Cursus bij Kaarslicht. Lezingen van K. Schilder in de laatste oorlogswinter. Deel 2
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
18 Bijbelkritiek en tekstkritiekHet woord kritiek is het dat beide termen, bijbelkritiek en tekstkritiek, verbindt. Wij gereformeerden zijn een beetje kopschuw voor die termen, en terecht. De bijbel is rechter over ons, wij zijn het niet over hem. Hij is oordelaar over de gedachten van ons hart, en onze gedachten zijn het niet over hem. Voorzover de naam bijbelkritiek inhoudt dat zich de mens boven de bijbel stelt en zegt: ik zal uitmaken wat al of niet goed is, is die kritiek bij voorbaat veroordeeld en verboden. Maar anders staat het met de arbeid der zogenaamde tekstkritiek. Bijbelkritiek voert van de bijbel af; tekstkritiek voert naar de bijbel terug. Bijbelkritiek trekt zich niets aan van wat de bijbel zelf zegt, tekstkritiek doet alle moeite, wanneer ze goed is, om naar de Schrift terug te voeren. Stel dat u iemand heeft die door u wordt vertrouwd, en dat u geen brieven van hem ontvangt maar alleen afschriften daarvan, en dat deze afschriften verschillen in tekst. Wat doet u dan? U gaat de afschriften vergelijken en u gaat na wat de goede tekst moet zijn. Vaak wordt het gissen. Wanneer iemand u een afschrift voorlegt en zegt: dat is een afschrift van een brief van hem, maar u merkt dat de inhoud niet klopt met zijn gedachten, dan zegt u: dat kan niet, er heeft een vergissing plaatsgehad, hier is sprake van bedrog. Zo staat het ook met de tekstkritiek. Wij hebben geen enkel handschrift van de bijbel dat oorspronkelijk is. Oorspronkelijke handschriften heeft ons geslacht niet gezien en zal het ook wel nooit onder de ogen krijgen. Wij hebben wel handschriften maar dat zijn afschriften, geen originelen. Nu zijn er verschillen in die handschriften. Konden wij maar één keer de originele tekst raadplegen, dan waren we klaar. Maar het heeft God niet behaagd ons die te geven. Hij is een wijs pedagoog, die zegt: het denken is niet tevergeefs am de kerk gegeven. Het is dus de vraag: wat is de juiste tekst? Op het antwoord hierop is de tekstkritiek uit. Haar arbeid is alleen een dienen wanneer zij bedoelt terug te voeren naar de bijbel. Tekstkritiek is dus geen kritiek op de tekst, maar een poging om door vergelijking terug te gaan op de oorspronkelijke tekstgegevens. Er zijn heel wat verdraaide handschriften. Toch moeten wij niet denken dat er nu weinig van terechtkomt. Alle varianten in de diverse handschriften betreffen onderdelen; de grote vragen | |
[pagina 84]
| |
waarop de ziel een antwoord zoekt, vinden in de bijbel het antwoord. Maar zelfs ook de onderdelen vragen een zorgvuldige studie en worden pas vastgesteld na een studie die consciëntieus is.
