGa naar eindnoot126.. Motief: hetzelfde. Tegenover Scheele (Assen) deed ik evenzoo. Ergo: hoezeer ik dankbaar zou zijn voor elke uiting van rechtszin, en voor elken wil tot beteugeling van dwaasheid, ik zou niet graag bij eventueele uit dien wil opkomende daad het recht verliezen, om een postscriptum als aangegeven werd te kunnen vragen met een goed geweten. Ik hoop, dat deze toelichting je instemming hebben | |||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||
zal; dan behoef je niet te vreezen, dat dit antwoord voortkomt uit onverschilligheid of uit gebrek aan erkentelijkheid voor een eventueel van jullie kant komende daad. Maar ze zij en blijve geheel en al een daad van jullie eigen uit de bekende gegevens concludeerende wijsheid en bereidheid tot ‘oikodomè’Ga naar eindnoot127..
Met vr. gr. voor jullie samen, steeds gaarne t.t. (K.S.) | |||||||||||
Amsterdam-Z., 11-1-1943Am.fr.,
Dank voor je schrijven van 17 Dec. j.l. De zaak der studenten is even opgehouden. Meer echter ook niet. We kregen een half officieel bericht dat de plannen der ontvoering definitief waren opgegeven. Vertrouwen doet natuurlijk niemand zulk een mededeeling, want wat is onder dit regiem ‘definitief’! Kort daarna verluidde dan ook, dat Van Dam de Directeuren der HBS en de Rectoren der Gymn. had verzocht naar hen die 41 en 42 't eindexamen hadden afgelegd 'n formulier te zenden, dat moest worden ingevuld. Geschiedt dit niet, dan is men ‘werkeloos’; geschiedt het wel, dan natuurlijk ook, maar geregistreerd. Dus zal wel niemand invullen, indien 't billet hen bereikt. Conclusie: de 1e en 2e jrs studenten kunnen misschien wel in de stad komen, maar geen coll. meer loopen zonder zich bloot te stellen aan 't gevaar vandaag of morgen ontvoerd te worden. Wat speciaal K. betreft hoorde 'k dat Den Haag 't kwalijk neemt dat hier stud. waren ingeschreven zonder dat naar den A.D. is gevraagd, en maatregelen zouden worden genomen. Van welke ints nog niets kwam. En nu de quaestie der Syn. Het spijt me dat je ons niet kon ontvangen al verstaan we dat je 't safety first betracht. Bovendien zal hier wel de brug liggen voor Comm. en Syn. de zaak tot de volgende Synode uit te stellen. Rest ons stuk naar de Syn. We hebben daarover breed gepraat. Zooals je w.s. weet had Fr. de Vries op mijn verzoek een ontwerp gemaakt, nadat ik zelf tevergeefs gepoogd had iets voor elkaar te krijgen. Het begin van z'n stuk was een verdediging van onszelf tegen het verwijt ons in de zaken der Syn. te mengen. Op zichzelf juist, scheen het ons in Am.-Z meer geschikt als motiveering voor onszelf dan overtuigend voor de Syn. 't Slot - en de aanspraak - | |||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||
bracht het punt van de wettigheid der Syn. ter sprake, wat niet te vermijden valt, maar voor 't definitief verkrijgen van handteekeningen steeds opnieuw een handicap blijkt: men vindt de zelfcontinueering verkeerd, maar verschilt over de vraag of zij de onwettigheid der Syn. en haar besluiten meebrengt en ook stelt men, zelfs wanneer men de Syn. onwettig acht, de vraag of men ook maar iets opschiet met een schrijven aan deze Syn. zooals je ook zelf hebt gewild door je tot Kampen en de volgende Syn. te richten. De middenmoot van 't stuk droeg een critisch karakter dat de Syn. in haar wendingen volgde en een beroep deed op een stuk der Syn. Maar dit stuk, dat begon met een toegeven, dat aan 't zelfcontinueeren bezwaren verbonden zijn, verschijnt niet: het mag om redenen van papierschaarschte niet meer uit. Ook dit schijnt me een smoes. Maar 't resultaat is dat men 't ook niet citeeren kan, zoodat alleen het volgen op de paden der iurid. redeneering bleef. Wat me ongewenscht scheen, daar bij een eventueele mondelinge toelichting de vergadertechnische argumenten kunnen worden aangevoerd, die men eenvoudig niet weerleggen kan daar de daarvoor noodige gegevens in dezen tijd, nu 't publiek debat stokte, ontbreken. Daarom ben 'k opnieuw begonnen. Thans met een kort stuk dat de geschiedenis even volgt zelfcontin. - bezwaren daartegen ingebracht - geschil over dat inbrengen met verzoek in dat verschil niet tot uiterste maatregelen over te gaan, daar de Syn. zelf partij is; 2e 't geschil slechts een kerkrecht. kar. draagt en 3e je verdienste inzake geestelijk kerkelijk en nationale leven niet mogen vergeten worden en dit zeker niet buiten de Syn. zal geschieden. Bouma en de Graaf vonden dit stuk beter dan 't andere. Maar geen van beiden was sterk vóór -, de Graaf zelf beslist tegen verzending. En wel op grond van 't feit, dat met de heeren niet te praten valt en men dus maar eens rustig de reactie der kerken moest afwachten indien men toch tot maatregelen overging, wat hij nog niet zag gebeuren. Inderdaad krijgt men den indruk, dat ‘men’ te Utr. iets dergelijks niet zal durven; de vergadering zou eerst 5 à 12 Jan. zijn, nu heette het 19, maar - in verband met Kampen - zal 't wel op z'n vroegst 26 Jan. worden. Ook de gang van zaken in 't OostenGa naar eindnoot128. zal de heeren aan hun verantwoordelijkheid straks herinneren en de maatregelen hier maken de stemming in de omgeving àl minder geschikt voor de uitlokking van een conflict. De eindbeslissing voor mezelf hield 'k nog even aan tot de studieconfer. der Vereen. voor Calv. W.b.. Daar wou 'k even met Schippers overleggen. Ook hij had de overtuiging - die hij zonder dat ik | |||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||
iets had gezegd, terstond uitte - dat je positie veel minder labiel is dan we aanvankelijk meenden en wachtte van een schrijven eerder een verzwakking dan een versterking. Daar we totaal geen contact hadden gehad frappeerde deze overeenstemming van opvatting me zeer. Je ziet, we hebben je niet vergeten, zijn zelfs op allerlei wijze met de zaak bezig geweest, al is 't resultaat negatief en anders dan je wellicht ook nu nog zoudt wenschen. Maar wat 'k in mijn stuk schriftelijk wilde zetten maakt allicht sterker indruk indien 't mondeling door een Synodelid wordt aangevoerd om z'n Synode-medeleden te bezweren geen dwaze dingen te doen. Schrijven anderen dan moeten ze zich eerst verdedigen tegen het verwijt dat ze zulke dwaasheden weken van te voren onderstellen terwijl daarvan bij de meerderheid allicht geen sprake is en moeten ze voorts die dwaasheid inderdaad onderstellen en dit zwart op wit zetten. In een concrete situatie, wanneer werkelijk kwaad dreigt, wordt dit alles anders, vooral uit den mond van een mede-lid. In dien geest zal 'k ook straks aan Popma schrijven die, zooals je weten zult, weer vrij is, evenals De Waard. Tunderman is heengegaanGa naar eindnoot129., 2e Kerstdag te Dachau. Hij was een der eerstgewonnenen die ook later steeds trouw bleef en ook zelf hard aanpakte om verder te komen. Zulke verliezen drukken zwaar.
