| |
| |
| |
Aanhangsel
Eschatologische prediking.
(verslag van het referaat, gehouden door Prof. Dr. K. Schilder, gehouden op de predikanten-conferentie op 29 October 1948).
Als ik het wel zie is bij de meesten van U aangaande eschatologische prediking de vraag primair: Hoe moet die gebeuren. Anderen achten deze vraag misschien secundair en stellen eerste die andere: Kan eschatologische prediking plaats vinden. Deze laatste vraag moet inderdaad eerst beantwoord worden.
Hebben de meesten inderdaad gedacht aan de eerste vraag, dan geloof ik, dat ik mij direct kan verweren door de tegenvraag te stellen, of iemand, die dit jaar een causerie vraagt over eschatologische prediking het volgend jaar een zal vragen over protologische prediking. Waarom toch heeft men alleen belang bij eschatologische prediking.
Dat we op deze vragen niet meteen ons antwoord klaar hebben, hangt samen met het feit, dat wij zelf vaak in onzekerheid verkeren over eschatologische wetenschappen dito prediking, en aangaande de begrenzing van dit onderwerp, en het begrip eschatologie. En verder zitten we met al de onzin, die van niet-Gereformeerde zijde wordt vastgeknoopt aan het begrip.
In de eerste plaats dus onze eigen onzekerheid. Want het is een feit, dat de dogmatiek met dit onderwerp nooit is klaargekomen. Steeds is er verwarring geweest over de locus de novissimis, van de laatste dingen, omdat men daarmee meteen staat voor de vraag: wat rekent men onder de eschata? De locus de novissimis heeft zich meestal bezig gehouden met vragen als: Is er een vagevuur of minder dwaas gezegd: is er een tussentoestand; wat gebeurt er bij het sterven? En dit zijn allemaal vragen, die betrekking hebben op datgene, wat ligt aan het uiterste van onze existentie in deze tijdelijke wereld. Maar stel ik mij tot taak daarover dogmatisch te redeneren, dan heb ik ook het recht te redeneren over de eerste dingen daarvan, en zou ik kunnen spreken over wat voor de geboorte geschiedt, of daarbij en dan spreken van protologische prediking.
Het resultaat is, dat als ik spreek over vagevuur en de jongste dag, ik dat eschatologisch noem, en als ik spreek over wat na mijn sterven gebeurt, dat ook eschatologisch heet. En wanneer ik de vraag stel: Wat is juist creatianisme of traducianisme, of b.v. Is de mens voor zijn geboorte via de moeder toegankelijk voor het Woord, heet dát protologisch. In het éne geval verbind ik wat na mijn sterven gebeurt, aan de laatste dagen, en daarom spreekt men graag van eschatologisch, en in het tweede geval kan ik dan ook gaan verbinden het ontstaan van den mens met de eerste dag. Want als ik het recht heb, om bij mijn sterven te redeneren naar ta eschata van de hele kosmos, dan is de verbinding van geboorte ta proota ook goed. Protologisch preken heeft in dat geval evenveel zin als eschatolqgisch preken.
Het feit echter, dat er tien maal eschatologisch en zo wat nul maal eschatalogisch geredeneerd wordt, bewijst wel, dat wij een verwarring krijgen wanneer we zo spreken. Wij moeten goed voor ogen houden, dat to eschaton van het individu iets anders is dan ta eschata van de kosmos, die nunog liegen in Gods Raad.
| |
| |
Zo kan men ook vragen: Is er ook nog mesologische prediking? Prediking, die gaat over het midden van de tijd? Daar wordt druk mee gewerkt vandaag. En als men dan spreekt over mesologische prediking, en dan niet denkt aan mijn wedergeboorte, maar aan het kruis van Golgotha en de opstandingshof, dan vraag ik mij af: waarom gaat men bij eschatologische en protologische prediking de belevenissen van het individu direct associeren met de kosmos, en niet bij mesologische? En waarom verbindt men de wedergeboorte van het individu uit de dood der zonde niet aan het meson van de tijd, waarin Christus de banden des doods stuk maakt?
