| |
| |
| |
A
Aalders, Dr G.Ch., 140, 507. |
aarde, - middelpunt v.h. heelal? 519, 520. |
Aäron, 42, 59, 298, 338, 480, 484.
Christus meer dan -, 484. |
Abel, 81, 251, 252, 412.
Christus meer dan -, 498-500, 538-540. |
Abisai, 16. |
Abraham, 44, 57, 60, 64, 107, 150, 175, 183, 251, 252, 253, 280, 371, 384, 440, 476, 477, 479, 482, 490, 509. |
Achab, 72, 73. |
Achitofel, 467. |
Adam, 89, 97, 251, 252, 352, 354, 358-360, 461.
Christus als tweede -, 112, 135, 168, 198.
id. in Gethsemané, 358, 359, 378, 392, 455, 461, 523.
Christus als tweede - t.o. eersten -, 89, 90. |
aflaat(-systeem) v. Rome, 81. |
Agag, 134. |
agape, 95, 196-199. |
Allioli, 36. |
almacht, - v. God één met andere deugden, 523, 524, 526, 528. |
Amasa, 466, 467. |
ambt, - v. Christus drievoudig (profeet, priester, koning), 7, passim. beteekenis v. -, 190, 191. |
ambtsdienst, - v. Christus bij de voetwassching, 191-196, 198 v.
- v. Christus bij de instelling v.h. avondmaal, 269.
Christus in zijn - door Judas verraden, 465-468, 480. |
Amesius, Guil., 212. |
Ananias (en Saffira), 217, 227. |
angsten, - v. Christus in Gethsemané, 345-353, 359, 360, 369-382, 385-387, 393, 408, zie ook: lijden. plotselinge aanvang v.d. - v. Christus, 361-368. |
Annas, 511. |
Antichrist, 54-56, 81, 167, 227, 285, 296, 501, 509, 529.
wonderen v.d. -, 503, 504. |
antiquatie, - is geen abrogatie, 182. |
apostelen, 194, 304, 307.
- getuigen, 21, 131, 208, 392, passim.
- in het ambt gesteld, 8, 9.
- door Christus onderwezen, 9, vgl. - getuigen.
- door Christus' wonderen opgeleid, 125.
Christus kiest twáálf -, 471-475, 478, 483.
de twaalf - t.o. de twaalf patriarchen, 471-475, 478, 483.
de twaalf - Christus' legitimatiebewijs, 473-475, 478.
het twaalftal der - door Judas gebroken, 478-482, zie ook: getallensymboliek.
het twaalftal der - na Christus' sterven hersteld, 483, 484.
id. uiteindelijk i.h. nieuwe Jeruzalem, 486-488. |
Arianen, 410. |
ark, Christus vervulling v.h. teeken v.d. -, 158. |
arniologisch, 275. |
| |
| |
Assur, 430, 446. |
ataraxie, 429. |
autopistie, 347. |
avondmaal, - en pascha, 181, 182, 185, 236, 275, 277, 278, 281-286, 292.
tweeërlei verhouding v. Christus i.h. -, 210, 211.
werking v.h. -, 236.
instelling v.h. -, 268, 269, 273, 275, 281.
- slechts herinneringsmaaltijd?, 270, 271, 274.
- in huidigen vorm zal verdwijnen, 273, 297.
Heilige Geest werkzaam met -, 278, 279.
ingrediënten v.h. -, 282-286, 293, 294.
- is publiek, 287, 288.
doel v.h. - 294, 296. |
avondmaalsformulier, 547. |
axiologie, 84. |
| |
B
Babel, 506, 508. |
Bach, Joh. Seb., 340, 523, 524. |
Bar Kochba, 63. |
Barnabas, 178-180, 332. |
Beda, 432. |
bedelaars, - in Israël verboden, 156. |
Beelen, J.Th., 390. |
Beelen - v.d. Heeren, 36. |
Beëlzebul, 55, 57, 160. |
Beethoven, 340. |
bekeering, dagelijksche -, 201, 210, 239.
belijdenis, Kerk gebouwd o.d. -, niét op de belijders, 15, 19. |
beproeving, - door God en verzoeking door Satan, 89-92, 107, 308, 313, 314.
wezen v.d. -, 92, 93, 107.
doel v.d. -, 317. |
berg der verheerlijking, Christus op den -, zie: Christus; Petrus. Mozes en Elia op den - met Christus sprekend, zie: Mozes; Elia.
nacht op den - t.o. Kerstnacht, 22, 28.
Kerk beneden t.o. Kerk boven op den -, 27-29, 85, 86.
niet glans op den -, maar gespróken woord hoofdzaak, 101, 102.
- is eigenlijk annuntiatie-berg, 102. |
bergrede, - over den kaakslag, 521, 522. |
besluit(en) Gods, 88, 386, 526, zie ook: Raad Gods. |
Bethanië, 34-36, 38, 46, 48, 52, 53, 55, 56, 116, 117, 121 136. |
Bethel 72.
- en Gethsemané, 399, 425. |
Bethfagé, 117. |
Bethlehem, 80. |
Beyer, 417. |
Bileam, profetie v. - over Christus, 51, 52, 62, 63. |
Binet - Sanglé, 345, 388. |
bloed, - als zoenmiddel, 183, 293.
- v. Christus in Gethsemané èn op Golgotha, 433, 434.
de ‘stem’ v. Abels -, 498, 499, 540.
de ziel is in het -, 428, 436. |
Boeddha, 190. |
Boëthius, 88, 303. |
Bonsirven, Jos., 128. |
Booth, E.P., 467, 490, 542. |
Bornkamm, 397. |
Bouma, Dr C., 187, 193, 217, 224. |
Bousset, 400. |
Brutus, 215. |
Buber, Martin, 462. |
Bundy, W.E., 542. |
Bijbel, zie: Woord Gods. |
Bynaeus, 446. |
| |
C
Caesar, Julius, 215. |
Calvijn, Joh., 18, 81, 274. |
Carlyle, 514. |
Cassius, 215. |
Celsus, 346. |
Chaine, J., 113. |
Christus (in zijn drie ambten),
- op den lijdenskatheder, 7, 8.
- bij de zalving te Bethanië, 39.
- wonderen verrichtend, 158, 159.
- bij de voetwassching, 211. |
| |
| |
Christus (in zijn profetisch ambt),
- bij de zalving te Bethanië receptief en productief, 39-42.
- een volkstoeloop in Nazareth uitlokkend, 120-122.
- de eenige uitlegger der profetie, 138, 139, 152.
- bij de voetwassching, 198-202. |
Christus (in zijn priesterlijk ambt),
- in zijn lijden, zie: Christus, (lijden v. -).
- offer èn priester in Gethsemané, 152, 435-438.
- bij de zalving te Bethanië receptief en productief, 42-44.
- als Hoogepriester, 173-175.
- bij de voetwassching, 208-212. |
Christus (in zijn koninklijk ambt),
- bij de zalving receptief en productief, 44-46.
- bij den intocht in Jeruzalem, 114-135.
- in Jeruzalem genezingen verrichtend, 158-160.
- bij de voetwassching, 186-190, 202-208.
- als Koning 153-160, 170, 174, 175, 186. Zie ook: koningschap.
- bij het laatste pascha, 233, 236. |
Christus (op den lijdenskatheder),
- Petrus als satan bestraffend, 11-14, 16-18.
