Dr. A. Kuyper en het 'Neo-Calvinisme' te Apeldoorn veroordeeld?
(1925)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend(De rectorale rede van docent J.J. v.d. Schuit)
§ 8. Het ‘is’ of: het ‘kan’.Wij willen allereerst de aandacht vestigen op de uitspraak van docent v.d. Schuit, dat het Neocalvinisme (wij zagen, dat hij hiermee bedoelt dr. Kuyper; het verband der redeneering laat dat trouwens duidelijk zien) leert, dat ‘de wedergeboorte JAAR EN DAG in het diep der ziel aanwezig IS, zonder dat zij tot het bewustzijn doordringt’.
Men hoort hier, dat volgens docent v.d. Schuit dr. Kuyper niet zegt, dat het zaad der wedergeboorte jaar en dag verborgen blijven KAN, | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
zonder het bewustzijn van den wedergeborene te raken, maar dat hij duidelijk uitspreekt, dat dit zoo IS; dat dit de regel is, die in de verhouding tusschen wedergeboorte en doorbrekende bekeering gevolgd wordt; dat dr. Kuyper op deze redeneering verder zijn theologisch systeem opbouwt. Docent v.d. Schuit tracht dan vervolgens zijn bewering omtrent dr. Kuypers alzoo weergegeven opvatting te ondersteunen door een citaat uit diens werken, E VOTO, 3e deel. Daar zou dr. Kuyper zeggen - volgens het door docent v.d.S. gegeven citaat: ‘Maar voordat God deze tweede genade aan ons doet, ligt de geloofskiem, het geloofsvermogen, in ons werkeloos en verborgen, evenals de graankorrel in een steengroeve, zoo ook jaren lang in de diepte van ons steenen hart werkeloos, zondat dat gij, of een ander er iets van merkt’. In dezen vorm geeft doc. v.d. Schuit het citaat van dr. Kuyper. Het is jammer, dat hij niet precies aangeeft, waar hij het gevonden heeft. Want men staat hier voor een eigenaardige moeilijkheid. Het is best mogelijk, dat docent v.d. Schuit letterlijk dit citaat heeft overgeschreven van dr. Kuyper; al heb ik het niet kunnen vinden, ik geloof het op zijn gezag gaarne. Maar om verschillende redenen zou het goed zijn, als docent v.d. Schuit ons op weg hielp, door precies de vindplaats aan te geven. Immers, in de eerste plaats, kan ieder, die E Voto kent, een citaat vinden, dat weliswaar op het boven gegevene lijkt, maar toch in wezen iets anders zegt, dan docent v.d. Schuit dr. Kuyper in den mond legt. En in de tweede plaats kan men in dr. Kuypers geschriften meer dan eens uitspraken vinden, die bewijzen, dat dr. Kuypers opinie door dit ééne zinnetje niet is weer te geven, ja, dat hij zich anders heeft uitgesproken, dan hier van hem gezegd wordt. Eerst geven wij het citaat, dat op het te Apeldoorn geciteerde woord zoo veel lijkt. Het is te vinden in E Voto, III, 18. Daar staat: ‘In de oude gedenkteekenen van de Egyptische koningen heeft men o.a. ook tarwegraan gevonden, dat allicht tusschen de 3 en 4000 jaren in deze steenen graven gelegen had. Al dien tijd bezat de graankorrel van dit graan de kracht en het vermogen in zich om tot een halm op te schieten en vrucht te dragen; maar het deed dit 3 á 4000 jaren lang niet. En nu eerst, nu eindelijk deze graven geopend werden, en het graan, dat erin lag, aan de aarde wierd toevertrouwd, is dit vermogen naar buiten getreden en is er graan | |||||||||
[pagina 15]
| |||||||||
uit gegroeid. Zoo KANGa naar voetnoot1) nu ook het geloofsvermogen, de geloofskiem, jaren lang in de diepte van ons steenen hart werkeloos verborgen liggen, zonder dat gij of een ander er iets van merkt.’ Het verschil tusschen de door docent v.d. Schuit gegeven opvatting van dr. Kuyper en dit authentieke woord van dezen geweldigen schrijver, springt in het oog. Volgens het citaat van docent v.d. Schuit zegt dr. Kuyper, dat het zaad der wedergeboorte verborgen IS, gedurende geruimen tijd (zoodat dit de regel wordt). Doch volgens wat ik aanhaalde, meent dr. Kuyper, dat het alzoo KAN; maar een regel die voor alle gevallen geldt, heeft hij daarin niet gegeven. Reeds dit enkele feit bewijst, dat, indien docent v.d. Schuit ons de vindplaats van zijn doorgegeven citaat noemen zou, de onderstelling niet te gewaagd is, dat het verband hier een woordje zou meespreken. En in ieder geval is hier dit ééne wel klaar als de dag, dat men dr. Kuypers woorden niet uitleggen MAG, zóó, als het hier geschiedt, omdat iemands gevoelen eerst duidelijk wordt, als men hem volledig laat uitspreken. En wie dat nu maar doet, vindt dan ook de bewijzen voor het grijpen, dat wat docent v.d. Schuit dr. Kuyper in den mond legt (de wedergeb. IS verborgen zonder opgemerkt te worden) door dezen allerminst geleerd wordt. Dat het zoo niet is, maar KAN, volgens dr. Kuyper, mogen de volgende, met vele andere te vermeerderen, citaten bewijzen:
Deze enkele citaten bewijzen reeds voldoende, dat men niet het recht heeft, te doen, zooals docent v.d. Schuit deed. Als dr. Kuyper zegt: het ‘kan’ zoo zijn, dan moet niemand hem in den mond leggen, dat het zoo ‘is’. Docent v.d. Schuit maakt er een principieel geding van; en ongetwijfeld staat hij daarin niet alleen. Maar als het erom gaat | |||||||||
[pagina 16]
| |||||||||
‘breuken’ te genezen, dan worde de afstand tusschen de onderscheiden denkbeelden niet willekeurig vergroot. Reeds deze enkele uitspraken van dr. Kuyper verbieden docent v.d. Schuit te spreken van de Kuyperiaansche leer der ‘dormante (sluimerende) wedergeboorte’; alsof daarmee dr. Kuyper zou te typeeren zijn in het essentieele van zijn leer. Als ik zeg, dat iemand jaar en dag op één long leven kan en werken, dan moet geen enkele rector een rectorale rede houden over mijn dwaze theorie van den éénlongigen homo sapiens. Zóó moet ook docent v.d. Schuit het verschil tusschen dr. Kuyper en wien ter wereld ook, nooit gaan zien in het feit, dat dr. Kuyper ‘DE’ leer predikt van ‘DE’ ‘dormante wedergeboorte’. Dat is niet wetenschappelijk en ook niet irenisch. Dat ‘feit’ bestaat niet; deze leer is een puur verzinsel, als zij zóó wordt aangekondigd. |
|