In de tweede plaats is er de moeilijkheid, dat wij ons onwillekeurig laten meeslepen door de huidige quasi-theologie, en dat ons spreken daarom ligt onder de ban van de taalverwarring en begrippenverwarring, die vandaag in de theologische wereld heersen.
Ik denk hier aan het handboek voor de Gereformeerde prediking, dat daar midden in zit, en sterk Barthiaans geinfecteerd is. Als ik daarin zie, dat ds Tromp zegt: We moeten de geloofsbelijdenis zien onder het aspect van de eschatologie, dan zeg ik: daar staan we dus voor een probleemstelling, die ons wil opdringen een heel nieuw begrip eschatologie, waarin we ta eschata zien verward met to eschaton. In de oude tijd had men nog het voordeel, dat men toch het verschil zag tussen ta eschata en to eschaton, al maakte men wel de fout, dat men ta eschata van het individu verwarde met ta eschata van de kosmos. Maar nu krijgen we onder de invloed van Barth het begrip eschatologisch in de zin van to eschaton.
Wanneer men zegt: God heeft aan ons allen grenzen gesteld voor ons denken en ons waarnemen, dan is de gehele openbaring en waarheid Gods het eschaton voor denken en waarnemen, en heeft ons spreken over God en Zijn werkelijkheden altijd een eschaton. En dan is eigenlijk elke prediking, voor zover die een trachten is om in menselijke woorden de openbaring Gods weer te geven eschatologische prediking, inzoverre die aan de bescheiden plaats, die ons past, beantwoordt.
En dan komt daarnaast de opvatting, dat prediking is exegese van het sacrament. We zouden vroeger in mijn studententijd geduizeld hebben van dat ene zinnetje, dat toch maar staat in dat Handboek. Is hier achter deze woorden de beschouwing gelegen, dat de begripsmatige uiteenzetting van de gehele Woordinhoud niets anders kan zijn dan een verdoemelijk ding, omdat we met deze geschreven woorden nog niet hebben Gods Woord, zoals Barth zegt, maar een gestalte van Gods Woord, één van de velen, dan betekent dit begunstiging van die gedachte, dat het sacrament, wijl het gebaar is, en daarin ontmoeting plaats vindt van God met Zijn acte en wij met onze acte, omdat daar het raken van elkaar is im Augenblick, de voorkeur verdient boven het speculeren met geschreven Woord. En dan is de prediking alleen waardevol, als ze niet uiteenzet, maar verhult en ontzag wekt voor het mysterie.
Daarom moeten we ook oppassen met een uitdrukking als; eschatologie is de expressie van de Christelijke verwachting. Men is begonnen tegen Schleiermacher uit te varen. Nu vraag ik mij af, of men er in geslaagd is hem in het hart te treffen. En dan geloof ik, dat hun dat niet gelukt is. Want wanneer men zegt, dat de prediking eschatologisch is, wanneer ze geeft de geloofsinhoud van de Christelijke verwachting; dan wordt dat zoiets als het subject van de gemeente, die reeds in deze kring als persoon wordt voorgesteld: Personalgemeinde. En in deze gemeente koestert men verwachting, en onder dat verwachtingsaspect laat
| |
| |
men eerst de Apocalypse, dan de gehele Schrift, later de dogmata en de confessie een plaats vinden, en heeft dan alles gezet onder het licht van de toekomstverwachting. Men heeft dus eigenlijk volgehouden in de meest brutale vorm, wat Schleiermacher gezegd heeft: de prediking drukt uit, wat de gemeente ondervindt in het contact met God. In dit raam komt ook het zinnetje van Barth, dat de sprekende God en de horende mens in het contact-ogenblik identiek zijn. Als dan het subject van die gemeente God ontmoet, en alles wat zij denkt en heeft, plaatst onder die verwachting, dan wordt daarin het ogenblik bereid, waarin de sprekende God en de horende mens elkaar ontmoeten, en dan is elke prediking, die daarover gaat, eschatologisch. En dat is meteen een concessie aan Schleiermacher, en aan de ellendige tactiek, waarin men als theoloog alleen maar gelukkig kan zijn, als men kan zeggen: Ik heb een methode gevonden om die ontmoeting te bewerken.