Petrus' verzoeking v. - erger dan Satans verzoeking, 14, 15. |
Christus (op den berg der verheerlijking),
- door Petrus verzocht, 20-27, 32, 33.
-' verheerlijking had plaats i.d. nácht, 21-23. Zie ook: Petrus; berg der verheerlijking.
- met Mozes en Elia sprekend over Zijn uitgang te Jeruzalem, 85, 86, 90, 97- 105, 122.
- had geen ‘vrije’ keuze, 87-90. beproeving èn verzoeking v. -, 89-93.
- ontvangt geloovig Gods Openbaring: a. in haar zuiverheid, 93-99; b. in haar niet volkomen zijn, 99-107; c. in haar groei, 107-113. heerlijkheid v. - t.o. heerlijkheid v. Mozes en Elia, 95-97, 109-113.
- mag niet rechtstrééks met God spreken, 98, 99.
dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid v. -, 106.
beteekenis v. -' gedaanteverandering, 108, 110-113.
gedaante-verandering v. - t.o. die v. Mozes en Elia, 108-113. |
Christus (bij de zalving te Bethanië),
de zalving v. -, 34-47.
beteekenis v. -' zalving, 48, 49.
- als antitype v. Melchizedek, 44, passim. |
Christus (door Judas verkocht),
- voor dertig zilverlingen verkocht, 69-84.
Judas' verraad v. - òns verraad, 82, 83.
Judas' verraad v. - kent geen parallellen, 71. |
Christus (bij zijn intocht in Jeruzalem),
zijn -' voorbereidingen ‘omslachtig’?, 114-135.
lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid v. -, 115, 129, 135.
sensationeele geruchten over - vóór den intocht, 116, 117.
- als koning een volkstoeloop uitlokkend, 117, 120-122, 134.
doel v.d. ‘omslag’ v. -, 124-128, 134, 135.
- schoon in: a. Zijn ambt, 128, 129, 135; b. Zijn verhouding tot God, 130-132; c. Zijn verhouding tot de menschen, 132, 133.
feestbetoon v.d. schare bij den intocht verdieping van -' lijden, 136-139, 142-144, 148.
- als ‘arme’ en ‘ongewapende’ koning, 138-140, 148-152, 154. |
Christus (in de paaschzaal),
lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid v. -, 183, 184.
- als onberispelijk paaschlam, 184, 185.
- Satan dwingend, 213-236.
- Satan dringend, 237-267.
- bij de instelling v.h. avondmaal, in Zijn verhouding tot: a. God, 270-280, b. Zichzelf, 280-287, c. de wereld, 287-291, d. de Kerk, 291-297.
|
| |
| |
lijden v. - bij de instelling v.h. avondmaal, 295. |
Christus (in Gethsemané),
- in Gethsemané èn i.d. paaschzaal, 343-345.
- angsten v. -, 345-353, 359, 360, 369-382, 385-387, 393, 408.
het plotselinge v. -' angsten, 361-368.
lijden v. - 345-353, 359, 360, 369-382, 384-386, 411, 454-458.
gebed v. -, 381-384, 392, 393, 444.
- en Zijn Vader, 381, 382, 410.
- door God verlaten, 363-368, 376, 377, 382, 421, 516, 517.
gehoorzaamheid v. -, 383.
geloof ook voor - noodzakelijk, 384, 445, 454, 455, 457, 458, 483, 527.
- de apostelen tot getuigen makend, 391-399, vgl. apostelen als getuigen.
- door een engel getroost èn vernederd, 408-419.
lijden v. - verzwaard door ‘sterkenden’ engel, 416-426.
- versterkt door een engel, 419-422.
bloedzweet v. -, 427-431, 435-438, 442.
bloedzweet v. - een ‘ergernis’, 439-441.
- offer èn priester, 152, 435-438.
overwinning v. -, 443-445.
- de discipelen opwekkend voort te slapen, 445-447.
ironie v. - 446-449, 452, 453, 455, 457-462.
- als Middelaar, 454, passim.
- Borg voor slapende discipelen, 453, 456, 459. |
Christus (bij zijn gevangenneming in Gethsemané),
-' lijden verdiept door Judaskus, 465-468, 478-482.
- niet als ‘vriend’, maar als ‘de Zoon des menschen’ verraden, 465-468, 480.
- het voor v.d. slaaf genezend, 489-491, 494-511.
- de bende verschrikkend, 491, 504.
-, de Slaven-losser door een slaaf gevangen genomen, 491, 493, 494.
- de wet v.h. jubeljaar t.a.v. de slaven vervullend, 489, 490, 494, 505, 509-511.
- de wet v.h. Kaïnsteeken vervullend, 498-500.
de gevangenneming v. -, 512-530.
tijd en plaats v. -' gevangenneming door God bepaald, 513-517.
- aan de macht v.d. duisternis overgegeven, 517-526.
- en Gods Raad, 520, 521, 526.
- niet wederstaande, 521-523.
- gebonden door mensch, duivel en God, 527-529.
- door de discipelen verlaten, 523-529.
- geïsoleerd van twee zijden, 538-540, 544-549.
- ook door den onbekenden jongeling verlaten, 541-545. |
Christus, - Verlosser v. kosmos en schepsel, 165.
- als Middelaar, 90, 165, 199, 200, 244, 245, 257-260, 284, 348, 349, zie ook: Middelaar.
- trouw aan Gods verlossingsraad, 16, 21, 26, 27, 87-89, 131, 132, 135, 385, 386, 454.
- meer dan David, 16, 17, 133, 134, 158, 175, 331, 358, 477, 488, 505, 509, 510.
- geen aannemer des persoons, 18.
‘idyllische pauzes’ in -' lijden?, 34, 35.
- als Knecht des Heeren, 40, 41, 97, 98, passim.
- bij goddeloozen èn rijken in zijn dood, 40-42.
- opwekking v. Lazarus teeken v.d. Messias òf v.d. Anti-christ?, 54-56.
- als ‘één voor allen’ door Sanhedrin èn door God voor den dood bestemd, 50, 51, 60-68.
- als Hoofd des lichaams in den dood, 63, 64.
plaatsvervanging door - geen algemeene regel, 63-68.
Judas' verraad v. - kent geen parallellen, 71, 466, 467.
- en de puinhoopen v. Jericho, 73, 74.
- aan de Schriften gebonden, 88, 89, 92, 93.
|
| |
| |
- in vernedering zonder eigen heerlijkheid, 95-97, 99.
- neemt heerlijkheid niet als een roof, maar verwerft haar door lijden, 96-98, 111-113.
- minder en tóch meer dan Mozes en Elia, 98-101, 103, 104, 111-113.
-' ontvangst v. Gods Openbaring t.o. onze ontvangst, 106, 107.
- nergens ‘lijdend voorwerp’, steeds actief, 115, 129, 154, 155, 159.
- als profeet een volkstoeloop in Nazareth uitlokkend, 120-122.
‘omslag’ v. - bij de tempelbelasting, 123-125.
samenwerking v. - en zijn Vader in zijn ambtswerk, 118, 119, 123, 124, 129, 135.
- maakt geen reclame, zooals Tyrus t.o. Jeruzalem, 125-128, 134.
- en het Onze Vader, 130-132.
- meer dan Samuël, 133, 134.
Zacharia's profetie over -' komst als Koning, 138-142, 148, 149, 151.
-' wonderen in karakter en doel, 139-141, 158, 159, 388, 389, 394, 395, 397, 501-504.
