dan verdwijnt ook hier het geheele fantoom der communicatio idiomtum, d.i. hat gemeenschappelijk deelhebben aan eigenschappen. De Lutherschen poneerden, dat bij de hemelvaart Christus' menschelijke natuur deel kreeg aan de goddelijke. In de Formule Concordiae wordt reeds gewezen op Christus' pesoonlijke tegenwoordigheid bij het avondmaal, naar Luthersche opvatting. Intusschen is de geachte der communicatio idiomatum reeds aanwezig bij Orgines, Cyrillus, en ook de mystici der lle eeuw (voor wie deze versmelting der goddellijke en menschelijke eigenschappen natuurlijk een prachtig motief was! Zie vorige cursus). De Formula verklaart voorts, dat deze communicatio geschiedt ‘sine ulla cónfusione...’ van de essentiae, terwijl de naturen dan vereenigd zijn. De gereformeerden maaktan hiertegen bezwaar (zie b.v. Zondag 18) De Lutherschen beweren, dat Christus slechts met ons kan zijn tot het einde der wereld, en in het avondmaal aanwezig zijn, indien Hij ook lichamelijk in, met en onder het sacrament aanwezig is. De gereformeerden stelden hiertegenover, dat men God niet iets mag toekennen wat van den mensch is, of omgekeerd (dit in navolging van Calvijns waarschuwing tegen verflauwing der grenzen).
3. Nu doet ook Barth een beroep op deze laatste stelling. Maar omdat hij de verbondsgedachte niet greep en Christus niet zag als tweed Adam, blijft bij hangen in zijn stelling van het principiëel oneindig kwalitatief verschil tusschen God en mensch, en verklaart de heele scala van vernedering en verhooging slechts als Off enbarungs vorgang. De sessio ad dextram Dei ziet hij als teeken van de almacht der Off enbarung, als ‘stijlfiguur‘ als functie der zich zeer onthullende openbaring, die later door den H. Geest zich een plaats zal bereiden. Christus wordt louter gezien als openbaringsgetuige.
Natuurlijk is Barth hierom nog geen Lutheraan. Maur de Lutheranen zagen in Barth' leer de orthodoxe voorstelling van Luther aangaande de communicatio charismatum. Barth neemt intusschen slechts de klanken over van Luther's orthodoxie: hij moet de communicatio ook reeds erkennen vóór de verhooging, in de incarnatie; de verhooging is slechts openbaring van dit laatste feit. Toen Christus op aarde vernederd werd, zat Hij toch feitelijk reeds aan 's-Vaders rechterhand en diende de vernedering slechts als verhulling daarvan. Het blijft bij Barth een licht-en schaduwspel.
4. Dit alles is vierkant in strijd met de Schrift, en sluit het oog voor Christus, machtige beteekenis als mensch. Dat Gods zoon van eeuwigheid hoog is (niet: verhoogd), hoeft niemand ons te vertellen Maar wanneer Barth dit identificeert met de hemelvaartgebeurtenis, werkt hij feitelijk het verhóogings-feit weg. We erkennen wel een opklimming in de openbaring (historia revelationis;) maar geen verhooging in God. Barth kan de figuur der oude dogmatiek gebruiken, maar hij verloochent die r dicaal.
5. We ontkennen hiermee ook, dat Christus als mensch almachtig is dit strijdt met de verbondgedachte, want een mensch wordt niet almachtig. Wanneer hem de exousia gegeven is, beteekent dit nog niet: almacht. Een burgemeester is bevoegd namens de Koningin op te treden, maar daarom heeft hij nog geen koninklijke macht. Christus zal de heerschappij aan den Vader overgeven, en Hem onderworpen zijn. Zijn macht blijft schepselmacht.
6. Hier raakt Barth ook de kerk ann met zijn probleem. Bij zegt, dat het feit van Christus' almachtsopenbaring de oorsprong der kerk betekent. Dit is inderdaad waar; Christus' triumf deed de kerk ontstaan. Maar Christus als tweede Adam is niet aan kerk ‘opgelegd’, maar staat in hetzelfde vlak. Hij is de eerste, maar onder vele broederen. Die kerk ontstond niet eerst toen Hij geloofd en getast werd in de wereld. Maar vlak na den zondeval, toen Adam en de mamninne het prootevangelie geloofden. Voor den val was er slechts de menschheid, in verbondsrelatie staande; toen gaf God, door zjjn verbondsrelatie te handhaven, de gevallen menschheid dēn naam kerk, als nieuwe phase