hart. gr. en sterkte in je ballingschap, t.t. D.H.Th.V. | |||||||||||
[1 maart 1944]Brief gericht aan de heer A. Schilder Vertrouwelijk Amsterdam-Z., 1-3-1944
Weled. Heer en Br.,
Kunt U bijgaanden brief onmiddellijk doen toekomen aan Uw broer? Wellicht is er nog iets te doen. In haast
met vr. gr. en dank, gaarne de Uwe
(In potlood staat bovenaan: Bij thuiskomst hedenavond gevonden en nog vóór laatste lichting gepost. Donderdagavond) | |||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||
Amsterdam-Z., 1-3-1944Amicecoll.,
In verband met de uiterst moeilijke positie waarin de Synode ons, maar inzonderheid jou heeft gebracht, had 'k je juist vanavond uitvoeriger willen schrijven. Bepaalde geruchten die me intusschen bereikten doen me echter op 't oogenblik van dat plan afzien en besluiten je thans slechts dit eene te vragen: zend s.v.p. per omgaande afschrift van den brief der Synode - bedoeld is de ‘ultimatumbrief’ van de zitting van vorige weekGa naar eindnoot130. -. Kort nadat 'k dit ontvangen heb hoor je meer van me. Hartelijken groet. We zullen doen wat we kunnen om de situatie op te helderen en te verbeteren. Wie weet, de Heere mocht onzer Kerken nog genadig zijn.
t.t. D.H.Th.V.
(Ongedateerde en ongetekende getypte brief van Schilder aan Vollenhoven in antwoord op de brief van de laatste van 1 maart 1944)
In haast: (antwoord op je verzoek) Ik heb aan de synode geschreven, dat ik haar beschuldiging afwijs, als onwaar, - - - - - krenkend vind, - - - - - rapport onwaar en tendentieus noem, - - - - - herinner aan Joh. 7:51! - - - - - niet gehoord ben - - - - - ze toch dadelijk verder hollen - - - - - daartoe geen recht hebben, omdat - - - - - hooren eisch is van gerechtigheid eer ze verder gaan (hetgeen zelfs de heidenen weten) - - - - - ik dus officieel verlang gelegenheid te ontvangen tot indiening van mijn weerlegging, op te nemen in de Acta - - - - - zij alle bewijsvoering van mij onmogelijk maakt door de desbetreffende stukken grootendeels geheim te houden - - - - - op die manier ook de kerken verhindert zelfstandig over haar beschuldigingen te oordeelen - - - - - ik eigenlijk hiermee had willen volstaan - - - - - echter, om niet den schijn te krijgen van ‘rekken’, de 5 vragen beantwoord heb - - - - - die 5 antwoorden echter in een gesloten en verzegelde enveloppe heb ingesloten om hun eerst tot afhandeling v/h rechts- | |||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||
probleem, gelegenheid te geven of het geoorloofd is verder te gaan met iemand dien zij niet hoorden; - - - - - ze verder maar moeten weten of ze die enveloppe willen openen, ook al ben ik niet gehoord. | |||||||||||
Kampen, 3 Maart 1944Den Hooggeleerden Heer Prof. Dr. D.H.Th. Vollenhoven Koninginneweg 56, Amsterdam Zd
Hooggeachte Professor,
Hiermee richt ik me tot U met een beleefd verzoek. 't Betreft het volgende: Zoudt U soms kunnen nagaan, of U soms (nog) bezit den brief, door mijn Vader, Prof. Dr. K. Schilder, gericht aan de Synode van Sneek-Utrecht bij den aanvang van haar laatst-wettige zittingsperiode, nl. Juni 1942. De brief behelst Vaders mededeeling en motiveering van zijn wegblijven van deze zittingen, waar men de behandeling der ‘leergeschillen’ tot een einde wilde brengenGa naar eindnoot131.. U zelf heeft ook nog aan de Synode geschreven, na haar telegram. - Vaders brief is destijds gestencild en ik vermoed, dat U een exemplaar is toegezonden. Wij kunnen dien brief nergens meer achterhalen; mijn eigen exemplaar heb ik later uitgeleend, nooit meer teruggekregen. De laatste maanden heb ik allerlei menschen er reeds om gevraagd, die hem maar zouden kunnen gehad hebben, ten eigen behoeve. Op het oogenblik echter is de brief meer dan ooit te gebruiken, en nog wel voor andere doeleinden dan mijn eigen. Mocht U hem kunnen vinden en willen afstaan, dan verzoek ik U dringend, hem mij op te zenden. Er is nogal haast bij, ik stel alles in 't werk wat maar mogelijk is. - Ik blijf slechts tot Maandag a.s. te Kampen; kwam vandaag van den Haag en moet daar weer heen terug. Misschien wilt U zoo goed zijn hem te zenden aan 't adres van mijn zwager mr. H. de Wilde, van der Palandstraat 14, Voorburg (Z.H.). Daar kan ik hem opvangen. U zoudt mij, en anderen, ten zeerste erdoor verplichten. U ten zeerste dank zeggend voor Uw eventueele moeite en bereidwillige hulp, met beste wenschen voor Uw persoon, Uw gezin, en arbeid, verblijf ik, gaarne uw dienstvaardige,