Als men nu met Barth zegt, dat de inhoud van de Schrift paradoxaal staat tegenover de Gestalt, dan moet je dus die laatste minder achten, want de beschrijving van elke inhoud is van die inhoud diepe afval.
Hier is de mythos tegenover de logos, en de hogere werkelijkheid is niet te noemen methlogos, doch alleen te beschrijven als mythos. En dan als we dat zien, wordt verstaan, dat een man als Bultmann niet het pleit voert voor het ontmythologiseren van de Schrift. Men begint met de ‘mythologie van Genesis 1-4’ weg te halen, en men haalt de Apocalypse ook weg en houdt tenslotte alleen over de critiek van de vragenstellende kerk.
Het is niet nodig over dit alles verder uit te wijden; ik geloof, dat ik hiermee kan volstaan.
Wanneer ik nu kom tot wat ik zelf zeggen wil, begin ik met af te snijden de gedachte als mogelijke opvatting over eschatologische prediking, dat die n.l. te spreken zou hebben over Uw of mijn eschaton. Wat er bij de dood met mij gebeurt of niet gebeurt, wat er dan met mijn bewustzijn zal gebeuren, dat is alles wel iets, dat mij interesseert, maar ik noem dat geen eschatologische stof, omdat ik die term wil blijven reserveren voor de kosmos en wel voor de eschata van de kosmos met inbegrip van de daarop betrekking hebbende historie. Zo valt dus, ruw gesproken. onder de eschatologische stof al die stof, die de Bijbel geeft over wat God van plan is te doen voor de voleinding van de wereld.
En het antwoord op de vraag: wat is nu eschatologische prediking, is dus niet alleen de prediking over stoffen, die dit tot inhoud hebben en uit dit openbaringsveld gekozen zijn, maar ook de prediking over welke stof ook, die met deze dingen rekening houdt, deze dingen verwacht en zijn hoorders daarop richten en daarmee instrueren wil.
Wat mij betreft, ik geloof, dat men het woord eschatologisch in de uitdrukking eschatologische stof, niet moet zien als de eigenlijke en mooiste vorm van eschatologisch en eschatologische prediking. Het is waar, de Bijbel geeft allerlei uitspraken, en ook in groter verband als betogen over wat geschieden zal na dezen. Maar aan de andere kant: is de term eschatologisch zo wel gedekt? Want denkt U maar aan het woord Christologisch. Als U niet over Christus preekt, zal geen mens zeggen: U preekt niet Christologisch. Als het dus zin heeft te spreken over eschatologische prediking, dan moet dat zijn prediking over elke stof, die die staf plaatst onder het verband met hetgeen na dezen komen zal, en prediking over hetgeen God ons openbaart over Zijn Raad, die wacht op verwerkelijking.
| |
| |
Eschatologisch preken is dus niet, dat U stof neemt omtrent de laatste dingen, maar dat U elke stof, die U bespreekt, plaatst onder het licht van de toekomst.