Soms moet de tekstkritiek gissingen maken, zogenaamde conjecturen. Men zegt dan: hé, daar staat wat vreemds, daar zal wel dit of dat gestaan hebben. Ook hiermee moet men voorzichtig zijn; men verandert wel eens te gauw. Het is een liefhebberij van sommigen om conjecturen te maken. Ze moeten goede gronden hebben en gemaakt worden naar een objectieve maatstaf. Maar voor alles geldt: geen partijdigheid! Een voorbeeld van tekstkritiek die eigenlijk ontspringt uit lelijke bijbelkritiek is wat in Leiden gezegd werd over Romeinen 9:5. Die tekst heeft het merkwaardige dat hij belijdt het God-zijn van Christus, en daarvan wilden de Leidse modernen niets weten. In de Statenvertaling luidt de tekst: ‘welker (van de Israëlieten namelijk) zijn de vaderen, en uit welke Christus is zoveel het vlees aangaat, dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen’. Wanneer u nu eens de tekst opslaat in de Leidse vertaling ziet u heel iets anders. Daarin staat na de woorden ‘zoveel het vlees aangaat’ een punt. Dan komt er een nieuwe zin, die luidt: ‘God is boven allen te prijzen in der eeuwigheid’.Ga naar margenoot1 De woorden ‘dewelke is’ zijn netjes weggemoffeld. Wat moest van dat weglaten de zekere grond zijn? Hoe is van moderne kant geredeneerd? Er is een theorie ontwikkeld die u in de lach doet schieten. Waar het op aankomt is dit, of in het Grieks staat: ho oon, dat is: de zijnde. Als die woorden er staan is de Statenvertaling goed, ontbreken ze dan is de Leidse vertaling goed. Nee, zei de professor in Leiden, die woorden ho oon horen niet bij de tekst. Hij verklaarde dat met de ‘hoesthypothese’. Paulus dicteerde en was zwaar verkouden. Hij was toegekomen aan de woorden ‘zoveel het vlees aangaat’, dicteerde die, en hoestte toen: ho-oon. Hij vervolgde met: ‘God is boven allen te prijzen in der eeuwigheid’.Ga naar margenoot2 Dit spot met alle ernst; eigenlijk is dit een kritiek op de bijbel. Alle tekstkritiek die zo te werk gaat, is een hulpmiddeltje dat de bijbel laat zeggen wat ik zelf wil, en dat kinderachtig, slecht en misdadig is. Maar goede tekstkritiek is onmisbaar, niemand ontkomt eraan. Ook de oude vaderen deden reeds aan tekstkritiek. Een voorbeeld daarvan. Wanneer Judas de penningen terugbrengt, dan zeggen de priesters: dank je wel. Ze kopen er dan de akker van de pottenbakker voor om de vreemdelingen er te begraven. En dan staat er: Toen is vervuld geworden hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen en hebben die gegeven voor de akker van de pottenbakker.Ga naar margenoot3 Nu vindt u bij Jeremia die tekst nergens. Wel bij Zacharia. In de kanttekening staat reeds: er staat wel Jeremia in de | |
[pagina 85]
| |
handschriften, maar die J van Jeremia in de handschriften moet eigenlijk een Z zijn, de afkorting van Zacharia.Ga naar margenoot4 Dus ook onze vaderen zeiden reeds: wij hebben handschriften met foutjes. Dit is een tekskritiek die eerlijk is. U moet u trouwens even indenken hoe men vroeger schreef. Tegenwoordig heeft men de drukkerij, en nu nog sluipen fouten in boeken in. Wat zal het toen geweest zijn toen men schreef op klei of op papyrus? Wanneer u bovendien weet dat in de bijbelhandschriften niet afgescheiden zijn woorden, verzen en hoofdstukken, en dat er rare letters zijn in het Grieks en het Hebreeuws, begrijpt u dat het een hele kunst is die handschriften te lezen. Daar komt nog bij dat men destijds geen vlotte pennen had, waar men mee schrijven kon, maar dat men heel rare dingen had waarmee men kraste. Bij veel mensen is er tussen de u en de n weinig verschil. Zo zijn er ook in het Hebreeuws letters die veel op elkaar lijken, bijvoorbeeld de r en de d. Wanneer u dit laatste weet, zijn sommige teksten heel goed te verklaren. Daar is bijvoorbeeld de tekst waarin staat dat David de Ammonieten gevangen nam en ze onder zagen legde en onder ijzeren dorswagens, enz. (2 Samuël 12:31; 1 Kronieken 20:3). Dat is wel bitter wreed, en het is bovendien de vraag of