P.A.C. Schilder | |||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||
Strikt vertrouwelijk 3 maart '44Amice,
Als ik dezen brief strikt vertrouwelijk noem, betekent dat: alleen laten lezen aan zulken voor wie je persoonlijk kunt instaan wat betreft hun aan jou te geven belofte van stilzwijgendheid. Er is over deze zaak heftig geroddeld, op dit oogenblik gaat het het heele land door; journalisten weten ervan, een enkele wist het al vóór het besluit er was; en de data wijzen uit, dat dat niet KAN komen van mijn huisgenooten, doch MOET komen van synodalen kant. Het is goed hiermee te rekenen. Ik heb v.d. brief geen afschrift; zal evenwel dadelijk een voor je maken. Het is laat; ik ontving je brief eerst op 3 Maart ongeveer 10 uur. Ik zal iemand vinden, die hem meeneemt in den trein en post. A.d. door je gevraagden brief gaat een rapport vooraf, onderteekenaar NautaGa naar eindnoot132.. Dat rapport is, in niet-synodalen stijl gezegd: gemeen. Tendentieus in hooge mate en hier en daar bepaald oneerlijk. Dit vooraf te weten. Daarna volgt i.h. rapport als de straks te grijpen Pudels Kern dat ik me heb schuldig gemaakt aan de i.h. avondmaalsformulier genoemde zonde van het secten en muiterij begeeren (dit woord is niet vergeten) aan te richten in kerken (de wereldlijke regeeringen blijven wijselijk buiten beschouwing; men kon eens zien naar de professorentafel)Ga naar eindnoot133.. Alsmede a.d. in art. 80 K.O. genoemde zonde van scheurmaking. Er staat niet zooals in art. 80: openlijke scheurmaking. Hetgeen de verwijzing naar art. 80 (vgl. 79) te kwaadaardiger maakt en te ‘wirksamer’. Dan wordt in het rapport toegestoomd naar de conclusies. ‘Op grond van een en ander stellen deputaten aan uw s. voor: De G.S., kennis genomen hebbende van (volgen 4 brieven, een a.d. synode, een aan een commissie v.d. synode, beide de tegenwoordige, van het FEIT der toezending v.d. brief a.d. kerkeradenGa naar eindnoot134., een afschrift v.d. brief aan de kerkeraad v. Kampen Febr. 1944) overwegende: 1. aanleiding gegeven tot twijfel (destijds) of hij a.d. besl.d. syn. v. Sneek-Utrecht in haar voortgez. zittingen sedert Sept. 1942 zich conformeert, 2. i.e. schrijven van Oct. 42 a.d. kerkeraad v. Kampen o.a. geadviseerd heeft dat deze het door die synode beslotene overeenkomstig art. 31 K.O. niet voor vast en bondig zou houden; | |||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||
3. niet voldaan heeft a.d. door de syn. v. Utr. uitgespr. verwachting zich thans....te conformeeren (aan Sneek-Utrecht) en te erkennen dat zijn adviezen (hier ineens de pluralis, K.S.) a.d. kerk v. Kampen hadden moeten worden nagelaten; 4. dat hij zich...onttrokken heeft a.d. behandeling der dusgenaamde meeningsverschillen...1942; 5. dat hij tegen de leeruitspraken dier synode geen gravamen of andere bezwaren heeft ingediend en thans de leeruitspraken...openlijk (!) bestrijdt; 6. dat hij de kerken opwekt de binding aan die leeruitspraken niet te aanvaarden, alsook...dat de classes bij de examina zich vergewissen moeten....etc. (candidaten); spreekt uit, dat hij zich aldus schuldig gemaakt heeft aan de in art. 80 K.O. genoemde zonde van scheurmaking, en besluit: 1. termijn van 14 dagen (t.m. 9 Maart) om leedwezen te betuigen en i.e. categ. verkl. te berichten dat hij zich conformeert a.d. besl. v.d. syn. v. Sneek Utr...en om te erkennen dat adviezen (pluralis) a.d. kerk v. K. (Oct. 42) hadden moeten nagelaten zijn; te beloven niets te leeren wat met de leeruitspraken van de syn. Sn.U. niet ten volle in overeenst. is; en op geenerlei wijze tegen die leeruitspraken in de kerken actie zal voeren (behoud van recht van indienen v. bezwaren bij volgende synode); bij gebreke van welke categorische verklaring die synode zal moeten oordeelen wat uit haar bovengedane uitspraak aangaande de geconstateerde zonde voortvloeit (dit laatste letterlijk); 2. hiervan kennis te geven onder toezending rapport aan S. en aan curatoren; 3. in verb. m.h. schrijven van S. 14 Jan. aan de kerkeraden, een waarschuwend woord te richten aan diezelfde kerkeraden overeenkomstig ontworpen concept. DIT UIT HET RAPPORT NU DE BRIEF: De G.S. heeft...gehandeld over de vraag of Uw houding, om van Uw dd. 13 dec. 1943 aan de synode gericht schrijven een afschrift met begeleidend schrijven aan alle kerkeraden te zenden, en Uw dd. 1 Jan. 1944 aan Commissie I der Synode gezonden schrijven, haar aanleiding moet geven om nader met u te handelen.