-' krachtsbetoon zoowel zichtbaar als onzichtbaar, 139, 141, 142.
rechtsherstel gaat bij - aan krachtsbetoon vooraf, 142-145.
- vervult letterlijk Zacharia's profetie, 148-152, 155-160.
majesteit v. - als Koning, 153, 154.
- als ‘arme’ en ‘ongewapende’ Koning i.h. openbaar genezend, 155-160.
- in genezingswonderen Zijn theocratisch koningschap openbarend, 158-160.
- en de ‘hosanna’ roepende kinderen, 160-164.
- Persona Publica (persoon niet los v. ambt), 90, 198, 269, 358, 378, 468, 481.
menschwording v. -, 168, 256, 387.
- ideaal-gestalte of Verlosser? 240, 241, 257, 346.
- tegelijk Middelaar v.h. genadeverbond èn Hoofd der verkorenen, 251, 252.
- lettend op Gods tijden, 267.
- als Messias, 274-276.
- als Heer t.o. Romeinschen keizer, 202, 203, 289.
Koningschap v. - anders dan van deze wereld, 157, 289-291.
Middelaarschap v. - anders dan van deze wereld, 288-291.
- als Voorbidder voor de discipelen t.o. Satan als verklager, 298, 304-307, 312-316.
- als Voorspraak voor Job, 311, 312, 319.
lijden v. -, 320, 321, 369-380. Zie ook: Christus (in Gethsemané).
lijden v. - t.o. lijden v.d. menschen, 348-353, 373, 374, 432.
lijden v. - heeft verzoenende kracht, 400, passim.
lijden v. - moet een bewuste daad zijn, 159, 421-423, 522-524.
lijden v. - heeft een eerste en tweede oorzaak? 438-441.
- als tweede Adam, zie: Adam.
- zingt zijn eigen liederen (het Hallel), 324-336, 340-342.
- vervult het Hallel, 337-340.
- profeteerende i.h. O.T., 327, 333.
twee naturen van - één, 88, 326-328.
- zondeloos mensch, 12, 13, 351, 352, 460, 461.
- waarachtig mensch, 13, 88, 89, 384, 387, 454, 455, 468.
dood v. - een andere dan v.d. menschen, 352-359.
verhouding v.d. twee naturen v. -, 88, 131, 384, 387, 390, 427-429.
- de ware Messias t.o. valsche messiassen, 400-402, passim.
- meer dan Jakob, 399, 425, 427, 454, 471-474, 483.
- ook mensch in zijn dood? 428 last v. onze zonde op -, 432.
bloed v. - zoowel in Gethsemané als op Golgotha, 433-436, 438, 439.
- en zijn Kerk, 157, 291-294, 456, 534.
- niet te imiteeren, 458.
niet de ‘reine ziel’ v. - verlost
|
| |
| |
ons, maar zijn dood, 460, 461.
- de Zoon des menschen, 465-468.
- kent ook ‘probleem’ v. ‘verbond en verkiezing’, 245, 246, 469, 470.
- vader èn broeder der zijnen, 471, 472.
- twáálf apostelen kiezend, 471-475, 478.
- legitimeert zich in de twaalf apostelen, 473-475, 478.
geslachtsrol v. - in getallensymboliek, 475-478.
koningschap v. - t.o. koningschap v. David, 133, 175, 477, 485, 505, 509, 510.
-' twaalftal apostelen door Judas gebroken, 478-482.
na dood van - twaalftal der apostelen hersteld, 483, 484.
- herstelt twaalftal uiteindelijk i.h. nieuwe Jeruzalem, 486-488.
- meer dan Aäron, 484.
- meer dan Abel, 498-500, 538-540.
- het eigen karakter v. zijn wonderen handhavend, 501, 502, 503. wonderen v. - t.o. wonderen v.d. Antichrist, 503-505.
macht v. - gebonden aan Gods wil, 516, 525-527.
- meer dan Simson, 113, 527.
- als de goede Herder door de discipelen verlaten, 532-539.
- als de goede Herder zijn loon eischend, 41, 75-77, 80-84.
- tusschen hel en hemel, 545.
- en Mozes, 536, 539, 548, 549. |
Chrysologus, Petrus, 12. |
Clelland, Fr. W., 490. |
Clemen, Carl, 189. |
cohaerentie, 361. |
commensurabel, 349, 351. |
consciëntie, boek der -, 334, 335. |
conserveering, - v.d. mensch, 168. |
consistorie, 25, 68, 415. |
Contra-Remonstranten, 212. |
Corelli, Marie, 302. |
Craig, C.T., 467. |
Crawley, A.E., 465. |
Cremer, 535. |
Croegaert, C.A., 266. |
| |
D
Dag, - des Heeren, 80, 370, 371, 383.
- van Christus, 80. |
Dalman, Gustav, 120. |
Damascus, 95. |
Daniël, 509. |
Dante, 214, 215. |
David, 51, 52, 97, 157, 158, 199, 313, 331, 358, 476, 477 479, 488.
Christus de groote Zoon v. -, 133, 134, 158, 175, 477, 505, 509, 510, vgl. Christus meer dan -.
koningschap v. -, 506, 508, vgl.
koningschap van Christus en -. |
Deursen, Dr A.v., 307. |
diakonie, 43 v., vgl. Gethsemané (Christus in -). |
discipelen (zie ook: apostelen), belijdenis v.d. - aangaande Christus, 9-11.
- bij Christus' intocht in Jeruzalem, 123.
Messiasverwachting bij de -, 220-222.
Satan de - begeerend te ziften, 298-306.
- in Gethsemané tot het getuigen voorbereid, 391, 393, 394, 397-399, 402-407.
- in Gethsemané slapend, 405, 406, 415, 453, 456, 459.
vlucht v.d. - wel onbelangrijk? 531, 532, zie verder: vlucht. |
dood, de -, 354-358.
Christus in zijn - bij goddeloozen en rijken, 40, 41, 42.
- v. Christus een andere dan - v.d. menschen, 352-359. |
Dordtsche Leerregels, III-IV § 4, 238, § 9, 241, § 11, 239, § 12, 342, V.d. D. § 2, 239, V, § 1, 4, 5, 6, 11, 13, 364, V.d. D., § 9 314. |
Drews, Arthur, 190. |
duisternis, het uur v.d. - in Gethsemané, 513-519.
het uur v.d. - is het uur v.h. licht, 515, 520, 527. |
duizendjarig rijk, - door Christus aangekondigd, 148, 159. |
duivel(en), zie: duisternis; Satan. |
dunamis, 419. |
Dullaert, Heiman, 529, 530. |
| |
| |
| |
E
Eén, - voor allen, bij God èn bij Satan, 60-68.
- voor allen, geen algemeene wet, 63-68. |
eenheid, - v. God, 528.
- vrucht v. daad Gods, 199. |
eeuwigheid, - v. God, 88, passim.
- v. God t.o. - v. zijn creatuur, 451. |
Egypte, 54, 83. |
Eisler, 189. |
Elia, 45, 354
- en Mozes op den berg der verheerlijking, 21-25, 27, 30.
- en Mozes sprekend over Christus' uitgang te Jeruzalem, 85, 86, 90, 97-105, 122.