je ze wel dood zou krijgen; het is een terechtstelling die heel wreed is, en bovendien niet naar het oorlogsrecht. Maar wanneer je nu in de Hebreeuwse tekst in plaats van een r een d leest, staat er niet: hij legde ze onder zagen enz., maar: hij liet ze dienen aan zagen; hij liet ze eenvoudig dwangarbeid verrichten, een heel humane straf in die tijd. Veel koningen lieten hun gevangenen de ogen uitsteken, maar David liet de wereld de kerk dienen.Ga naar margenoot5 Een ander voorbeeld: er staat ergens Syrië waar Edom moest staan - weer de verwisseling van r en d: Aram - Edom.Ga naar margenoot6 In het Hebreeuws lijken ook ts aan het einde van een woord en de lettercombinatie wn veel op elkaar. Wanneer in Richteren 18:30 staat dat Jonathan en zijn zonen priesters waren voor de stam der Danieten, tot de dag toe, dat het land gevankelijk is weggevoerd, is dat bevreemdend; je kunt toch geen land gevankelijk wegvoeren? Maar het woord land eindigt in het Hebreeuws met t, dat veel op wn lijkt en dan is het zo klaar. Want dan staat er niet land maar ark: totdat de ark gevankelijk weggevoerd is.Ga naar margenoot7 Dat klopt helemaal. Nog een voorbeeld van het door elkaar halen van de r en de d vinden we in 1 Samuël 10:27. Toen Saul koning werd waren er ook mensen die zeiden: Saul kan niets, is dat nu een koning? En dan staat er: Doch hij (Saul) was als doof; in het Hebreeuws staat eigenlijk: hij was als zwijgende. Nu kun je je wel doof houden, maar je kunt niet doen alsof je niet praten kunt als je pas aangesteld bent. Wanneer men nu in plaats van een r een d leest, krijgt men een totaal verschillende lezing. Dan staat er niet: hij hield zich als zwijgende, maar: ongeveer een maand later. Dan moeten | |
[pagina 86]
| |
deze woorden bij het volgende hoofdstuk getrokken worden, en dan wordt de vertaling dus zo: Maar de kinderen Belials zeiden: wat, zou deze ons verlossen? En zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk. En ongeveer een maand later toog Nahas de Ammoniet op en belegerde Jabes in Gilead. Deze vertaling is zo duidelijk, daar kan geen mens aan twijfelen.Ga naar margenoot8 Een mooi voorbeeld in het Nieuwe Testament is de engelenzang. Die komt op twee manieren voor. De oude vertaling heeft: Ere zij God in de hoge; vrede op aarde; in de mensen een welbehagen, - het vers heeft dan drie delen. Nu heeft men in het Grieks, evenals in het Hebreeuws, de neiging om in poëzie een vers in twee delen te verdelen, en ook zijn er handschriften, waarin de engelenzang niet uit drie delen maar uit twee delen bestaat, doordat zij aan het einde niet de lezing hebben eudokia (welbehagen), maar eudokias (van welbehagen). Andere handschriften hebben: eudokia. Welke van die beide lezingen is nu de juiste? Zonder enige aarzeling kies ik voor de lezing die ‘van welbehagen’ heeft; dan zijn er geen drie maar twee delen: Gode heerlijkheid in de hoogste hemelen,
Nu corresponderen met elkaar: God in deel één, en mensen in deel twee; heerlijkheid in deel één, en vrede in deel twee; in de hoogste hemelen in deel één, en op aarde in deel twee. Niet onder alle mensen op aarde is vrede; die is er slechts onder kinderen des welbehagens. Zo krijgt men dus een heel mooie lezing, die ook steun vindt in de gewoonten der Hebreeuwse en Griekse poëzie. Een van de andere oorzaken die ertoe leidden dat men niet altijd wist hoe het moest, is dat verschillende woorden in het Hebreeuws en het Grieks, die gelijk worden uitgesproken, verschillende betekenis hebben; daarom kan het voorkomen dat men bij het dicteren een woord verkeerd opschreef. Daarom wordt bijvoorbeeld Psalm 100 tegenwoordig veelal anders gelezen dan de Statenvertaling heeft, waarin staat: Weet dat de HERE God is; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), zijn volk en de schapen zijner weide. Men zou zeggen: het spreekt vanzelf dat, wanneer de HERE ons gemaakt heeft, wij het niet hebben gedaan. Nu staat er in het Hebreeuws: welo anachnoe. Wanneer