Door de S. benoemde deputaten hebben in de zittingen van...over deze vraag rapport uitgebracht, van welk rapport...afschrift...De synode heeft de door deze deputaten voorgestelde conclusies, eenigszins geamendeerd, aanvaard. | |||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||
Op grond van dit genomen besluit legt de Syn. u. de volgende vragen voor, om daarop met ja of neen te antwoorden:
De S. behoeft u zeker niet te verzekeren, hoezeer het haar leed doet, dat zij....Doch nu zij geoordeeld heeft, dit te moeten doen, wil ze niet nalaten, er ernstig bij u op aan te dringen, deze vragen categorisch en, zoo mogelijk, tot volle bevrediging der S. te beantwoorden, en de liefde tot uw persoon en de kerken, die de S. tot deze handelwijze dreef, niet teleur te stellen. Moge de H. Geest.... De Synode verwacht...antw. voor zoo en zoo laat (11 uur 's avonds!) a.h. adres van....
Ziehier de hoofdzaak, de cardines zijn letterlijk geciteerd. Ik zeg maar niet meer; turpe estGa naar eindnoot135..
H. gr. K.S. (In handschrift eronder:) Je ziet wat die zg. interpretatie, die heelemaal geen interpretatie is, heeft uitgewerkt. Dit fraais is me overhandigd na dien. 't Stuk is meegegeven blijkbaar a.d. deputaten die in Kampen wonen. De eene, Rdb., woont Vloeddijk 61. Zuster A.J. Schilder-Walter woont in een kamertje, Vloeddijk 62. De ander, G.M. den Hartogh woont Vloeddijk 92. Laatstgenoemde haalde den pedel uit een anderen straat, en droeg hem op 't te brengen aan zuster A.J.S. | |||||||||||
Amsterdam-Z., 5-3-1944Am.,
Dank voor je schrijven van den 3en j.l. Gisteren was 'k geheel den dag bezet. 's Avonds had 'k nog even telephonisch contact met van 't Veer en DamGa naar eindnoot136., die pas vanavond | |||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||
bij me konden komen. Vandaar dat 'k eerst nu schrijf. Daar deze wellicht nog straks op de bus moet - 'k hoop nog op een vluggere wijze van verzending -, moet 'k me bekorten. 't Stuk is meer dan erg. Er blijkt wel uit, dat men van je strijd tusschen '34 en '42 om de eenheid te bewaren niets begrepen heeft. Ook zal 't moeilijk zijn in het rondzenden van je advies etc. ‘scheurmakerij’ te constateeren. Op dergelijke dingen zal de Syn. natuurlijk gewezen worden, daar kun je op aan. Een beroep op je brief is daartoe niet noodig: de geruchten zijn bekend genoeg. (In verband met de besprekingen van vanavond liet 'k je brief aan Dam en v.'t V. lezen; voorts gaat hij nog naar de Graaf. Vermoedelijk niet verder. In ieder geval zal 'k me aan je voorwaarde houden.) Er is echter ook een andere zijde aan de zaak, nl. je antwoord. En dat moet Donderdag a.s. binnen zijn. Vandaar dat 'k me daartoe beperk. Zooals je weet is de dogmatische zaak nu vrijwel voor elkaar. De vlotheid met welke een vierde beslissing is afgekomen (1e. voorzomer '43, 2e. mede-citeeren van amendement Lindeboom, 3e. schrijven aan de kerken over twee aspecten van 't verbond en 4e. overname, zij 't ook na eenige wijziging, van het voorstel der Amersf. predikantenGa naar eindnoot137). zou verblijdend zijn, indien er geen grond was voor de vrees, dat men op deze wijze mede bedoelde je verder te isoleeren. De Amersfoorters hebben dat zeker niet bedoeld, maar dat verandert niets aan de zaak, in welke ook anderen weinig wijziging kunnen brengen. Ook een ingaan op de vraag, of besluit nr. 4 een interpretatie dan wel een 3e toenadering tot de bezwaarden is heeft geen zin: er zijn er - en dat onder de besten, o.a. De Graaf en D. Sikkel - die 1905 steeds zóó verstonden en hierin dus zien een juiste interpretatie van 1905 (meer dan van 43/44 1-3); er zijn er die hetzelfde doen omdat ze zoowel 1905 als 1944 in een voor ons onaanvaardbaren zin verstaan; er zullen er ook zijn - onder onze tegenstanders - die van ‘interpretatie’ spreken om ‘wending’ te vertalen; er zijn er ook die 't zien als een (betreurde of toegejuichte) wending ten aanzien van 1905, noodig om de eenheid te bewaren. Maar ook over een dergelijk punt kan men geen strijd ontketenen met eenige kans op een ander resultaat dan verbreking van de eenheid voor welke je steeds op de bres stond, en dan nog aan een zeer onduidelijk front. 'k Kan me voorstellen dat je in deze situatie er veel voor voelt op alle vragen met een categorisch ‘neen’ te antwoorden. Toch zou 'k je dringend willen raden, dit niet te doen, daar de gevolgen van zulk een houding nauwelijks zijn te overzien. De reactie der Syn. | |||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||
in dit geval is duidelijk: ondanks alle waarschuwingen zal zij dan verder gaan. Er was zelfs een voorstel je antwoord binnen 3 dagen te vragen: Grosheide en Nauta hebben er 14 van gemaakt gekregen. Daarop zal wel een geweldige deining volgen. Maar de vraag is of, nu 't dogmatische er uit is, dit op den duur iets uithaalt. De zittingstijd dezer Syn. is nog lang niet om. De kerkeraden bezitten geen Acta. Tenslotte: de Syn. zal zich op 't standpunt stellen: het is een quaestie van tuchtrecht der Synode, daar de hoogleeraren van K. ook door de Syn. worden benoemd. Denk bovendien aan de ervaringen opgedaan eerst met Amersfoort en later ook door Giessendam-Nederh. en KampenGa naar eindnoot138.. Verwacht dus weinig of niets langs den kerkelijken weg. En wanneer je eenmaal zou zijn geschorst en afgezet, dan volgt natuurlijk nog door deze Syn. de benoeming van een opvolger, en is de beslissing weer onherroepelijk. Een dergelijke gang van zaken zou 'k een ramp vinden. Niet alleen voor jezelf - vergeef me, dat 'k dat het eerst noem - maar ook voor de Kerken. Vooral om haar mag je wagen niet op dood spoor komen: straks, als we weer vrij zijn, moet je de gelegenheid hebben positief mee te werken aan de vorming der jongere generatie. God heeft je groote gaven geschonken en op den duur zullen zelfs tegenstanders die gaven erkennen, zooals ze dat ook vroeger hebben gedaan. Het andere uiterste zou zijn, dat je op alle vragen categorisch ‘ja’ antwoordde. 