We vragen: Bedoelt Calvijn dit ook zoo? En op die vraag moeten we ontkennend antwoorden. Calv.: Inst. IV 16 18 vert. Sizoo III pg 390.) ‘Welstaat dit buitengeschil, dat niemand der uitverkorenen uit het tegenwoordige leven wordt weggeroepen, die niet eerst geheiligd wordt en wedergeboren door Gods Geest. Wat betreft hun tegenwerping, dat de Geest in de Schrift geen andere wedergeboorte kent dan die uit omverderfelijk zaad, dat is uit Gods Woord (!), daarin leggen zij verkeerd uit de uitspraak van Petr. (1 Petr. 1:23) waarin deze alleen de geloovigen begrijpt die tot de prediking van het Evangelie waren onderwezen. Wij erkennen wel dat voor zulken het woord des Heeren het eenige zaad der geestelijke wedergeboorte is, maar wij ontkennen dat men daaruit moet opmaken, dat de kleine kinderen door Gods kracht niet kunnen wedergeboren worden welke Hem even gereedelijk ten dienste staat als ze voor ons onbegrijpelijk en bewonderenswaardig is. Bovendien zou het niet voorzichtig genoeg zijn den Heere het vermogen te ontzeggen dat hij Zich aan de kinderen op een of andere wijze zou kunnen kenbaar maken..’
Deze laatste woorden geven te denken en grijpen terug maar het begin nl. dat Gods woord het zaad der wedergeboorte is. Hier hebben we dus eerder met Openbaring dan met wedergeboorte te maken. Dit blijkt ook uit het eitaat van IV 16, 31 ed. Sizoo III 408 waar Calvijn Servet bestrijdt.’ Wederom werpt hij tegen dat de kinderen niet voor nieuwe menschen kunnen geheuden worden omdat ze niet geboren worden door het Woord. Maar ik herhaal ook weer wat ik reeds meermalen gezegd heb dat de leer een onverderfelijk zaad is om ons te wederbaren. Wanneer wij in staat zijn om haar te begrijpen; maar wanneer wij vanwege onze leeftijd nog niet in staat zijn om te leeren dat God dan Zijn trappen heeft om de zijnen te wederbaren. Bovendien blijkt bij Calvijn dat wat sommigen geschonken wordt niet bij allen als regel hoeft te gelden. Inst. IV. 16, 31 Sizoo III 408. Wanneer hij (Servet) verder tegenwerpt dat Corneliüs gedoopt is nadat hij de H.G ontvangen had dan blijkt uit het voorbeeld van den kamerling en de Sameritanen hoe verkeerdelijk hij uit een voorbeeld een algemeene regel afleidt. Want bij hen heeft God een andere orde gehouden zoodat de doop aan de gaven des Geestes voorafging. Wij kunnen tegen Calvijn opmerken 1 dat de gaven des Geestes bij Kamerling en Sameritanen bijzondere beteekenis hebben nl. zooals charismatische.
2 dat woorden uit Hand. 8:39 en de H.G. viel op den kamerling ontbreken in de St. vert. terwijl Grosh. zegt dat ze waarschijnlijk uitbreiding en inlassching zijn, naar vs. 15. In dat geval zou Calvijns argumentie zich moeten beperken tot de Samaritanen in Hand. 8:16. Maar dit alles heeft voor de quaestie weinig beteekenis. Het gaat niet om exegetische details maar over een dogmatisch constructie inzake het verband van doop en Geestesgaven. Ook Petr. Martyr stelt Cornelius en de kamerling op één lijn wat betreft de orde van Geestesgaven en doop. Daarom is het van beteekenis dat Servet de kinderdoop bestrijdt met het argument dat de wedergeboorte aan den doop vooraf moet gaan. Zoo verkrijgt Calvijns bestrijding van Servet wel degelijk voor ons belang als dogmatische constructie inzake de door hem aangenomen orde Gods ter zake van doop en Geestesgaven. Calvijn zegt dat Servet valschelijk aanhaalt hetgeen nergens gelezen wordt nl. dat een ieder die geboren is uit den Geest de stem des Geestes hoort Dan zegt Calvijn. Ook al zouden we toegeven dat dit geschreven stond dan zou hij daaruit toch niet anders kunnen opmaken dan dat de geloovigen tot de gehoorzaamheid gevormd worden al naar gelang de Geest in hen werkt. Maar het is verkeerd, hetgeen van een bepaald getal menschen gezegd is op allen te betrekken (Inst. IV 16 31 Sizoo III 405) We denken ook aan Rom. 6:4 En Coll. 2:12. Moeten we daaruit afleiden dat de doop volgt op de wedergeboorte ook bij de kleine kinderen? Bij deze vraag moeten we er op letten dat Calv. de kinderen rekent tot een andere categorie dan diegenen die in Han. 2:37 door Petr. en in Hand 8:37 door Philippus worden aangesproken.