het woordje lo in het Hebreeuws anders geschreven was, dan zouden de woordjes deze betekenis hebben: en we zijn van Hem, we horen Hem toe, wat prachtig uitkomt, ook met het volgende: we zijn zijn volk en de schapen zijner weide.Ga naar margenoot10 Dit is een prachtige gedachte en niet een kritiek die willekeurig is. Men heeft soms bepaalde woorden verkeerd aan elkaar vastgekoppeld. Zo staat er in het begin van Psalm 73: God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn. Eerst Israël, dan zij die rein van hart zijn - het klopt niet goed. Als u weet dat in plaats van: voor Israël in het Hebreeuws ook twee woorden kunnen worden gelezen die betekenen: voor de oprechten, dan krijgt men | |
[pagina 87]
| |
de juiste vertaling: God is goed voor de oprechten, voor hen die rein van hart zijn.Ga naar margenoot11 Ook het andere geval kan zich voordoen, namelijk dat één woord tot twee is gemaakt. Een voorbeeld daarvan is te vinden in Amos 6:12, waar staat: zullen ook paarden rennen op een steenrots? zal men ook daarop met runderen ploegen? Nu staat het woordje ‘daarop’ in onze bijbel schuingedrukt, wat betekent dat het is ingevoegd door de Statenvertalers. Trouwens, deze waren wel eens meer partijdig. Er staat ergens dat Davids zonen priesters waren; de vertalers dachten toen: dat kan niet en hebben vertaald: Davids zonen waren prinsen (wat vanzelf sprak).Ga naar margenoot12 Er staat: zal men ook met runderen ploegen? Nu wordt dus dit gevraagd: zal men met paarden rennen op een rots? Antwoord: neen, dat is dwaasheid. Zal men met runderen ploegen? Antwoord: ja, dat doet iedereen! Deze vraag past niet in het betoog, want de volgende zin luidt: want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd en de vrucht der gerechtigheid in alsem. Nu kan men het laatste Hebreeuwse woord ook zo lezen dat er twee woorden staan, waardoor de vraag deze wordt: zal men met runderen op zee ploegen? Zullen ook paarden rennen op een steenrots, zal men met runderen ploegen op zee?Ga naar margenoot13 Zo heeft het vers zin. Een andere oorzaak van verkeerde lezing is het niet meer kennen van een afkorting. Als het jongetje van David en Bathseba dood is, zeggen Davids knechten tot hem, volgens de Statenvertaling: om der wille van het levende kind hebt gij gevast en geweend, maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten (2 Samuël 12:21). In plaats van: om der wille van het levende kind, moet er staan: toen het kind nog leefde.Ga naar margenoot14 Hier is de afkorting niet begrepen. Nog een paar heel sprekende voorbeelden van schrijffouten. Wanneer er van Absalom staat dat hij 40 jaar de mensen naar de mond heeft gepraat is dit onmogelijk. Er moet staan 4 jaar.Ga naar margenoot15 Volgens 2 Samuël. 8:4 nam David van Hadadezer 700 ruiters gevangen, terwijl 1 Kronieken 18:4 spreekt van 7000.Ga naar margenoot16 Er staat ook in Exodus 13:18 dat de Israëlieten bij vijven uit Egypte trokken. Dat kan niet, dan zouden ze geweldige colonnes hebben gevormd. De goede vertaling luidt: de kinderen Israëls trokken in slagorde uit Egypte.Ga naar margenoot17 Dan is er 1 Johannes 5:7: Want drie zijn er die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. Dit is de tekst van het dogma van de Drieëenheid. In sommige handschriften komt hij niet voor, en nu nog is er strijd over.Ga naar margenoot18 Ook heb ik reeds gezegd toen ik het in deze cursus had over de Antichrist, dat er in plaats van het getal 666 ook wel het getal 616 kan staan. Er moet gevraagd worden wat is in de geest van de Openbaring van Johannes? En zo komt men tot de aanvaarding van het getal 666. Wanneer u dus weet dat het voorkomen van fouten in de bij- | |
[pagina 88]
| |
