maar eens een heel enkel geval, waarin de wedergeboorte aanstonds na de haar volvoerende Geestesdaad overleidt in de bekeering, doch is dit geval zóó vaak te zien, dat men de dragers van die gevallen tot een zekere groep, tot een soort, kan rekenen en als een afzonderlijke groep kan bezien en onderscheiden.
Dat docent v.d. Schuit daarover totaal zwijgt, daarvan maken we hem geen grief, als hij in een los artikeltje zoo eens tegen dr. Kuyper polemiseeren wil over een bepaalde uitdrukking. We maken er evenwel een grief van, en dan niet eens zoo'n heel kleine, als hij aankondigt, dat hij in een wetenschappelijke rede, dr. Kuypers gevoelen zal weergeven en dan bestrijden. En we maken er in den hoogsten zin een grief van, als we ‘De Wekker’ hooren spreken van een ‘breuk’, die de kerk verdeelen moet om der conscientie wil. Men moet bij deze ernstige dingen niet lichtvaardig spreken.
Het moet mij dan ook van het hart, dat docent v.d. Schuit, al zal het zoo niet bedoeld zijn, in zijn rectorale rede aan de moderne of evolutionistische richting meer recht laat wedervaren dan aan zijn gereformeerde broeders, die vlak naast de deur wonen. Een verschijnsel, dat heel wat te zeggen heeft, als men vraagt naar de redelijkheid, en de christelijkheid en de gegrondheid van de christelijk-gereformeerde polemiek tegen de ‘neocalvinistische of Kuyperiaansche richting’.
Ik bedoel dit.
Als docent v.d. Schuit de moderne richting beschrijft, dan tracht hij volledig te zijn in de vermelding van de SOORTEN van zielkundige gebeurlijkheden in het proces der bekeering. Als hij b.v. het gevoelen van William James weergeeft, meldt hij, dat deze spreekt van ‘the healthy minded’ en ‘the sick soul’, hetgeen hij dan vertaalt als ‘de gezonde en de kranke zielen’. Over deze vertaling willen wij nu niet verder twisten. Maar wij vragen toch: waarom meldt gij wel, dat William James bepaalde soorten en groepen onderscheidt, die gij dan één voor één onder de loupe neemt, en waarom verzwijgt gij, dat dr. Kuyper eveneens verschillende SOORTEN onderscheidt, zoodat gij ertoe komt, aan één bepaalde soort van de verschillende, die hij aanneemt, op te hangen uw geheele polemiek, en te verklaren, dat met die ééne soort alles, wat van dr. Kuyper het kenmerkende is, gezegd werd?
En wederom: waarom meldt gij wel van de school der modernen, dat zij sprak van ‘once born’ en van ‘twice born’ menschen; en waarom zegt gij niet, dat dr. Kuyper onderscheid maakte tusschen een groep van hen, die reeds in den moederschoot of althans vóór den doop wedergeboren waren, maar bij wie dat ingeplante leven geheel schuil bleef tot op hun bekeering op later leeftijd; èn weer een ándere groep van hen, die niet alleen reeds vroeg wedergeboren waren, maar bij wie het ingeplante leven zich ook reeds vroeg geuit heeft en ongemerkt in bekeering overgegaan was, èn nóg weer een derde groep van hen, die eerst op later leeftijd wedergeboren werden en dan tevens bekeerd?