Dat ik de term eschatologische prediking niet tot die eerste zin wil beperken, zal bij niemand veel bestrijding kunnen ontmoeten, want daar zal men het allemaal wel over eens zijn. Want als een dominee over andere stof preekt dan over Genesis 1-4, b.v. over een gedeelte verder in Genesis, heeft hij dan protologisch gepreekt? Hier komt de vraag dan: waar ligt de grens? Als U hem dan niet weet, ik weet hem ook niet. En als ik dan een vraag mag stellen: kunnen wij dan wel een grens stellen bij eschatologische stof? Als Christus vandaag terug kon komen, is dan de prediking eschatologisch geworden? Omdat zijn zaak een zekere datum bereikt heeft. U zegt: neen, er is geen grans in het tijdelijk gebeuren. Maar ik wil dan teruggaan naar de eerste dingen, inzoverre zij grondleggend zijn voor de toekomst, en naar de laatste inzoverre zij enscheidend zijn.
Dan kan men vragen: is Genesis 1-4 primair entscheidend? Wanneer men daarbij over God denk: neen! De supralapsarier zegt: er is bij God geen primair of secundair. Hij heeft gelijk ook, geloof ike Maar hetgeen God in de aanvang deed, is in zoverre primair entscheidend, als Hij iets geponeerdheeft, wat beslissend is.
Goed. Maar als dan de beslissing, die God maken gaat samenhangt met het eerste, houdt dan op verliefd te doen tegen de x.y.z. alleen, zonder het a.b.c. en praat niet over de eschatologische prediking, die eschatologisch zou zijn, omdat ze de verwachting van komende beslissingen staande houdt, want dan is ieder, die goed philosoof is, even eschatologisch bezig, als hij denkt over de eerste dingen, als dat U het doet over de laatste dingen.
Zo zijn we precies een hele slag omgedraaid, en zijn we bij het begin terug, en daarom: ik geloof eigenlijk niet aan eschatologische prediking. Voor zover prediking-logisch is, wil ik zeggen: theologisch. Christologische prediking is ook theologisch. Dit -logisch moet verbonden worden niet met proto- of eschato-, maar met Jezus Christus, die mens werd en die gesproken heeft in de tempel en dien ik volg.
Natuurlijk blijft de vraag over: Kan men dan niet de gemeente weldoen in deze tijd door haar een uitzicht te geven op hetgeen komen gaat? Ongetwijfeld! Het Maranatha heeft een plaats op ieder programma vandaag. Maar de Bijbel begunstigt dit niet ten koste van: de Heer is gekomen en vandaag komt Hij ook. Zo is dus elke prediking, die de dingen plaatst onder het gezichtspunt van Gods komen eschatologisch: Adventsprediking, Kerstmis, Lijdenstijd, Pasen , Hemelvaart , Pinksteren en ook de prediking opOudejaar en op Nieuwjaarsdag minstens nog veel meer.
Als je ziet, dat de UNO vandaag de UNESCO in het le ven roept, wat natuurlijk wapen van de Antichrist is, dan moet de gemeente daarvan horen. Maar laat ze aphoristisch daar niet over horen. Want een aphorisme, dat is een motto en de motto-prediking, of die nu over Abraham, Mozes of de laatste dingen gaat, houdt zich bezig met het stopzetten van de profetie. Want de profetie is iets anders dan louter toekomstvoorspelling. Profetie en historievorsing staan niet zo in relatie, dat de profeet naar voren ziet en de historicus naar achteren. Als dat waar was zou niemand over het heden kunnen spreken. Want kunt U over het heden spreken alleen onder het aspect van de toekomst of alleen onder dat van het vereden? Als U zegt: neen, nu dan is de profetie
| |
| |
niet, dat U voor toekomststof openstaat, en histories, dat U het verleden laat zien, maar profetie, dat is, dat U het heden plaatst onder het geheel van wat God zegt in Zijn woord aangaande de hele historie.
Dus eigenlijk is er geen plaats voor eschatologische prediking. Er is wel plaats en noodzaak voor het verstaan van de tekenen der tijden. Christus bestraft de mensen, die wel weten van een hemel, die rood is, of droevig rood, en de tekenen der tijden niet verstaan. AIs de tekenen der tijden slechts door de geveinsden verwaarloosd worden, dan is dat een waarschuwing om niet die zonde te doen of te laten doen.