bel volkomen begrijpelijk is, weet u wel dat het een wonder is dat de bijbel ons in zo goede staat bereikte. De bijbel is ons overgeleverd op een wijze die bewondering afdwingt. Maar vanwege de fouten die ingeslopen zijn, is tekstkritiek een noodzakelijke wetenschap. In de Korte verklaring is er wel gebruik van gemaakt, en vooral prof. J. Ridderbos doet er in sterke mate aan. Ook prof. Noordtzij in zijn vertaling en verklaring van Leviticus en Ezechiël. Dus voor het woord tekstkritiek moeten we niet kopschuw zijn. Wèl voor de bijbelkritiek - daar moeten we niet aan meedoen. Een paar voorbeelden van bijbelkritiek zal ik nog geven. Van moderne zijde is gezegd: Mozes' wet is zo hoogstaand, die kan hij niet gegeven hebben; die man in zijn tijd had geen mogelijkheid om het zo te doen; de wet is niet van Mozes, dat wordt maar zo voorgesteld. Men zegt: koning Josia heeft eens een komedie opgevoerd met zijn priesters, en toen gezegd: de boeken van Mozes waren weg, hier zijn ze terug; bekeert u, houdt die oude wet.Ga naar margenoot19 Dat was eigenlijk priesterbedrog, boerenbedrog. Zo werden de vijf bijbelboeken van Genesis tot Deuteronomium gelezen als niet van Mozes. U voelt: dit is een rechtstreeks ingaan tegen de bijbel. Men heeft ook dikwijls getracht deze theorie aannemelijk te maken door een bronnensplitsing aan te nemen. Soms is er in de Schrift sprake van Elohim (‘God’), dan weer van Jahwe (‘HERE’); dus, zei men, hier is sprake van verschillende bronnen en verschillende schrijvers. Dwaasheid, men kan soms met opzet zeggen Elohim en Jahwe. Elohim is de Here gelijk Hij openbaar wordt in zijn almacht; Jahwe is de naam van de Here als God van het verbond. Denk aan de historie van Bileam. Gezanten van de Moabieten komen tot hem om hem te verzoeken Israël te vloeken. Dan zegt Bileam: ik moet eerst weten wat Jahwe mij zegt: hij doet alsof hij die Jahwe allang kent, Jahwe, de God van Israël. En dan staat er: God komt hem tegemoet, Elohim, en zegt: neen Bileam, je kent Mij helemaal niet. Straks komt hij met al zijn pedanterie op de heuvel te staan en dan dwingt God, Elohim, hem om zijn volk alleen te zegenenGa naar margenoot20. Dus: door één schrijver worden de namen Elohim en Jahwe door elkaar gebruikt, en met opzet. Een bronnensplitsing op grond van het gebruik van deze namen is dus knoeiwerk. Hetzelfde geldt ook van het aannemen van een zogenaamde Deutero-Jesaja, die de schrijver zou zijn van Jesaja 40-66. Men neemt aan dat de schrijver van die hoofdstukken een andere is dan die van de hoofdstukken 1-39, en de grond daarvoor ziet men in het feit dat die hoofdstukken spreken van de ballingschap als reeds geschied. Het zouden hoofdstukken zijn, geschreven na de ballingschap, maar aannemelijk gemaakt door het gebruik van Jesaja's naam. Men ontkent hiermee dat een profeet voorspellingen kan doen, wat een ernstige bijbelkritiek is. | |
[pagina 89]
| |
Daarom: men moet al die dingen goed uit elkaar houden. Wanneer in onze kringen wordt beweerd dat het boek Prediker niet van Salomo is, maar van iemand uit Salomo's school, dan is dat geen bijbelkritiek. Niemand zegt: Salomo was te dom om dat boek te schrijven. Als gronden voor zijn bewering voert men ten eerste aan dat de taal niet die van Salomo is, en in de tweede plaats dat er staat dat de Prediker koning geweest is in Jeruzalem. Bovendien zijn er nog andere gronden. Bezig met bijbelkritiek is hij, die voor zijn stellingen gronden ontleent buiten de bijbel om. Daarom willen wij vanavond hiermee eindigen, dat wij de Schrift hebben te geloven op grond van de Schrift zelf. Het eind blijft de autopistie, de geloofwaardigheid van de Schrift vanwege de Schrift zelf, gelijk God bewezen wordt alleen door God zelf, en het bewijs van Zich heeft in Zichzelf. Het geloof neemt het aan en rust daarin ook volkomen.
aantekening 1 Schilder citeert de Leidse vertaling uit het hoofd en zakelijk (niet letterlijk). In Het Nieuwe Testament opnieuw uit den grondtekst overgezet en van inleidingen en aanteekeningen voorzien door Dr. H. Oort, Zaltbommel 1912, luidt vers 5: ‘tot wie de aartsvaders behooren en van wie zooveel het vleesch betreft de Christus afstamt. - God die boven alles staat is in eeuwigheid te prijzen! Amen.’