- en Mozes stellen Christus niet voor een ‘vrije’ keuze, 87-90, 97, 98.
heerlijkheid v. - en Mozes t.o. Christus' heerlijkheid, 95-97, 100, 109-112.
heerlijkheid v. - en Mozes getemperd, 100, 101, 103.
gedaanteverandering v. - en Mozes t.o. Christus' metamorfose, 108-112. |
Elihu, 312. |
Elisabeth, 332. |
Eliza, 109, 110, 120. |
engel(en), Maria (v. Bethanië) een dienende - voor Christus, 46-48, 51.
- en mensch, 167, 168, 169, 413, 414.
verhouding v.d. - tot het avondmaal, 294.
- in Gethsemané troost èn vernedering voor Christus, 408-419.
- en Christus, 414, 415, 516, 517.
- en het uur v.d. duisternis, 516-520, 529. |
engelenzang, - t.o. ‘hosanna’-geroep, 145, 146, 147. |
enoosj, zie Psalm 8, tekstregister. |
Eremita, Vìctor, 448, 549. |
eros, 195. |
Esseners, - en slavernij, 492, 493. |
evangelie, hoogtepunt v.h. -, 8, 9.
- geen novelle, 35.
- geen voorwerp v. psycho-analyse, 36, 37.
- een tendenz-verhaal, 38. Zie ook: Openbaring, Woord Gods. |
exorcisme, 266. |
Ezau, 253. |
Ezechiel, 533.
gebarenspraak v. -, 134. |
| |
F
Fantasie, 107. |
Farizeën, werkheiligheid v.d. -, 61, 147.
Messiasverwachting v.d. -, 61. |
feiten, - alleen te verstaan i.h. licht v.d. profetie, 91, 92, 139, 437. |
Ferus, Joh., 212, 429, 549. |
Filippus, 267, 270. |
finitum non capax infiniti?, 395. |
Fischer, F.C., 449. |
Franciscus v. Assisi, 429. |
futurabilia, - niet in Gethsemané, 516, 525. |
| |
G
Gabriël, 467, 517. |
Galilea, - t.o. Judea, 218, 225. |
Gardeil, A., 342. |
Gebed, het Hoogepriesterlijk -, 260, 304-306, 343.
- het volmaakte -, zie: Onze Vader.
- v. Christus in Gethsemané, 381-384, 392, 393, 444, 453, 454. |
gedaanteverandering, - v. Christus t.o. - v. Elia en Mozes, 108-112. |
gedachtenis, God sticht Zichzelf -, 270-273.
Christus sticht Zichzelf -, 271-274. |
‘gedachtenis-stichting’, 274, 275. |
geest, ver-geest-elijking v.d. Bijbel ongeoorloofd, 38.
geest-elijk is niet vergeestelijkend, 128. |
Geest (Heilige), bedroeven v.d. -, 17.
strijd v. vleesch tegen -, 17, 18.
Christus beschikt over den -, 278, 279.
- bidt voor ons, 327, 328.
|
| |
| |
werking v.d. - in Christus, 327-329, 390. |
‘gegevenen’ des Vaders, - in tweeerlei zin, 249, 250, 468-470. |
gehoorzaamheid, lijdelijke en dadelijke - v. Christus, 106, 115, 129, 135, 183, 184, 383. |
Geismar, Ed., 448. |
Gelderen, Dr C.v., 109, 207. |
geloof, - in Gods Openbaring, 94. ‘wonder’ - t.o. ‘zaligmakend’ -, 144, 145.
- ook voor Christus noodzakelijk in Gethsemané, 384, 445, 454, 455, 457, 458, 483, 527. |
geloofsgerechtigheid, - t.o. werkgerechtigheid, 77, 78, 81, 82, 144. |
geloovigen, glorificatie v.d. -, zie: glorificatie. |
gemeene temperantie, 500. |
gemeenschap (koinoonia), - iets anders dan samen-zijn (sun-ousia), 201. |
genade, Jericho als teeken v. Gods -, 73.
- v. God niet te betalen, 76, 77, 78, 81-84. |
genadeverbond, zie: verbond. |
gerechtigheid, - uit geloof t.o. - uit werken, 77, 78, 81, 82. |
geschiedenis, - ontvouwing v. Gods verborgen wil, 39, 91.
bij - máken is norm Gods geopenbaarde wil, 39, 91, 92.
- door God beheerscht, 515. |
geslachtsrol v. Christus, - in getallen-symboliek, 475-478. |
getallensymboliek, - in den Bijbel, 476-478.
- in het twaalftal der apostelen, 478, 480.
- id. door Judas gebroken, 478-481.
- id. volgens godsdienst-historische school, 480, 481. Zie ook: apostelen. |
Gethsemané, 142, 152, 168, passim.
Christus' positie in - èn i.d. paaschzaal, 343, 344, 360.
angsten v. Christus in -, 345-353, 359, 360, 369-382, 385-387, 393, 408. Zie ook: lijden.
het plotselinge v. Christus' angsten in -, 361-368.
Christus in - v. God verlaten 363-368, 376-379.
- niet psychologisch, maar alleen uit God te verklaren, 365, 369-374.
- ‘eenmalig’ i.d. geschiedenis, 369-373, 525.
gebed v. Christus in -, zie: gebed. discipelen getuigen v. Christus' angsten in -, 391-399, 402-405.
- en Bethel, 399, 425.
bloedzweet v. Christus in -, 427-436.
- eigen plaats i.h. lijdensverhaal, 457, 463.
Zie verder: Christus (in Gethsemané). |
gezag, - uit deze wereld, 204-206.
uit de hemelen, 205, 206. |
Ghellinck, Joseph de, 33. |
Gispen, Dr W.H., 270, 284. |
glorificatie (verheerlijking), - v.d. geloovigen, 109-112. |
God, - beproeft alleen, verzoekt niet, 89-92, 308, 313, 314.
eeuwigheid v. -, 88.
wezen en werken v. -, 303.
besluit(en) v. -, 88, 386, 526.
Raad v. -, zie: Raad.
- als Oneindige niet te doorgronden, 131, 395, 396.
qualiteitsverschil tusschen - en mensch is geen afstand, 396, 397.
vrijheid v. -, 396, 449, 518, 526.
almacht v. - één met andere deugden, 523, 524, 526, 528.
éénheid v. -, 528.
geen willekeur in -, 523, 524, 526, 528.
ironie v. -, 449-452.
lankmoedigheid v. -, 500.
souvereiniteit v. -, 515.
‘toelating’ door - in Gethsemané, 517-520. |
goden, de grieksche -, 523, 528. |
godsdienst-historische school, - over twaalftal der apostelen, 480, 481. |
Goethe, 26. |
Golgotha, 86, 142, 151.
offer v. -, 67.
bloed v. Chr. op -, 433, 434, 436. |
graf, - v. Christus bij goddeloozen en rijken, 40-42. |
grenssituaties, 405. |
Greijdanus, Dr S., 10, 26, 174, 176,
|
| |
| |
177, 187, 188, 223, 225, 280, 293, 298, 299, 301, 318, 324, 328, 333, 343, 389, 390, 397, 431. |
Grimm, 535. |
Groenen, P.G., 176, 193, 390, 430, 447, 541. |
Grosheide, Dr F.W., 9, 40, 70, 78, 155, 173, 177-179, 181, 281, 459, 465, 466, 471, 474, 478, 481. |
Grotius H., 36. |
Grundmann, 391. |
| |
H
Hallel, het -, 324, 340.
Christus zingt het -, 324-336, 340-342.