'k Acht deze ‘mogelijkheid’ echter uitgesloten, ga daarom niet verder op haar in. Rest de derde mogelijkheid: je zult vermoedelijk een middenweg kiezen. Mag 'k je voor dat geval een paar raadgevingen schrijven? 1e. Antwoord, hoe moeilijk je dit ook vallen zal na al dat liefdeloos gedoe, in den toon der liefde, die om Christus' wil alles weet te verdragen en te vergeven. 2e. Maak het antwoord uitermate kort. 3e. Zeg alles zoo duidelijk, maar ook zoo bondig mogelijk, zoodat, ondanks alle eventueele techniek van vlug voorlezen enz., ieder lid der Synode reeds na eerste lezing weet, wat je op elk punt wilt. B.v. Inzake de dogmatische beslissingen van Sneek-Utrecht. Op andere punten dogmatisch geen bezwaar. Inzake het punt van het genadeverbond is m'n bezwaar door Uw laatste toelichting vervallen. (Dus niet ethisch en kerkrechtelijk wel bezwaar; ook niet ingaan op de ‘waarachtigheid’ - dat helpt niets, maar prikkelt slechts.) 4e. Ga in alle punten zoover maar eenigszins mogelijk is in tegemoetkomende houding; beloof vooral met behoud van recht van beroep op volgende Synode over de resp. punten te zwijgen: er is een deel der Syn. dat daarmee tevreden zal zijn. | |||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||
Zou je in dezen geest handelen, dan is er nog een kans, dat je antwoord door z'n zachtheid de grimmigheid afwendt en samen met wat er van onze zijde zal worden gedaan tijd wint en raad brengt. En een opgeven van je standpunt zal niemand er in zien, die je ook maar eenigermate kent: ons ‘volk’ zal 't ‘wijs’ vinden en je om dit offer te meer waardeeren: ieder weet, dat onze tijd straks komt, wanneer maar eerst de persvrijheid weer is hersteld, en de meesten verlangen naar goede zakelijke voorlichting. Zie dus ook in dezen op ‘de vergelding des loons’, al is IsraëlGa naar eindnoot139. ook nu verre van makkelijk. Ik moet eindigen. God geve je genade je rechtvaardige grieven te overwinnen en den juisten toon te treffen. We zullen inzonderheid dezer dagen Hem voor je vragen.
m. hart. gr., als steeds
| |||||||||||
Amsterdam-Z., 15-3-1944Amice,
Eens even een levensteeken; 't was de laatste dagen druk; vandaar eerst thans. Toen 'k je de laatste maal schreef was 'k in contact met van 't Veer. We wisten niet precies hoe de vork in den steel zat al kwam ons vermoeden wel zoowat neer op wat je meldde. We spraken over de mogelijkheid een stuk naar de Syn. te zenden van vooraanstaanden op verschillend gebied om op de verantwoordelijkheid te wijzen, toch vooral nu geen stukken te maken. Maar eerst wilde 'k (met De Graaf) bij Berkouwer een bezoek brengen. 'k Weet al, dat hij persoonlijk respect voor je gaven heeft, en meende, dat hij als voorz. wellicht iets kon verklaren van wat ons duister was en ook allicht kon overwegen bij eventueele scherpe resoluties van de betrokken Comm. als voorzitter in mildere richting te sturen. Dat gesprek vond pas Donderdag 9 Mrt plaats. Voordien wilde 'k niet beslissen over m'n meedoen en de definitieve inhoud van het stuk. 't Gesprek nam den grond onzer ongerustheid niet weg. We (de Gr.) en ik gingen toen rechtstreeks door naar v.'t V., waar ook Dam was. De Gr. had reeds van te voren gezegd niet aan een stuk mee te willen doen, daar hij als predikant wilde wachten tot een officieel schrijven der Syn. a.d. kerkeraden. 'k Kon dat standpunt in een predikant billijken, maar anderzijds niet de vrees van me zetten, dat het dan wel eens te laat kon zijn | |||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||
voor een waarschuwing. Bij v.'t.V. gekomen bleek, dat Dam een stuk had opgesteld, waarin het specifiek-Haagsche van 't stuk Goudappel c.s. was weggelaten. De formuleering bevredigde me echter nog niet geheel. 'k Heb het concept toen meegenomen en 's avonds met Dooyeweerd besproken. Daar ontstond toen het nieuwe concept; 'k heb 't vanavond nog telephonisch doorgegeven aan v.t.V. en D., die na een minuut of tien bestudeering nog enkele wijzigingen voorstelden tegen welke 'k geen bezwaren had. Dus was dat Do. av. 9 Maart klaar. Zaterdag zijn toen de eerste verzoeken weggegaan. Zondag is door J. FaberGa naar eindnoot140. en 'n zoon de rest verwerkt. Bij 't overtypen hielpen Piet en Herman (m'n zoon)Ga naar eindnoot141.; vanmorgen was de zaak klaar op de correctie van de drukproeven na. Alle syn. leden krijgen een ex. met lijst; ze kunnen er dan eens over nadenken en het gevaar van vlug voorlezen is vermeden. Naar 'k hoor zijn er plus minus 200 vooraanstaanden en plus minus 300 anderen. Met opzet streefden we niet naar een groot getal: dan zegt ‘men’ toch: dat is slechts zooveel %. De opzet is echter niet geheel tot z'n recht gekomen: er was te weinig tijd om verschillende groepen van vooraanstaanden door bezoeken in te lichten. De stukken van Goudappel en van ons bijten elkaar niet, maar vullen elkaar prachtig aanGa naar eindnoot142.. Wanneer nu je antwoord tegemoetkomend is hopen we, dat dit samen met die twee verzoeken tijd winnen doet en raad brengt. (Ook de internation. toestand spreekt soms een woord mee; 't gaat de laatste weken bijzonder vlug in Z. Rusland en dan zal ‘men’ wel eens aan andere tijden gaan denken.) Intusschen dank voor je aanv. gegevens inzake antwoord. Blijf voorloopig uiterst rustig, naar 't advies dat je me indertijd zelf gaf (na de Curatoren-quaestie): ‘Je moet voorloopig geen aandacht trekken’. Ook de uitgave van brieven enz. althans voorloopig niet door laten gaan.
