Cursus bij kaarslicht. Lezingen van K. Schilder in de laatste oorlogswinter. Deel 1
(1997)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
7 Het wonderWie over wonderen spreekt kan rekenen op de aandacht van de mensen. Het wonder trekt de aandacht - wat ook de bedoeling ervan is. Over de vraag wat wonderen zijn, wat hun betekenis en werking is, kunnen we slechts spreken wanneer we geleid worden door het geloof. Daarom hebben we nu elk woord opzettelijk te vermijden, dat niet door Gods openbaring geleid is. Want om het wonder in zijn betekenis goed te definiëren hebben we het licht van het Woord nodig. Uit onszelf kunnen we het niet. De wereld is te vergelijken met een trein, die zich over de rails voortbeweegt. Wij mensen zien de trein zich voortbewegen, maar hem op gang komen zien we niet. Wij stakkers, wij kunnen de trein niet op gang zien komen, wij kunnen ons het ook niet voorstellen, hoe het gegaan is en wij zien de trein ook niet stoppen. Wij zijn in de trein geboren en kennen alleen de beweging. Dat is voor ons het gewone. Maar het is een doorwerking van het wonder van het op gang komen en dat wonder is nog steeds aanwezig. Nu is de beweging van de trein het gevolg van een heel wonderlijke combinatie van krachten: het stoken van de kolen, het aanblazen van de locomotief, enz. Dat mirakel is er elk ogenblik en je bent dwaas als je zegt: ik heb het een uur gezien en vind het nu gewoon. Elk moment is er het wonder. Het gewone wordt gedragen door het wonder en draagt zelf het wonder. De schepping is een wonder. God is niet oorzaak van Zichzelf en ook geen oorzaak van de wereld, maar sterker: de wereld ontstond uit Gods wil alleen. Hoe de overgang was van Gods bestaan zonder wereld tot zijn bestaan met wereld, weet ik niet, maar het moment ‘in den beginne’ was een groot wonder. Nu heeft de bijbel ons de schepping doen zien op twee manieren: als ontstaan der dingen en als ordening der dingen (in zes dagen). Na de schepping van heme1 en aarde uit niets, schiep God in zes dagen lang uit de bestaande stof iets nieuws. Elke dag was er dus sprake van een wonder in het wonder, een schepping vanuit het geschapene. Twee verschillende soorten wonderen zijn er: ten eerste de werkingen van God, die alleen ons kennen transcenderen; ten tweede die werkingen van God welke ook transcenderen de gewone wijze van Gods handelen. Wat het eerste soort wonder betreft: ieder mens heeft een ze- | |
[pagina 64]
| |
kere kennis van, een zekere kijk op de stof en de verhoudingen, die echter veelszins onjuist is. Daarom komen dingen hem na enige tijd vaak gewoon voor. Een paar eeuwen geleden zou voor de mensen een lamp zoals die hier brandt een wonder geweest zijn. Het tweede soort wonderen zijn handelingen van God, waardoor Hij zijn gewone wijze van handelen transcendeert. Dat Hij dat doet is voor de bijbellezer buiten kijf. De bijbel laat ons verschillende wonderen zien maar geeft er geen catalogus van. Iemand die er van de buitenkant tegenaan keek, heeft eens gezegd dat er drie wonderdieren in de bijbel voorkomen: de sprekende slang in het paradijs, de vis die Jona uitspuwde en de sprekende ezelin van Bileam. Maar we moeten er niet een loopje mee nemen - wat de bijbel aan wonderen geeft is talloos. God verbreekt zijn gewone orde niet, maar transcendeert die. Wij mogen niet zeggen: Hij sublimeert zijn orde. Het verschikken van de dingen is geen indragen van een hogere orde. Het wonder is dus geen openbaring van een hogere macht; God wil slechts de aandacht trekken van de gelovigen. Wij weten dat wij allen bestaan door de machten van Hunger und Liebe, de twee componenten. We leven vegetatief en sexueel. Maar we zullen straks als de engelen Gods zijn en toch mens. Een ongelovig bioloog zegt: mens, zonder meer, kan alleen hij zijn, die bepaald is door vegetatie en sexualiteit. Wij zeggen daarentegen: de bijbel kent ook mensen zonder vegetatie en sexualiteit. Ook de mensen van straks, die niet meer eten en huwen zijn geordende mensen. Het vis eten van Christus na zijn opstanding was een wonder, want toen Hij at was Hij zonder vegetatie en sexualiteit. Hij at vissen om getuigenis te geven van zijn bestaan.
