der Openbaring aanvaardt. Wij hebben dus geen recht, te zeggen dat uit ‘Gott ist da’ ook volgt; Hij is met ons in Christus Jezus. We mogen niet het pempein identificeeren mot het genereeren. Vandaag kan men ons verwijten, dat wij wel het apostellein en pempein als historisch aanvaarden, maar niet het genereeren Gods. Doch op dit verwijt antwoorden wij dat God zelf ons daarin voorgaat, en dat Hij ons, naast de zending van dan Zoon, ook iets mededeelt over den eeuwigen omgang van den Vader met zichzelf in het goddelijk wezen. Voorts zegt Christus wel: ‘Eer Abraham was, ben ik’, grenst Hij zich daarmee af van die zichnaast Hem stellen, maar op andere plaatsen zet Hij zich naast de profeten, de Gods gezondenen (o.a. in de gelijkenis der booze wijngaardeniers), en is zoo waarlijk de archègos uit Hebreeën. Wij wijzen daarmee af, dat wij alogisch zijn in de vervoeging van pempein en vangenerare want wij willen ons in het gebruik van het laatste niet verheffen boven het ons geopenbaarde quantum der openbaring (generatio!) maar weigeren, als Gods recruten en aankomende leerlingen, te gelooven, dat Hij ons in het geven van dit woord generare bedriegt! Gelukkig heeft God ons niet alleen een verbum geopenbaard, maar ook volzinnen, oordeelen: ik genereer, Hij wordt genenereerd: Ik pempo, Hij is gezonden, enz. Daarom zijn de artikelen over Christus Jezus niet het middelveld, waarvan de draden uitgaan over heel de openbaring. Wel sprak God altijd uit en in de werkelijkheid van zijn omgang en con-verseeren met den mensch, en dat deed Hij na den val ook als steeds op het punt staande.
Christus te zenden (de moederbelofte!), maar het enkele feit, dat God ook vóór den zondeval verbiedt ons, uit te gaan van dat enkele ‘oogenblik’ van sprak Christus' herscheppingwerkzaamheid.
Wanneer dan ook Miskotte zegt, dat Barth zoo juist is, omdat hij het forensische van het reformatorische rechtvaardigingsbegrip op de spits drijft, ontkennen wij dit. Alles is forensisch, omdat God er is, en Hij alle schepsel in forensiche relatie tot zichzelf zet, vóór de zondeval reeds! Ook Adam stond als ambtsdrager in die relatie. De openbaring is dus als zoodanig niet alléen rechtvaardigend maar God rechtvaardigt Adam door alles, waardoor Hij hem in stand houdt, De openbaring rechtvaardigt niet slechts, maar beneemt den mensch ook àlle onschuld. Deverzoening is niet ident met de openbaring (nog omgekeerd): ze is zelf geopenbaard.
God laat ons in ‘het factum’ (! oneerbiedig) Christus de verzoening zien, zegt Barth. Dit klinkt heel mooi. Maar de verzoening is bij Barth nooit los van de openbaring. Het is bij hem verzoening, geheel afgedacht van de vraag of ergens (geografisch) bloed vloeit en of ergens (geografisch en kalenderisch!) een leeg graf is. De gereformeerde rechtvaardigheidsleer wordt forensisch genoemd, omdat zij daarvan een rechtskwestie maakt (zie boven). Hierom moeten we de vraag stellen, wat Barth met die verzoeningsopenbaring bedoelt. Gebeurt die verzoening soms ook in het praesens, onvoltooid? Staat het ook zoo met ‘het factum’ Jezus Christus, en met het forum Gods? Wanneer het historische karakter daaraan ontnomen wordt, krijgen we weer do mythe van het forensische'.
Wanneer nu Barth spreekt over Christus Jezus, beeft hij neiging om alles wat het subject Jezus Christus doet, ident te verklaren met wat God doet. Hij komt op voor het eeren van Christus als Gods eeniggeboren Zoon; en hierbij zouden we willen zeggen: Heerlijk! het volk dat in duisternis wandelt, heeft een groot licht gezien!
Toch kunnen we niet-applaudisseeren. We zijn er nog niet, wanneer iemand zegt; Christus is Gods zonn. Christus bezweert ons, ook vast to houden aan zijn mensch-zijn, dus aan een treden van Hem in de historie, aan een ante en post en dáardoor eerst aan een nunc.
Niemand loochent intusschen het sterven van Christus op een bepaalden datum; maar het gaat hier om de daarin optredende openbaring. God betoont zijn heerlijkheid door het zenden van zijn Zoon, en daarná door het Hem doen wegzinken in de ellende en het Hem ophalen daaruit tot de heerlijkheid. We mogen niet verwarren het subject van de open