m. hart. gr. t.t.
| |||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||
waarheidsbetoon. Die dank geldt natuurlijk eveneens hen die met je hebben samengewerkt. Ik schrijf je zelf, omdat je particuliere brief daartoe aanleiding geeft. Maar het zou me verheugen als je ook aan de anderen, die met je hebben beraadslaagd op een of andere wijze liet weten, dat ik hun erkentelijk ben. Op dit oogenblik weet ik nog niets omtrent hetgeen al of niet besloten is. Ik wacht maar rustig af. Wel vernam ik, dat jullie brief ook al ‘onontvankelijk verklaard’ is. Dat is een gemakkelijke figuur. Condoleeren lijkt me hier overbodig. Je zult misschien al weten, dat ik de eigenlijke beantwoording van de 5 vragen heb gegeven in een aparte enveloppe; met verzoek, vooraf na te denken over, en te beslissen aangaande de vraag, of men niet zou beginnen mij gelegenheid te geven tot schriftelijk verweer over heel de linie v.h. rapport. Gister bleek me, dat men de enveloppe heeft opengemaakt. Opzettelijk heb ik mijn antwoord geheim gehouden tot dat ik zou weten, of men het geopend had. Was dit niet geschied, dan zou ik ook mijnerzijds het geheim gehouden hebben. Ik zag deze handelwijze als een onderdeel van de ook door jou gewenscht geachte voorzichtigheidsbetrachting. Was men er op ingegaan, dan was de zaak een beetje uitgesteld, daardoor misschien eenigermate verzacht; terwijl bovendien in een gedetailleerd antwoord de mogelijkheid gebleven ware om op bepaalde onderdeelen te bewijzen dat de wil om met de moeilijkheden te rekenen niet ontbrak. Bij een breede uiteenzetting komt zoo iets gauwer aan den dag dan wanneer men op 5 vragen ja dan wel neen heeft te antwoorden. Naar ik hoor wil men dien kant niet uit. Daarmee is voor mij de noodzaak vervallen, mijn antwoord voor ieder geheim te houden. Ik zend je daarom, mede ten bewijze van mijn erkentelijkheid, afschrift van mijn beide brieven toe. Inhoeverre je daarvan anderen inzage geven wilt, laat ik aan je beleid over; ik heb daarin volledig vertrouwen. Ik hoop, dat je het antwoord zult zien, zooals het bedoeld is; eenerzijds eerlijk zeggen hoe ik op die vragen antwoord moet geven naar eer en geweten; anderzijds in de motiveering laten uitkomen, dat hiermee vragen gemoeid zijn, die algemeene beteekenis hebben, en détails, die uitzicht openen op gevarieerde houding ten aanzien van niet-gelijke besluiten. Gister heb ik gesproken met Grosheide, Polman, ouderling Nauta. Het gesprek was verward, omdat over niets werd doorgepraat, en alles door elkaar gehaald werd, zonder puntsgewijze afhandeling. Hoofdzaak was, dat de heeren verklaarden, dat een schriftelijk verweer van mij niet noodig was; ze wisten mijn standpunt nu wel. | |||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||
Ik heb geantwoord, dat me dat geen ernstig werk leek. Indien aan deze zaak ernstige gevolgen te verbinden waren - waarmee toch wel duidelijk gedreigd was - dat dan het volk moest weten, waar het om ging; zoo alleen kreeg men zuivere reacties; waarom ik bleef staan op het standpunt, dat ik gelegenheid moest hebben, het rapport in onderdeelen te weerleggen, en mijn dogmatisch èn kerkrechtelijk inzicht duidelijk te maken. Dat men dien kant niet uit wil geeft te denken. Waarom toch niet, als de zaak eerlijk is, en als men voor God zich verantwoord acht? Men wilde, dat ik aan mijn brief nog iets zou toevoegen, of eigenlijk hem terugnemen. Geantwoord is, dat die brief het door hen verlangde antwoord op 5 door hen geredigeerde vragen gaf, weshalve ik, waar geen argument me had overtuigd van ongelijk, ik hem handhaven moest. Er aan toevoegen kon ik ook niets, als zij niet zeiden, op welk punt aanvulling hun noodig scheen. Dat ik een gesprek had helpen mogelijk maken, bewees trouwens, dat ik als misverstanden aanwezig geacht werden, bereid was, die uit den weg te helpen ruimen. Overigens gaf Grosheide weer zijn bekende meening ten beste aangaande de Kerkenordening. Die was maar een stel losse besluiten van vroegere synodes: geen enkele synode was daaraan gebonden. Het lijkt me de revolutie, zoo te spreken. Polman stelde a.h. eind nog het dilemma: op dezen weg voortgaan of naar de volgende synode. Het dilemma wees ik af: ik was bezig voor de komende synode.