Het wonder valt onder Gods voorzienigheid. Door dit te zeggen, snijden we direct af het pantheïstish en het deïstisch wonderbegrip. Volgens het pantheïsme zijn God en natuur één; God en natuur worden vereenzelvigd. Dan is het wonder normaal, het kan geen aparte daad van God zijn, op een doel gericht. Wie het als pantheïst anders zegt, is eigenlijk niet consequent. De deïst zegt: wat God doet is altijd een wonder, want slechts af en toe gijpt God eens in. Dat af en toe ingrijpen van God is voor de deïst een mirakel. Wij zijn theïsten en zeggen: God grijpt bij wijze van spreken altijd in; ook het wonder vindt zijn oorsprong in Gods wil, die steeds maar verder doorgaat en door geen enkele macht der natuur is in te houden. Het wonder is dus niet een apart ingrijpen van God. Nu is het de vraag of ik mag zeggen: als God een wonder doet, wijkt Hij af van zijn gewoonte. Is het wonder afwijkend, brengt het iets volkomen nieuws? Neen. Niet iets volkomen nieuws, want alles bestaat reeds in potentie. Wat vandaag gebeurt was reeds in potentie aanwezig in wat God schiep. De zondvloed | |
[pagina 65]
| |
was mogelijk door het water dat reeds bestond en de ondergang van de wereld is mogelijk door het vuur, dat reeds in het paradijs was. Het wonder valt ons op als nieuw, maar is handhaving van het oude. Dat is het makkelijkste in te denken bij de val. Wij geloven, dat de natuur daarbij waarschijnlijk geen enkele verandering heeft ondergaan: de lucht bleef zoals ze was, de bloemen bleven bloeien, schijnbaar was niets veranderd. Toch is alles veranderd. God verschikt de dingen. God had de ordeningen klaar. Er is een wet voor de ziekte: de ziekte heeft haar regelmaat en ordening. Ook de vloek is een wonder door de verschrikking van de aanwezige natuurwetten. Het wonder is dus niet een opheffen van de natuurwetten. De natuur heeft ordeningen en krachten, die niet te overzien zijn. De natuurwetten zijn alleen de ordeningen, die God instelde en die wij op het spoor gekomen zijn. Het wonder is altijd doelmatig, want het is het stellen van een ordening, die God reeds in zijn geest had. God voert het uit door zijn wil, langs de geordende weg, niet chaotisch. Het is niet juist te zeggen dat God in het gewone gebeuren middellijk werkt en bij het wonder onmiddellijk. God heeft de materialen geordend na de schepping en Hij schikt die naar een vast plan. Voor ons als bijbellezers heeft het wonder een interessante betekenis. Waarom treedt het wonder af en toe in? God trekt aan de bel. Hij weet dat wij in slaap kunnen vallen, wanneer de zon twaalf uur of langer schijnt. Hij wil ons opschrikken door een bliksemflits. God heeft als pedagoog het wonder gegeven om de aandacht te trekken. Zo is het doe1 van het wonder mee te werken aan de toekomst van Christus. Maar ook dient het wonder om de ogen van ongelovigen te verblinden. God weet dat de menselijke natuur de neiging vertoont God uit de wereld weg te redeneren. De ongelovigen willen de wereld verklaren uit zichzelf. Wanneer er een wonder geschiedt zullen ze zeggen: hij die het wonder doet is de machthebber. Straks gaat de antichrist wonderen doen. Alle wonderen, hetzij van Christus, hetzij van de antichrist zijn alleen te danken aan God zelf. De wonderen die Christus deed, zijn door Hem gedaan naar zijn beide naturen, maar achter Hem werkt God zelf, die Hem ertoe in staat stelde. Zo kan Christus tot Petrus zeggen: Ga naar het meer toe en ge zult een vis vangen, die in zijn bek een stater heeft, ga ermee naar het belastingkantoor.Ga naar margenoot1 Christus vraagt de Vader op tijd die vis te sturen en weet dat de Vader het doen zal. Als gelovend mens treedt Christus op en beschikt Hij over de wereld van zijn Vader. Hij werkt samen met de Vader; God werkt met Hem en door Hem. De Satan kan nooit ‘origineel’ zijn, hij kan niet spontaan wonderen produceren, hij blijft knecht. Ook de antichrist is actief, maar in het raam van Gods activiteit: God laat zijn wonder actief toe. Als God dit toelaat, is Hij bezig het in te schakelen bij de verblinding van men- | |