Christus vervult het -, 337-340. |
Hanse, 446. |
hart, verkeerde richting v.h. - oorzaak v.d. verdoemenis, 55. |
Heer, Christus als - t.o. keizer v. Rome, 202, 203, 289. |
Heere, dag des -n, 80, 370, 371, 383. |
Heeren, A. v.d., 390. |
heerlijkheid, - v. Christus op den berg der verheerlijking, zie: Christus.
door Christus niet als een roof genomen, 26, 96, 97, 111, 112.
- (verheerlijking) v.d. geloovigen, 109-112. |
heerlijkheid (sjechina), - des Heeren, 109, 110, 113. |
Heidelbergsche Catechismus, Zondag 31, 83.
Zondag 33, 535. |
heidendom, - en Christendom, 400, 401. |
Heilige Geest, zie: Geest. |
Heilige Schrift, zie: Woord Gods. |
heiligheid, - i.h. O.T. t.o. - i.h. N.T., 287. |
heiligmaking, - en wedergeboorte, 201, 210 |
heilshistorie, de - kent geen herhaling in ons leven, 369-373. |
Heitmüller, 400. |
hel, 377, 378, 545.
- en Christus, 378, 379. |
hemel, 377, 545.
- en Christus, 378, 379. |
Henoch, 251, 252. |
herder, de goede - door Israël verworpen, 532, 533, zie ook Christus.
kwade en goede -s, 74, 75. |
Herodes, 228, 289, 416, 458. |
Hiel, - herbouwt Jericho, 72, 73. |
hierarchie, 68, Christus' bestrijding v.d. -, 203, 204. |
Hilarius, 12. |
Hilduinus, 518. |
historie, zie: geschiedenis. |
Holwerda, B., 488. |
Hoogepriester, Christus als -, 173-175. |
‘Hoogepriesterlijk’ (messiaansch) gebed, 260, 304-306, 343. |
‘hosanna’-geroep, inhoud v.h. -, 145-147,
- t.o. engelenzang, 145-147.
- bergt het ‘Kruis Hem’ reeds in zich, 143-147. |
Hugo, Victor, 302. |
Hugues, Th., 432. |
| |
I
Ibsen, 67. |
Idioot, 58. |
imitatie, - v. Christus een onjuist denkbeeld, 458.
infralapsarisme, 317, 318, 469.
- en supralapsarisme, 317. |
intocht, - v. Christus in Jeruzalem, zie: Christus; Jeruzalem. |
intuïtie, 33. |
ironie, verkeerde en goede -, 447-451.
- bij God en mensch, 449-452.
- van Christus in Gethsemané, 446-449, 452, 453, 455, 457, 458. |
ischus, 419. |
Ismaël, 253. |
Israël, - Gods genade verwerpend, 75-78, 83.
- de profetie over Christus niet verstaande, 138, 139, 142, 145, 150-152.
Messiasverwachting v. -, 138-143, 146, 147, 150-153, 160.
het nieuwe - t.o. het oude -, 272-275. |
Izak, 64, 251-253, 441. |
| |
| |
| |
J
Jacobus, 24, 220, 261, 388, 391, 540, 542. |
Jakob, 64, 251-253.
- en Christus, 399, 425, 427, 454, 471-474, 483, vgl. Christus meer dan -. |
Jansenius, C., 446. |
Jaspers, Karl, 407. |
Jericho, profetie over -, 72, 73. |
Jeruzalem, 53, 84, 113, 122, 155.
- en Rome, 58-60. intocht v. Christus in - ‘omslachtig’? 114-123.
- t.o. Nazareth, 121, 122.
- t.o. Tyrus, 126-128, 130, 133.
Christus in - massa-genezingen verrichtend, 155-159.
- beneden en - boven, 166. |
Jesaja, profetie v. - over den Knecht des Heeren, 40, 41, 79.
profetie v. - over Christus, 53, 62.
profetie v. - over Tyrus, 125, 126, 130, 133, 135, 137.
gebarenspraak v. -, 134. |
Joab, 466, 467. |
Job, 311-313, 319, 412. |
Joël, 80, 371. |
Johannes (zoon v. Zebedeüs), 24, 95, 171, 173, 174, 192, 194, 220, 226, 253, 254, 260, 261, 331, 333, 388, 391, 405, 540, 542, 543.
karakter v. -' evangelie, 192, 194. |
Johannes de Dooper, 97, 380. |
Johannes Marcus, zie: Marcus. |
Johansson, Nils, 317. |
Jona, 124. |
Jonathan, 358. |
jongeling, de onbekende - in Gethsemané, 531, 532, 541-545. |
Josia, 277. |
Jozef, 175. |
Jozua, profetie v. - over Jericho, 72, 73. |
Jozua (de hoogepriester), 415. |
jubeljaar, de wet v.h. - t.a.v. de slavernij, 489-491, 507, 508, 511. Zie ook: slavernij.
houding v. Kajafas t.o. -, 491-494, 509-511. |
Judas Iskarioth, 124, 144, 161, 174, 192, 199, 201, 250, 260, 261, 267, 293, 300, 306, 324, 344, 362, 363, 365, 366, 533, 542.
- en de zalving v. Christus te Bethanië, 35, 41, 47.
- Christus verkoopend, 69, 70, 71, 80, 82, 83.
-' verraad v. Christus ónze zonde, 82, 83.
- en de voetwassching, 207-209, 232.
- in de paaschzaal, 213-236.
- als ‘symbool’ v. slechtheid, 214-216.
geestelijke gesteldheid v. -, 216- 221, 225, 226, 237, 238, 248, 266.
- en Satan, 216, 225-229, 232, 239, 263.
verhouding v. - tot Christus, 217-224, 228, 229, 231, 232, 235, 237, 244-248, 250-252, 254, 257, 258, 264.
Messiasverwachting bij -, 220-223.
- als ‘gegevene’ des Vaders, 468-470.
- en de andere discipelen, 224, 260, 300.
- en het pascha, 226-235.
verraad v. - in Gethsemané, 463-488.
- één v.d. twaalven, 464, 466, 478-481.
de verraderskus v. -, 464-468, 478-481, 484, 485. |
Judea, - t.o. Galilea, 218. |
| |
K
Kaakslag, de bergrede over den -, 521, 522. |
Kaïn, 498-500, 509, 510, 538-540. |
Kajafas, 142, 208, 416, 458, 491-494, 496, 497, 535.
- zijns ondanks in dienst der profetie, 50-52, 60-65, 68, 69, 85, 138.
- en de opwekking v. Lazarus, 52- 60, 67.
stoel v. - de hoogste i.h. rijk der hemelen, 58.
stoel v. - t.o. stoel v.d. Romeinschen keizer, 58-60.
houding v. - t.o. de wet v.h. jubeljaar t.a.v. de slaven, 491-494, 509-511. |
| |
| |
Kanaän, 73. |
Karmel, 56. |
kennis, enkel gebrek aan - geen oorzaak v. verdoemenis, 54, 55. |
Kerk, - boven t.o. - beneden, 27-29, 85, 86.
- in O.T. en N.T., 293.
zorg v. Christus voor zijn -, 315, 316, 546.
Christus en zijn -, 157, 291-294, 456, 534.
karakter v.d. -, 470.
- door Christus vergaderd, 546.
- coetus en congregatio, 546. |
Kierkegaard, 341, 395, 448, 449. |
kinderen, - zingen Gods lof, 160-164. |
Kittel, 7, 391, 397, 417, 446. |
Knap, J.J. Czn., 106. |
Koning, Christus als - 153-160, 170, 174, 175, 186.