Met vr. gr. t.t. K.S. | |||||||||||
A'dam 20 Maart 1944Amice,
Hartelijk dank voor je schrijven. Belangrijk nieuws omtrent de Synode is er niet. Zijn onze gegevens juist, dan is de toestand zeer gespannen. Intusschen schijnt de Synode besloten te hebben Donderdag a.s. weer bijeen te komen en nog een ‘laatste samenspreking’ - wel via de (een?) commissie - met je te willen hebben, waarbij dan de Synode een kleine concessie inzake het conformeeren zou doen (of reeds gedaan zou hebben?). In verband met een en ander ons oordeel over je antwoord. (‘ons’, d.w.z. ik schrijf mede namens Dam, Dooyeweerd en van 't Veer). In de groote trekken schijnt het ons waardig en juist. Zoo zal de Synode inzake vraag 1 o.i. genoegen behooren te nemen met een betuiging van zuiverheid der intentie. | |||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||
Toch komt het ons voor, dat je meer tegemoetkomend had kunnen en - gezien de uiterst precaire situatie - ook had moeten zijn. Vooral op één punt schijnt het ons toe, dat je wel minder sterk staat, dan je wellicht meent. We bedoelen wat je leeren zult (punt 4), dus je werk als hoogleeraar. Reeds vroeger schreef één onzer ongeveer: ‘bedenk, dat de instantie die het recht heeft te benoemen ook het recht bezit te schorsen en af te zetten en dat de kerken op dat punt weinig tegen de Synode vermogen’. Je professoraat is tenslotte een kerkelijk en dus kunnen we ons voorstellen, dat een Synode afgezien van alle andere quaesties, het standpunt inneemt: ‘Te Kampen mag in dogmaticis niets worden geleerd dat met de leeruitspraken der kerken in strijd is. Wie dit niet meer kan zal zelf ontslag moeten nemen, of, doet hij dit niet, door ons ontslagen moeten worden’. Zal iedere schijn van rechtsgrond aan een eventueele schorsing ontbreken, dan moet dus op dit punt geen enkel haakje achterblijven. Daarom schijnt het ons noodzakelijk, dat je je antwoord in verband met de laatste leeruitspraken meer positieven vorm geeft. Indien bedoelde uitspraak voor je aanvaardbaar is, moet je dit nl. reeds nu openlijk zeggen. Daarbij mag je enkele quaesties laten rusten of uitschakelen. De eerste van deze is of men hier werkelijk met een interpretatie van 1905 te doen heeft, dan wel met een nieuwe, zuiverder vertolking van de Schrift. Zou in het uitgeven van de nieuwe uitspraak voor een ‘interpretatie’ een onwaarachtigheid schuilen, dan komt die voor rekening van de Synode en niet voor die van jou. De quaestie ‘interpretatie of nieuwe vertolking’ kun je dan later eens rustig in een college dogmageschiedenis behandelen, terwijl je in je dogmatiek dan ten volle ernst kunt maken met je verklaring niets te zullen leeren wat met de leeruitspraak van '44 in strijd is. De tweede quaestie bij dit punt is, dat wellicht ook de nieuwe formule verschil van interpretatie toelaat. Dienaangaande zou je kunnen opmerken, dat ook de nieuwe formule, naar je bleek, verschillend wordt opgevat, zoodat ook zij, naar je meening, niet het laatste woord kan zijn. Ten derde zou je je bereid moeten verklaren van polemiek tegen de bewoordingen van 1905 voorloopig af te zien. Zorg in ieder geval, dat ieder Synodelid begrijpt, dat er dogmatisch geen afwijkingen bij je zijn - een der adviseurs der Synode, J.W., beweerde nl. j.l. Zaterdag op een bezoek nog het tegendeel! - Een tweede stap, dien je o.i. moet doen is deze, dat je verklaart in de benoeming van Collega Ridderbos Jr. te zullen berusten. Op het oogenblik zal dit een moeilijke concessie voor je zijn. Maar op den duur zal je haar toch moeten doen, zooals ook collega Greijdanus in Nov. 42 reeds meende. Doe haar dan nu, nu ze voor het behoud van je levens- | |||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||
werk en van de eenheid zoowel van de Kerken als van de Christelijke actie het meest effect zal sorteeren. Bij dit advies hebben we ons laten leiden door de volgende overwegingen. De situatie is hachelijk. Door de afwijzing van ons schrijven op formeelen grond kunnen ‘leeken’ in deze zaak aan de zijde der Synode niets meer bereiken. Een middengroep schijnt er ter Synode, althans op het oogenblik, nauwelijks meer te zijn. En de minderheid slonk tot enkele stemmen. Je deed een concessie door de mogelijkheid tot een samenspreking te openen, maar de Synode deed dit harerzijds door op deze mogelijkheid in te gaan. Dus staan ten deze de partijen nog gelijk. Zakelijke toenadering lag bovendien in het eerste nog niet, al zijn we er dankbaar voor, daar het ons wil toeschijnen, dat dit complex van quaesties zonder bespreking niet voor een oplossing vatbaar is. Maar daarbij zal je ‘materieele’ concessies moeten doen. Op het oogenblik kán dat nog: het woord is aan jou, hetzij in een tweede samenspreking, hetzij, als je daarvan niets hoort, in een aanvullenden brief aan de Synode; vóór Donderdag a.s. Neemt echter de Synode na samenspraak of schriftelijke aanvulling op je antwoord opnieuw het woord, dan is het wellicht voorgoed te laat om achteraf nog iets te bereiken. Bedenk voorts dit: Hoe verder je de Synode tegemoet komt, des te moeilijker wordt het voor haar met je te handelen en, mocht zij dit na belangrijke concessies van jouw kant toch nog doen, des te lichter zal het dan vallen critiek op haar te oefenen. Neem dit alles nogmaals biddend in overweging. We blijven intusschen natuurlijk werkzaam. 'k Schrijf zoo straks nog aan Van Beek Calkoen, die ook ons adres teekende, om hem te verzoeken met enkele anderen - misschien Fernhout Sr.Ga naar eindnoot143. - nog een stap te ondernemen. Maar of dit iets zal uithalen? Andere wegen staan ons echter, voorzoover we op 't moment zien, niet meer open. Ook de tijd dringt.
Met hartelijke groeten
Den Hooggel. Heer Prof. Dr. K. Schilder P.S. Op verzoek van van 't V. nog een kleine toevoeging. Je bezwaar tegen een oplossing ad punt IV, zooals boven voorgesteld, was onlangs, dat jij er dan ‘uit’ zoudt zijn, maar de candidaten nog zouden vastzitten. Nu is het reeds de vraag, of dat na de jongste uitspraak nog wel juist mag wor- | |||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||
den geacht. Voorts: de argumenten, boven aangevoerd, gelden zeker niet minder, eer meer voor hen: zij hebben geen college dogma-historie te geven. Wellicht zou er zelfs nog een enkele onder hen zijn die, deze argumenten kennend, persoonlijk wel zou durven instemmen, maar dit niet wil om jou niet verder te isoleeren. Dit laatste bezwaar zou dan juist door toestemming van jou kunnen vervallen. | |||||||||||
22-3-'44Amice Vollenhoven,
Dank voor je brief, dien ik wegens nieuwe moeilijkheden eerst langs een omweg en derhalve laat, heb kunnen ontvangen.