aantekening 2 Deze hypothese is door Schilder vaker genoemd. In zijn colleges Christelijke Religie. Nederlandsche Geloofsbelijdenis2 I, Kampen 1950 (verslag en uitgave geheel buiten zijn verantwoordelijkheid), vermeldt hij de ‘hoesthypothese’ bij art. 3, pag. 30: ‘Critici zeggen: Paulus was verkouden bij het dicteren en op dit moment hoestte hij, een geluid dat overeenkwam met ho oon’. Ook hier geeft hij geen vindplaats(en) op. De Leidse hoogleraar dr. H. Oort, wiens vertaling wij zojuist citeerden, voorziet deze van een aantekening die aan de hypothese geen plaats verleent. Hij schrijft: ‘God, die boven alles staat, is in eeuwigheid te prijzen. Daar de oudste Grieksche handschriften geen leesteekens hebben, kan men evengoed vertalen: die boven alles staat, als God in eeuwigheid te prijzen, in welk geval Christus zoo genoemd wordt, in tegenstelling met zijn vleeschelijke afkomst. Ook is het niet onmogelijk dat Paulus, die aan Christus vaak zeer hooge titels geeft, hem hier, al doet hij het elders niet, ‘God’ noemt, evenals dit in het vierde Evangelie gebeurt; zie op Joh. I:1 v. Doch de overweging dat de uitdrukking God, die te prijzen is, met of zonder in eeuwigheid, herhaaldelijk in het N.T. uitsluitend van den Eenige gebezigd wordt, I:25; 2 Kor. I:3; XI:31; Ef. I:3; 1 Petr. I:3; Marc. XIV:61; Luc. I:68, en een gewone Joodsche zegswijze is, maakt het waarschijnlijk dat Hij en niet Christus hier bedoeld wordt.’ | |
[pagina 90]
| |
aantekening 3 S. Greijdanus, Het heilig evangelie naar de beschrijving van Lucas, serie Bottenburg, I, Amsterdam 1940, pag. 114-116: ‘Heerlijkheid in den hooge aan God en op aarde vrede onder de menschen van het welbehagen’ (‘de menschen van Gods verkiezend welbehagen, de menschen, die God in Zijn vrijmachtig welbehagen daartoe heeft willen uitverkiezen’); idem, Het evangelie naar Lucas, I, serie Korte verklaring, Kampen 1941, pag. 56, 65, 66: ‘Heerlijkheid in den hooge aan God, en op aarde vrede onder (of: voor) de menschen des welbehagens’; Vertaling Ned. Bijbelgenootschap: ‘Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens’.
aantekening 4 2 Sam. 8:18. In de Statenvertaling: ‘prinsen’, met in de kanttekening: ‘Hier kan het geen priesters beteekenen, omdat Davids zonen uit den stam van Juda waren, niet uit den stam van Levi’.
aantekening 5 De Vertaling Ned. Bijbelgenootschap heeft in 2 Sam. 8:4: ‘zeventienhonderd ruiters’, en in 1 Kron 18:4: ‘zeven duizend ruiters’. Bij dil voorbeeld van ingeslopen fouten bij het overschrijven blijft er een moeilijkheid.
aantekening 6 De kanttekening in de Statenvertaling merkt bij Ex. 13:18 op, dat in plaats van ‘bij vijven’ ook gelezen kan worden: ‘gewapend’ of ‘geharnast’. De Vertaling Ned. Bijbelgenootschap heeft: ‘ten strijde toegerust’. Ook de vertaling ‘slagvaardig’ komt voor, evenals: ‘in slagorde’, een weergave waarvoor sterke argumenten gelden (die ook uit te beelden valt met een figuur: tros, voor- en achterhoede plus de zijvleugels). aantekening 7 Zie: J.A. Meijer, ‘Goede strijd vraagt scherpe wapens. De heilige Drieëenheid en het “Comma Johanneum”’, De Reformatie, 56e jrg., 1 en 15 aug. 1981, pag. 657-666; 673-677. |
|