Christus als - tevens Hoofd des lichaams, 45, 46. |
koningschap, - in Israël afbeelding v. Christus' -, 119, 505.
recht v. requisitie v.h. -, 119.
- v. Christus t.o. - v. David, 133, 175, 477, 485, 505, 509, 510.
- v. Christus anders dan van deze wereld, 142, 157, 289-291.
vergoddelijking v.h. -, 288-291.
- v. Saul t.o. - v. David, 505, 506, 508.
houding v.h. theocratisch - t.o. slavernij, 505-508.
theocratische -, 142, passim. |
Koninkrijk der hemelen, 157. Zie ook: koningschap; Christus.
hoogtepunten i.h. - zijn zwaartepunten, 9, 10.
wet v.h. - t.o. wet der wereldrijken, 202, 203. |
kracht(sbetoon), - v. Christus vaak onzichtbaar, 141, 142.
- komt na rechtsherstel, 142-144. |
Kronburg, Sachsa, 376. |
kruiswoorden, de zeven -, 320, 323. |
Kuyper, Dr A., 360. |
| |
L
Lagrange, M.J., 113. |
lam, 275, zie: paaschlam. lied v. Mozes en het -, 338, 549. |
Landgraf, A.M., 428, 429. |
lankmoedigheid, - v. God, 500. |
Lapide, à, 408. |
Lazarus, de opwekking v. - 116, 142, 145.
de opwekking v. - en het Sanhedrin, 52-60, 67.
de opwekking v. - teeken v. Christus òf v.d. Antichrist? 54-56. |
Lèchem, 277. |
Leeuwen, Dr J.A.C. v., 177, 328, 332, 531. |
Levi, 173, 179, 180, 185, 338, 416, 464, 490, 511, 538. |
lictor, 382, 520. |
Liddell-Scott, R., 387. |
liefde, ‘de’ - als ‘scheppende kracht’, 196-198.
v. Christus is geen erotiek, 195, 196, 198.
Christus' profetie over de geestelijke - (agape), 196-199.
- een geschenk van boven, 200-202.
- en recht in God, 383. |
Lightfoot, 408, 425, 465, 484, 513. |
lof, - Gods uit kinderenmond, 160-164.
lofzang, het zingen v.d. -, 323, 324, 340.
Christus zingt den -, 152, 324-336, 340-342.
Christus vervult den -, 152, 337-340. |
loon, zie Zacharia. |
Lottin, Odon, 455. |
Lucas, 192, 194, 430. |
Luther, 81. |
lijden, - van Christus in Gethsemané, 345-353, 359, 360, 369-382, 384-386, 411, 416-426, 454-458, 465-468, 478-482.
- van Christus, 295, 320, 321, 369-380. Zie ook: angsten.
- v. Christus t.o. - v.d. menschen, 348-353, 373, 374, 432.
- v. Christus heeft verzoenende kracht, 400.
- v. Christus moet een bewuste daad zijn, 159, 421-423, 522-524, passim.
- v. Christus heeft een eerste en tweede oorzaak? 438-441.
pauzes in Christus' - ?, 34, 35.
|
| |
| |
het - in den tijd een overgangstoestand, 420.
twee phasen i.h. - v. Christus, 458. |
| |
M
Macht, - v. Christus gebonden aan Gods wil, 516, 525-527. |
Malchus, 490, 491, 494-502, 504, 509, 510, 512, 518, 522, 524, 525. |
Marcionieten, 410. |
Marckius, Joh., 410, 430, 538. |
Marcus, Joh., 177-181, 332.
is - de onbekende jongeling in Gethsemané? 542, 543, 546. |
Maria (moeder des Heeren), 102, 121, 175, 332. |
Maria (moeder v. Marcus), 177, 178, 180, 332. |
Maria (v. Bethanië), 41, 43, 44, 52, 53, 57, 138, 209.
- niet ‘psychologisch’ te bezien, 35, 36.
- een dienende engel voor Christus, 46-48, 51, 85.
- t.o. Simon Petrus, 46-48. |
martelaren, 81, 348, 349. |
Martha (v. Bethanië), 52, 57, 302. |
masjaal, zie: raadselspreuk. |
Matthias, 480. |
Melchizedek, 172 v. 176, 179, 185, 338, 490, 511.
- type van Christus, 44. |
Melun, Robert v., 429. |
mensch, glorificatie (verheerlijking) v.d. -, 109-112.
- kan God niet doorgronden, 131, 395, 396.
- klein, maar toch groot, 162, 163.
- en engel, 167-169, 413, 414.
- een zwakke mensch (‘enoosj’), 167-169.
conserveering v.d. -, 168.
natuurlijke -, 238-242.
oude en nieuwe -, 239.
verantwoordelijkheid v.d. -, 245, 247, 248, 251-255, 259.
Christus een zondeloos -, 12, 13, 351, 352, 460, 461.
Christus een waarachtig -, 13, 88, 89, 384, 387, 454, 455, 468.
Christus ook - in zijn dood? 428. ironie v.d. -, 450-452.
- in den tijd gebonden, 359, 451, 452, 529.
- heeft behoefte aan gezel-schap, 540. |
menschwording v. Christus, 168, 169. |
messiaansch(e), - psalmen en Christus, 324-340. |
messiassen, valsche - t.o. den waren Messias, 400-402, 404, 492. |
Messiasverwachting, - bij de discipelen, 10, 11, 220-222.
- bij farizeën, 61, 146, 147, 492.
- bij Judas, 220-222.
- bij het volk, 10, 138-143, 146, 147, 150-153, 160, 492. |
metamorfose v. Christus op den berg der verheerlijking, zie: berg der verheerlijking. |
Michael, 516, 517. |
Michaelis, W., 414, 548. |
Michal, 155, 157, 158, 161, 331. |
Middelaar, Christus als -, 90, 165, 199, 200, 244, 245, 257-260, 284, 348, 349.
Christus als - t.a.v. Judas, 229, 230, 245, 246. |
Middelaarschap, - v. Christus anders dan van deze wereld, 288-291. |
Milton, 302. |
mis, de Rooomsche - t.o. avondmaal, 283-285. |
Mithras, 190. |
Moor, B. de, 29, 372, 377, 382, 384. |
Mozes, 54, 101, 128, 183, 185, 199, 251, 270, 280, 286, 292, 298, 403, 536, 539, 548.
- en Elia op den berg der verheerlijking, etc., etc. zie: Elia.
- voor de 2e maal zijn glans bedekkend, 101.
lied v. - en het Lam, 338, 549. |
mysterie, - en mysteriën, 398. |
mysteriën-dienst, - en voetwassching, 189, 190, 195.
- en Christendom, 400, 401. |
mystiek, 194.
- t.o. Woord, 30-33. |
| |
N
Nacht, de Kerst- t.o. den - o.d. berg der metamorfose, 22, 28. |
Nathanaël, 474, 542. |
| |
| |
natuur, - en genade, 164, 165.
- profeteert niet, 321, 322.
de twee naturen v. Christus, 88, 131, 326-328, 384, 387, 390, 427-429. |
natuurrecht, Christus kent geen -, 205. |
Nazareth, 53, 58, 64, 102, 113, 116, 117, 125.