Mijn antwoord zal kort kunnen zijn. 1) Een brief a/d synode schrijven kan ik niet. Niet alleen ontbreekt daartoe elke aanleiding omdat ik op door haar geredigeerde vragen met ja of neen had te antwoorden; maar bovendien heb ik breeder betoog aangeboden en plaats ervoor verzocht. In dat breedere betoog komen natuurlijk details naar voren, ook zulke als jij noemt. Maar de commissie van samenspreking gaf reeds te kennen, dat h.i. de synode niet zou willen. In elk geval wacht ik op die vraag officieel antwoord. Dat moet ik niet door tusschentijdsche correspondentie verhinderen. Bovendien: ik heb op dit oogenblik geen schrijftafel - ik schrijf op de knie - geen schrijfmachine, geen gelegenheid voor 't maken v/e copie, en vooral: geen papier bij de hand. Ook niet een kracht. Ook dus niet eens de bekende z.g. interpretatie-formule. Ik kan dus geen officieele brief schrijven. Dit alles vanwege nieuwe moeilijkheden.
2) Ik sta, om je de waarheid te zeggen, ietwat verwonderd dat men in synode-kringen nog zich afvraagt, of ik me neerleg bij de benoeming Ridderbos Jr. Ik heb dat toch duidelijk laten doorschemeren in mijn antwoord? Was mij dat afzonderlijk gevraagd, dan zou ik na de beschuldiging ook duidelijk hebben gezegd (verleden jaar, na 'n eisch zonder beschuldiging en na probleem-verschuiving, onthield ik me van een antwoord). Maar dezen keer moet ik wel antwoorden (vanwege de beschuldiging). Ik was evenwel gebonden aan de redactie der vraag. Die sprak over ‘de’ besluiten. Niet over aparte besluiten; b.v. van die benoeming. Ik heb in mijn jongste antwoord duidelijk onderscheid gemaakt tusschen besluiten van de eene en van de andere soort. En zeer duidelijk heengewezen | |||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||
naar mijn meewerken aan de uitvoering v/h besluit inzake benoeming. Ik was verleden jaar verontwaardigd over 't feitelijke vernauwen der kwestie (‘met name inzake Theol. Hoogeschool’) in 't officieuze schrijven eener commissie onder handhaving v/d breedere redactie (‘de besluiten’) in het officieele. Maar op 't oogenblik sta ik voor de redactie van '44. Naar mijn meening moet een kind hebben begrepen, n.l. als het de stukken las - de opmerking geldt dus je zelf niet - dat ik dit standpunt innam: de synode benoemde; Daarom was het ook zoo beleedigend op dit punt te eischen, en was het verwarrend, deze ééne kwestie te plaatsen op één lijn met de andere (zelfcontinueering etc.) Een briefje aan de synode op dit punt zou m.i. geen zin hebben. Mijn antwoord was op dit punt al duidelijk genoeg. En mijn daden, evenals die van coll. Greijdanus, eveneens.
3) Inzake de interpretatieformule: zie allereerst hierboven (ik heb ze niet eens bij de hand). Maar bovendien: ik was weer gebonden aan de redactie van de vraag. Die sprak van de formule 1905-1942. En liet die interpretatieformule heelemaal liggen. Dat kan geen vergissing zijn geweest. Toen men den brief door den pedel liet overhandigen aan mijn vrouw was die formule aanvaard. Maar men heeft in dien brief aan mij haar gladweg genegeerd. Dat zal geen vergissing geweest zijn in een zóó zorgvuldig voorbereid en verzonden rapport + conclusies. Zou ik nu een briefje schrijven tusschentijds, dan zou dat onontvankelijk kunnen verklaard worden. Want me lei mij een bepaalde vraag voor, ja of neen te antwoorden. Wil men officieel mij een nieuwe vraag stellen betreffende die formule, dan zal ik eerlijk antwoorden, naar ik hoop. | |||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||
4) Deze brief is wel slordig, maar je moogt ermee doen naar je wenschelijk oordeelt. Dank voor je bewijs van vriendschap, ook nu weer.
Hart. groeten t.t.w.g.
| |||||||||||
A'dam 23-3-44Amice,
Hartelijk dank voor je antwoord. In haast even een boodschap terug. 1. Quaestie R'bos Jr. kun je laten rusten; die is inderdaad in orde. 't Was slechts een initiatief van mij, die niet wist, dat dit reeds was afgehandeld, toen we daarover schreven. 2. Intusschen hoorde 'k, dat je zoudt verklaard hebben zelf geen dogmatische bezwaren meer te hebben, maar je niet los te willen maken van anderen die naast je stonden. (In de marge schrijft K.S.: Dit even schriftelijk weersproken.) Tegelijk hoorde ik, dat niet alleen cand. Hey, maar ook je neef is aanvaard en dat terwijl hij nog al wat voorbehoud zou maken en ook wel gemaakt zal hebben. Practisch komt die groep dus neer op Greijd. en D. van Dijk. Kun je echter voor hen niet meer doen wanneer je eenmaal weer mede kunt oordeelen en werken dan nu? Daarom zou 'k je ook nu nog, ondanks je formeele bezwaren, adviseeren: schrijf in dien geest alsnog. Er moeten geen dogmatische haken blijven liggen. Want daarop dat de Syn. een breed vertoog zal willen afwachten heb je m.i. niet te hopen. Zie dus die verklaring in handen te krijgen (ik heb ze hier niet).
In haast. hart. gr. en
Toen je brief aankwam was hier F. de Vries. Ook een brief van hem gaat hier bij. Denk aan de tragedie van SteketeeGa naar eindnoot144.. V. |
|