Dictaat 'Credo'
(1946)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendBehandeling der 12 artikelen in verband met ‘Credo’ van Karl Barth
‘Onzen Heer’In onze geref. kringen is daarover nog een kwestie. We mogen gorust het woord ‘Heer’ gebruiken, als vertaling van Kurios, Heer der kerk. Zoo kan verschil gemaakt worden tusschen God als Heere en Christus als Heer. a) in den laatsten tijd is veel over dezen naam geschreven (Helm Bousset e.a.). We bespreken niet de kwestie van het Arameesche woord ‘maran’ en andere problemen, maar vragen hier naar den grond voor de benaming ‘Heer’ en den inhoud er van. Nu wordt het woord kurios ook gebruikt voor doodgewone menschen, Simon de tooveranaar van den zooveelsten rang tusschen God en mensch. Simon de toovenaar werd door de Gnostiek ook kurios genoemd (evenals Helena, door hem gepresenteerd als incarnatie van den H. Geest). God heeft niet slechts toegelaten maar ook goedgevonden, dat zijn Zoon den naam Kurios, zou krijgen in een tijd, die met dozen titel speelde. Zooals Jezus ook een populaire naam is, dien vele Joden droegen, en Hij daarin vernederd werd (omdat hij een naam boven alle namen heeft!) | |
[pagina 11]
| |
zoo is de benaming ‘kurios’ ook niet los te maken van de vernedering. Zooals echter de naam Jezus door het geloof trasparant wordt als Jehosjua, zoo past alleen voor den Messias den naam Kurios. b. Licht deze naam den Heiland dan dat niet uit boven het gewone naamgeven der menschen. Het is waar, dat deze naam niet los te maken is van de opstanding. Maar Christus is ook ‘slechts’ de eersteling uit de dooden, terwijl ook anderen zijn opgestaan bij zijn dood! Aan den tekst, dien we hier bedoelen is een tekstcritische kwestie verbonden; maar vast staat, dat God om en bij Paschen een massaopstanding heeft dien gebeuren en die opgestane dooden ook naar de stad heeft geleid (waar Christus niet meer kwam, openlijkGa naar voetnoot1)). Hieruit valt af te leiden, dat de naam kurios ook aanduidt een in alles ons gelijk-worden van Christus; ook die naam is ergernis en dwaasheid. c) Barth beweert nu, dat deze naam bij Christus beteekent: God-zijn (anders werd het z.i. polytheisme). Hiermee wordt de vernedering en verhooging uit het historische verband gelicht; maar ook kan die naam nooit in verband gezet worden met het Middelaarschap, op die wijze. Wel is het waar, dat voor mij, den geloovige, die naam eerst duidelijk wordt door het feit van het Zoon-zijn; maar indien God dat zelf gewild heeft, kunnen wij God slechts eeren door de erkenning van een gewoonmenschelijke opdracht in dat woord kurios. Het identificeeren van theos met kurios is een metabasis eis allo genos. In werkelijkheid zal het op één lijn staan met de Engelsche term ‘our Lord’ en onze woorden: Onze Heer. Wanneer Jezus zijn typen heeft genomen uit de Jozua's van het O.T. heeft ook de kurios zijn typen op aarde. Christus mag geen idool worden; Hij heeft juist menschelijke heerschappij, en staat geneed, de heerschappij aan den Vader uit te leveren (1Kor.15!) Wel zal, evenals in de gelijkenis, de koning zijn getrouwe dienstknechten stellen tot stadhouders, maar geen mensch mag zijn kuriotès vereenzelvigen met theotès en theiothès. d) Barth beroept zich nu op 1 Kor. 8:6. Juist deze tekst bewijst echter, dat er verschil blijft tusschen theotès en kuriotès, Barth heeft gezegd, dat de eenige tekst voor het ‘aanknopingspunt’ te vinden is in Paulus Areopagusrede, waar het gaat over den onbekenden God. Intusschen gaat Paulus er in 1 Kor. 8:6 óok van uit. Hij begint n.l. op te merken, dat de Korinthiërs, reeds toen ze nog heidenen waren, leerden het onderscheid tusschen theoi en kurioi in de Grieksche ‘theologie’.Paulus herleidt wel de pluraliteit van theoi en kurioi tot één God en één Heer, maar houdt het onderscheid vast. Jezus blijft onze archègos-kurios. e) Volgens Barth stelt Paulus hier Christus niet aan den top van een pyramide, maar naast den Vader. Deze ‘zijde-theorie’ kunnen we niet aanvaarden. Christus staat èn naast den Vader èn naast de ‘heeren, vrouwen en knechten’ van zijn kerk, op deze aarde. De Zoon kan ook ‘Vader’ heeten, daar God soms als Wezen dezen naam ontvangt. God laat echter zichzelf (den Zoon) nu menschworden, en draagt zichzelf dus in het schepselleven. Deze Zoon doorloopt in de continuiteit der historie de loopbaan van doulos, en ontvangt later op grond van de daarin betoonde gehoorzaamheid den menschelijken naam van kurios, als tweede Adam. Dit voorbij te zien beteekent een negatie van het Middelaarschap en van Christus' voorbede als Kurios. f) Barth zegt, dat Christus ons heeft losgekocht uit vreemde heerschappij. Dit is onjuist: Christus heeft ons losgekocht uit de straffende Rechtershand van God: we zijn overgegaan van den in toorn ontbranden God in het bezit van een verzoend Vader. Zelfs de duivel is in de hel niet de kurios, maar gestrafte doulos met de douloi. Wel zijn we nu Christus' bezit, maar dat geldt indenzelfden zin als waarin dit horloge van mij is: het is van mij, maar ook van God. De historie is voor Barth het grootste crux. Christus' historische op- | |
[pagina 12]
| |
gang van douleia tot kuriotès komt in gedrang evenals de betaling. Barth zegt, dat Christus kuriotès is de basileia thou theou. Maar Christus is ook in dat koninkrijk slechts doulos apostolos, onderkoning. ‘Kurios’-zeggen beteekent volgens Barth; Uw rijk kome. Maar het beteeken meer; het is ook de bede om het overgeven van de macht aan den Vader. Barth beweert, dat wij met het uitspreken van den naam kurios gaan staan naast den naaste. Maar wij mogen Christus zien als kurios aan onze zijde, als tweeden Adam, en Hij is daarom ook onze naaatis. Daarom is de kwestie van eerste en tweede wetstafel niet meer onoplosbaar, want Christus is God èn enze naaste. |
|