Christus in - een volkstoeloop veroorzakend, 120-122. |
Nebukadnezar, 507. |
Nederlandsche Geloofsbelijdenis, art. 13, 530.
art. 19, 88, 95. |
Neil, James, 307. |
Nicodemus, 63, 224. |
Nietzsche, Friedrich, 126, 404, 522. |
Noach, 119, 251, 252, 368. |
nominalisten, Christus o.d. scheidslijn v. - en realisten, 516. |
Noordtzij, Dr A., 229, 276, 277, 279, 285, 337, 339. |
Novalis, 195, 197, 211. |
| |
O
Offer, paaschlam een -, 277, 278.
Christus als - niet achter gordijnen, 391, 392. |
offermaaltijd, 277-279. |
‘omslag’, - v. Christus is geen reclame, 125-128, 134. |
Omri, 72. |
Onze Vader, het - en Christus, 130-132. |
Openbaring (zie ook: Woord Gods; evangelie),
transcendentie v. Gods -, 21-23.
ons antwoord op Gods -, 94.
karakter en doel v. Gods -, 94, 395-397, 407.
- v. God aan Christus o.d. berg der verheerlijking, 93-113.
Gods - niet adaequaat, 94, 99, 100, 105.
Gods - altijd groeiend, 94, 107, 108.
- swerkzaamheden Gods in het O.T., 270, 271. |
opwekking v. Lazarus, zie: Lazarus. |
Origenes, 445. |
Otto, Rudolf, 195. |
Oude Testament, o.d. grens v. - en N.T., 182-185, 281, 286.
verschil - en N.T., 103, 285, 286, 292, 293. |
| |
P
Paaschlam, Christus als laatste - schadelijk bevonden, 67.
Christus, het onberispelijke -, 184, 185, 276, 281, 282, 284, 286.
- i.h. O.T. t.o. Christus, 282, 286. |
panchristisme, 197. |
pantheïsme, 197, 198. |
Papinus, Giov., 427. |
Paracleet, Christus als -, 298, 304-307, 310, 311-319. |
par-ousie, - v. Christus, 503. |
pascha, plaats v.h. laatste -, 171-178.
- en avondmaal, 181, 182, 185, 236, 275, 277, 278, 281-286, 292.
- geen ‘voorbijgang’ voor Christus, 183, 184.
- aan Judas bediend, 226-229, 231-235.
- tegelijk offer en disch, 276-278, 283, 284.
ingredienten v.h. -, 282-286. |
Patmos, 95. |
Paulus, 146-148, 313, 480. |
Pedersen, J., 273. |
Persona Publica, Christus als -, 90, 198, 269, 358, 378, 468, 481. |
persoon, God geen aannemer des -s, 18.
- v. Christus niet los v. Zijn ambt, zie: Persona Publica. |
Petrus, Simon, 9, 10, 46, 47, 171-174, 177, 199, 201, 206-209, 213, 216, 226, 253-255, 267, 298, 300-302, 307, 313-315, 318, 319, 331-334, 388, 391, 415, 456, 459, 462, 540, 543.
- een satan voor Christus bij den lijdenskatheder, 11-18, 51, 85, 93.
- een satan voor Christus op den berg der verheerlijking, 20-27, 51, 85, 89, 93, 107.
niet -, maar zijn belijdenis een petra, 15, 19.
-' voorstel o.d. berg der verheerlijking, 24-27, 101.
het goede in-' voorstel, 25, 29.
- niet ‘psychologisch’, maar ‘heilshistorisch’ te bezien, 28, 32.
|
| |
| |
on-middel-lijk schouwen v. - is geen zien, 30-33.
- t.o. Maria v. Bethanië, 46-48, 51.
- en de tempelbelasting, 123-125.
- t.o. Judas, 47, 251, 252, 261, 306.
- den slaaf het oor afhouwend, 494-496, 509. |
Phoenicië, 125. |
Pickl, Josef, 9, 155, 207, 208, 343, 344, 351-353, 369, 377. |
Pilatus, Pontius, 129, 149, 157, 228, 290, 416, 434, 458. |
Pinksteren, 58, 123. |
plaatsbekleeding, 60, 63, passim.
- v. Christus geen algemeene regel, 63-68. |
Ploeg, J.S. v.d., 507. |
poreusis, 525, 530. |
Pottebakker, God de groote -, 515. |
praedestinatie, - en verantwoordelijkheid v.d. mensch, 245, 247, 248.
id. op Christus betrokken, 251-255. |
Prediker, de - 201, 204-206, 371, 372, 516. |
prediking, doel v.d. -, 247. |
Priester, Christus als -, zie Christus (in Zijn priesterlijk ambt). |
profeten, valsche - t.o. ware -, 74-77, 150.
gebarenspraak v.d. -, 75, 134, 150. |
profetie, karakter der -, 79, 80, 91.
alleen de - kan de feiten verklaren, 91, 92.
- door Israël misverstaan, 138, 139, 142, 145, 150-152.
Christus de eenige uitlegger der -, 138, 139, 152.
- in getallensymboliek, 476-480. |
psalmen, messiaansche - en Christus, 324-340.
Jezus en de -, 335, 336. |
psycho-analyse, - niet o.d. Bijbel toe te passen, 35-37.
- als verlossingsmiddel, 242-245. |
Pulver, Max, 530. |
| |
R
Raad, - v. God, 259, 515, 516. Zie ook: besluit(en) Gods.
- v. God en de geschiedenis, 39, 91, 92.
- v. God in Gethsemané, 514-516, 521, 524.
- des vredes, 87, 88, 89, 124, 249-251, 385, 386, 412, 454, 524, 528.
Christus in den tijd trouw a.d. - des vredes, 16, 21, 26, 27, 87-89, 131, 132, 135, 385, 386, 454. |
raadselspreuk (masjaal), 448. |
Rachel, 427. |
Rafaël, 28. |
rechtsherstel, - gaat aan krachtsbetoon bij Christus vooraf, 142-144. |
rechtvaardigmaking, - uit geloof òf uit werken, 77, 78, 81, 82, 144.
- en heiligmaking, 143, 210. |
Reitzenstein, 400. |
religie, - t.o. religiositeit, 9, 10. |
‘religies’ en Christendom, 190, 191. |
Rembrandt, 32. |
Remonstranten, 212. |
retardatie, 231, 357. |
revolutie, kreet v.d. -: ‘één voor allen’, 66. |
Rhijn, Dr M.v., 176, 177. |
Ridderbos, Dr J., 65, 80, 126, 139, 140. |
roeping, krachtdadigheid der - door Christus verworven, 485, 486.
- en verkiezing, 485, 486. |
Romantiek, 195. |
Rome, - en Jeruzalem, 58-60, 128, 150. |
Romeinen, 60, 63, 151, 155, 508. |
Roode Zee, 119, 141, 338, 536, 548, 549. |
roof, Christus neemt Goddelijke heerlijkheid niet als een -, 26, 96, 97, 111, 112. |
Roomschen, 12, 81, 283-285, 390. |
| |
S
Sacramenten, 228
- in O.T. en N.T., 280. |
Salome, 220, 221. |
Salomo, 253. |
Samaria, 120. |
Samuel, 51, 52, 119, 133. |
Sanhedrin, 50, 70, 122, 132, 133, 142.
besluit v. - om Christus te dooden tevens Gods besluit, 50, 51, 60-68, 85.
- en de opwekking v. Lazarus, 52-60, 67. |
sarcasme, - iets anders dan ironie, 449, 452. |
| |
| |
Satan, 62, 63, 81, 129, 167, 174, 233, 256, 259, 260, 267, 339, 418, 422, 451.
Petrus een - voor Christus bij den lijdenskatheder, 11-18.
