daarmee is het begrip apodosis bij Barth zoek.
Didomi is geven, cadeau-doen; apodidomi brengt ons echter op het plan van Gods gerachtigheid. Onze theologen zien dit apodidomi dan ook als een zaak van ‘ieder het zijne geven’. Gerechtigheid is echter verbondszaak. Door Gods monopleurisch-gegeven beschikking is de eerste Adam in een verbondsverhouding tot God gezet-en pas daarom de tweede Adam. Bij Barth echter wordt Gods souvereiniteit over het (‘verbonds’-) paard getiteld. Hij maakt het los van de verbondsgedachte, en kan niet inzien, dat God door zijn souverein-gegeven verbondsbelofte verplicht is te geven. Voor iemand die 't verbond miskent, is dit woord apodosis, op God toegepast, raaskallende onzin. Maar God verplich zich tot apodosis, en alle Adam is daarna óók verplicht tot apodosis. Daarom kan het spreken over het dipleurisch verbond nooit verkeerd zijn, wanneer het monopleurisch verbond vooropgesteld is! Het spreken over 't verbond is dan de eenig-mogelijke prediking.
In het werkverbond nu, was Adam bestemd tot een steeds groeien en opwassen i den weg van (niet : door!) gehoorzaamheid. God belooft vrijwillig hem geschenken van zaligheid uit te keeren; deed Hij dit niet, dan zou Hij volgens het verbondsstatuut onrechtvaardig zijn. (Hierop ziet het mooie catechismuswoord: betaling). Daarom is nu ook, krachtens het verbond, Adams gehoorzaamheid een apodosis ann God.
Na den val moet nu Christus' werk niet slechts als van historische beteekenis gezien worden, maar ook als ambtsdienst. apodosis, ook in zijn wonderen-doen (en niet, zooals Barth zegt, als het opvoeren daarin van een spel Zijner toekomstige heerlijkheid!) als dienst van den knecht des Heeren. En ook in zijn schulddragen is die apodosis. Dat God nu dien Zoon opwekt en in den hemel opneemt, is alles loonuitkeering, apodosis van God. Het zou onrechtvaardig zijn geweest, wanneer God niet reeds op Goede Vrijdag Hem in het paradijs had opgenomen. Zie commentaar van Greijdanus op Op. 12:5.
Nu ligt het heele veld weer vlak, en berijpen we Paulus' woord in Fil. 2: omdat Christus vernederd is, daarom (dio) heeft God Hem uitermate verhoogd! (dit is een locus classicus).
3. Vandaar is nu te begrijpen, wat Barth zegt in zijn spreken over een verberging der openbaringsglorie en een uiteindelijke Gods-overwinning daarna, in de opstanding.