De tekenen der tijden, wat zijn dat? Zijn dat dingen, die de perspectieven openen naar de toekomst? In het Yellowstone park in Amerika is een geiser, the Old Faithful, die geeft elkens een klein beetje warm water vóór de grote hoop. Zijn tekenen der tijden zó: kleine bewegingen, die voorafgaan aan de grate zaak, die nog komt? Ik geloof er niets van! Tijden: dat is het geheel van Gods geschiedenis (er is alleen maar Christelijke geschiedenis), en dit geheel laat zich zien in tijden, die in bepaalde tekenen, zich laten confronteren met de Heilige Schrift. Als we dus Abrahams leven plaatsen onder Schriftuurlijk Licht, worden de tekenen van die tijden openbaar. En als ik de gebeurtenissen van vandaag confronteer met de Schrift, heb ik de tekenen der tijden gezien.
Natuurlijk is de moeilijkheid, dat men als exegeet staat voor grote moeilijkheden bij ‘eschatologische’ stof. Deze moeilijkheden: dat we de tekenen der tijden misschien verkeerd aanwijzen, of te haastig zeggen: dat is er een, en te weinig aan de Schrift confronteren. We staan vooral bij de Apocalypse voor moeilijkheden, want dat is een visioen, wat het al lastig maakt, maar bovendien: als daarin een voorstelling staat, die spreekt van belofte en dreiging voor de mensen, dan moet ik dat geschreven Woord, dat toekomstperspectieven opent, in verband brengen met wat vandaag in de krant staat, of niet staat, want de eigenlijke gebeurtenissen geeft de krant niet. Ik zie daarin dus openbaarwording van de verborgen wil Gods en nu moet ik dit punt van de tijd gaan verbinden met hetgeen daar staat in de Schrift over hetgeen God in de toekomst gaat doen. Die moeilijkheid is groot en plaatst iedereen voor een bijna onmogelijke taak.
Die moeilijkheid is echter precies even sterk, als ik spreek over Abraham. Ik moet ook dat in verband brengen met Gods werk. Ik kan mij daarin vergissen, en daarom ben ik verplicht met een zekere gretigheid te grijpen naar het resultaat van elk onderzoek b.v. in de archeologie, dat ons zegt het was zo en zo, omdat ik dan uit de precieze weergave van de feiten beter kan ontdekken hoe het feit een teken is van de profetie. Hetzelfde hebben we vandaag bij het zien naar de toekomst; wie mij de feiten onthoudt is degene, die mij het meest hindert bij het verstaan van de tekenen der tijden: de wereldpers, de telex, dat grote leugenapparaat, waardoor wat er gebeurt ons wordt onthouden, en dat alleen geeft wat men aan ons kwijt wil. Wij moeten dat aanvaarden en niet vergeten, dat God zendt een energie der dwaling! en dat voordurend: want er staat pempeil De voorlichting staat in het teken van de leugen. En in het wereldrijk van den Antichrist zal het wereldstaats-propaganda-ministerie U de feiten ook onthouden. En dus weet Gods volk dat we meer en meer onttrokken zullen worden aan de kennis van de feiten, en nu ook worden. Want de voorlichting is in handen van enkelen. Er is geen tijd, waarin je sterker voelt, dat democratie maar een leuze is, dan tegenwoordig.
| |
| |
In het laatst der dagen zal ik steeds minder van de feiten weten. Er is dus maar een methode: lees de Schriften, maar vraag om ze te mogen verstaan, en breng de gemeente tot de Schrift. En God zegt: als U dat doet en bij elk onderdeel het geheel in rekening brengt, en dus God geopenbaard in het vlees, dan preekt U eschatologisch, protologisch, mesologisch - dan preekt U theocentrisch-Christologisch.
(Dit verslag is gemaakt geheel buiten verantwoordelijkheld van Prof. Schilder)
|
|