[pagina 66]
| |
sen die verloren gaan. Voor de uitverkorenen staat het wonder in dienst van het evangelie. Maar de verworpenen zendt God een energie van dwailing,Ga naar margenoot2 waarbij ze niet meer de wereld toeschijven aan God, maar aan de antichrist, Gods karikatuur. Dus: elk wonder heeft zijn dubbele uitwerking. Het dient ter bekering, maar ook ter verharding. God werkt erin als pedagoog van de uitverkorenen en als rechter van de verworpenen. Tegelijk wil God met deze woorden zeggen dat Hij niet maar bezig is de oude orde van voor de zonde te herstellen, die door de zonde verbroken was. In elk moment van de tijd is er de oude orde, die is blijven bestaan. Maar in de ordeningen in petto, die Hij nodig heeft voor het wel van eschatologische betekinis. God werkt erdoor naar de teleiosis, de volle vervulling. Daarom is het wonder alleen te verstaan door het geloof. Elk wonder dient ertoe ons te brengen over onszelf heen, over het wonder zelf heen, naar het Woord. Straks zal de kerk van het wonder verstroken zijn, maar de antichrist heeft het nodig om klanten te winnen en zal het gebruiken om de scharen te verblinden, een instigatie voor ons om naar het Woord te luisteren. Het wonder is middel om de aandacht voor het Woord te trekken. Denk aan jona. Hij staat officieel in het scheepsjournaal genoteerd als overleded. Toen de vis hem uitspuwde was er geen mens bij en toen hij predikte in Ninevé wist niemand iets van het wonder af. Zo is het ook bij Christus. Wanneer Hij als levende Paaskoning opstaat, is er geen mens die het ziet. Bij voorbaat heeft God het spoor als het ware uitgewist door drie dagen tevore de doden te laten opstaan.Ga naar margenoot3 Wanneer iemand zou zeggen: Hij is de Christus, Hij is opgestaan uit de doden, zou hij als reactie krijgen: er zijn meer mensen opgestaan. Het wonder mag niet de grond van het geloof zijn, maar het Woord is de grond. Met het wonder kan men het geloof niet rechtvaardigen. Wij moeten geen wonderdienst hebben, maar Woorddienst. Als ik zo het wonder zie, weet ik dat ik zelf het wonder nooit hanteren mag; ik mag geen Möttlingen aangrijpen.Ga naar margenoot4 Denk aan de verzoeking in de woestijn: ‘werp Uzelf nederwaarts van de tempel’.Ga naar margenoot5 Christus is niet van de tempel gesprongen, maar is op twec benen blijven staan. In Luc. 10 wordt beschreven hoe de zeventig worden uitgestuurd, twee aan twee. Ze komen dan rapport uitbrengen en zeggen: Meester, ook de duivelen zijn ons onderworpen! Wanneer zeventig mensen op reis gaan dan is hun verhaal later verschillend, maar wanneer de zeventig in een rapport zeggen: dat en dat, dan zeggen ze het voornaamste. En dat is volgens hen: de duivelen zijn ons onderworpen. Het wonder is gelukt, het is dus in orde! Christus zegt: nee, want je moet dít alleen rapporteren dat je namen in het hemelboek zijn geschreven.Ga naar margenoot6 Dat is het grote won- | |
[pagina 67]
| |
der. Het wonder vraagt niet naar buitengewone dingen. Het grootste wonder is niet dat de jongeling te Naïn leeft,Ga naar margenoot7 maar dat ik ben wedergeboren, levend gemaakt uit niets, niet door restauratie of reparatie. Elke wedergeboorte is een groter raadsel dan dat van Lazarus, die riekt en in zijn graf ligt, maar die desondanks opstaat.Ga naar margenoot8 Voor wie het zo ziet is de herschepping niet bepaald door het wonder. Voor hem is de herschepping de opening van een reeks wonderen, van een nieuw en eeuwig leven. Die wonderen zijn in de kerk reeds aanwezig, daarom is de kerk her voorportaal van het nieuwe paradijs. Straks is het wonder overbodig. Onze aandacht zal dan zo gespannen zijn op God, dat Hij zelf zijn het alfapunt en het omegapunt van al ons zien en denken. |
|