Petrus een - voor Christus o.d. berg der verheerlijking, 20-27.
beteekenis v. -, 12.
- in de woestijn Christus verzoekende, 13, 14.
- verzoekt alleen, 89-92, 308, 313, 314.
- stelt feiten steeds verkeerd voor, 92.
- in de paaschzaal, 213, 216, 230, 231, 235, 254, 255.
- en Judas, 216, 225-229, 232, 239, 263.
graden i.h. geweld v.d. -, 227.
werking v. - i.d. mensch, 242.
het bewuste zondigen v. -, 261, 262, 302.
strijd tusschen Christus en - i.d. paaschzaal, 261-265, 286, 304-307, 310, 316.
- de discipelen begeerend te ziften, 298-308.
wezen en werken v. -, 302, 303, 305.
- als verklager der discipelen, 304-311.
- in Gethsemané, 362, 363, 365, 382, 385, 399, 409, 415, 434, 462, 481, 523, 530.
de ‘ure’ v. - in Gethsemané, 515-520, 528.
- knecht v. God, 382, 517-520.
- thans nog gebonden, 529. |
satanische, verbintenis v.h. - met het menschelijke, 11-18, 20-27, 46-48, 50, 51.
verbintenis v.h. - met het profetische, 50, 51, 60-62. |
Saul, 31, 51, 52, 67, 133, 134, 157.
koningschap v. -, 505, 508. |
Saulus, 95, 542. |
scandalon, 10, 122, 216, 346, 360, 439.
Petrus een - voor Christus, 11-17, zie ook: Petrus. |
scheppingsmiddelaar, term - onjuist, 90. |
Schilder, Dr K., 26, 80, 169, 267, 303, 305, 376, 448. |
Schleiermacher, 197. |
Schlier, 7. |
Schneider, C., 7. |
Schürer, 70. |
Scotus Eriugena, 518. |
Sem, 251, 252. |
Senensis, A., 410, 430, 432, 445. |
Simon (de melaatsche), 36, 40, 41, 47. |
Simon: zie: Petrus. |
Simson, 113, 527. |
Sinaï, 119, 141. |
sjechina, 113. |
slavenloon, 81. |
slavernij, wet v.h. jubeljaar t.a.v. de -, 489-491, 507, 508, 511.
id. door Christus vervuld, 489, 490, 494, 505, 509, 511.
- afgeschaft door de Esseners, 492.
houding v. Kajafas t.o. de -, 491-494, 509-511.
houding v.h. theocratisch koningschap t.o. de -, 505-508. |
sociale leven, het - en de voetwassching, 205, 206. |
Socrates, - en Christus, 204, 348-350, 447, 458. |
Sodom, 120, 141. |
spontaneiteit, 32. |
staat, - en stand, 380, passim.
- en stand v. Christus, 330, 331, 378, 380, passim. |
Stählin, Gustav, 12. |
Stefanus, 96. |
sterven, het -, zie: dood. |
Strack-Billerbeck, 7, 128, 130. |
strikvragen, - zijn leelijk òf mooi, 75. |
supra-lapsarisme, 316, 317. |
symboliek, - v. getallen in Christus' geslachtsregister, 475-479.
profetie in getallen -, 476-480. |
| |
T
Taraxie, 429. |
Teeken, - transparant door het Woord, 102, 103, 108, 139-141. |
Teellinck, Willem, 430, 431, 441. |
tempelbelasting, - uit den bek v.d. visch, 123-125. |
temperantie, gemeene -, 500. |
Tetzel, 81. |
Theologia viatorum, 99, 114. |
Theophilus, 446. |
| |
| |
Théry, P.G., 426, 518. |
Thomas, 289. |
Toelating, - door God in Gethsemané, 517-520. |
toorn, - v. God jegens Christus, 397, 432. |
transcendentie, - v. Gods openbaring, 21-23. |
transfiguratie, zie: gedaanteverandering. |
twaalftal der apostelen, zie: apostelen; getallensymboliek. |
Tyrus, profetie v. Jesaja over -, 125, 126, 130, 133, 135, 137.
Christus maakt geen reclame zooals - t.o. Jeruzalem, 126-128, 134. |
| |
U
Uitverkiezing, zie: verkiezing. |
uur, het - v.d. duisternis in Gethsemané, 513-519.
wíj weten Gods - niet, 529. |
| |
V
Verantwoordelijkheid, - en praedestinatie, 245, 247, 248, 259.
id. op Christus betrokken, 251-255. |
verbond (genade-), 78, 245, 246, 251.
- des vredes, zie: Raad (- des vredes).
- en vrederaad, 250, 251.
verantwoordelijkheid in het -, 363. Zie ook: verantwoordelijkheid.
- en verkiezing ook ‘probleem’ voor Christus, 245, 246, 469, 470. |
verdoemenis, - niet door gebrek aan kennis, 54, 55. |
verdringing, - v.d. zonde bij Judas, 238-243, 257, 260, 263, 266.
- bij Satan, 261-263, 266.
geen - bij Christus, 257, 258, 263, 264, 266, 300, 301. |
vergeestelijking, - v.d. Bijbel, zie: geest. |
verheerlijking, - v.d. geloovigen, 109-112. |
verkiezing, - en verwerping, 199, 245, 247, 248, 251-254, 258.
- en roeping, 485, 486. |
verlating (geestelijke -), 363, 364.
tijdelijke t.o. eeuwige -, 363, 364.
- v. Christus in Gethsemané, 363-368, 376, 377, 382, 421, 516, 517. |
verlossing, Christus trouw aan Gods Raad over de -, 16, 21, 26, 27, 87-89, 131, 132, 135, 385, 386, 454.
- door geloof òf door eigen werken? 77, 78, 81, 82.
- niet door kracht, maar door recht, 142-144.
- door zelfontleding, 243-245. |
Veronica, 34. |
verraad, Judas' - v. Christus kent geen parallellen, 71, 466, 467.
Judas' - verdiept Christus' lijden, 465-468, 478-482. |
Verwey, Albert, 196. |
verzoeking, - door Satan en beproeving door God, 89-92, 107, 308, 313, 314.
- in de woestijn, 13, 14.
wezen der -, 107. |
verzoening, 426.
- door bloed, 183.
- door voldoening, 199. |
visch, de - met den stater, 123, 124. |
vlucht, - v.d. discipelen, 531-533, 537-539, 548.
‘heengaan’ v.d. discipelen was een -, 534-539.
tweeërlei -, 535. |
voetwassching, beteekenis v.d. -, - 187-212.
- geen intermezzo, 192.
- tegelijk liefde- en ambtsdienst, 195, 196, 198.
- verbonden a.d. instelling v.h. avondmaal, 199, 200.
- niet los v.h. Woord, 202, 205, 206.
beteekenis v.d. - voor het sociale leven, 205, 206.
doel v.d. - m.h.o. op de discipelen, 208-210.
- als beeld v.d. bekeering, 210.
tweeërlei verhouding v. Christus i.d. -, 211. |
Voget, 382. |
volharding der heiligen, 486.
Remonstranten en Contra-Remonstranten over de -, 212. |
Vondel, J. v.d., 302, 490, 548. |
voorzienigheid, - Gods, 94, 118, 172, 173.
|
| |
| |
‘allerbijzonderste’ - Gods? 94.
Gods - bij Christus' vordering v.d. ezel, 118, 119.
Gods - bij den visch met den stater, 123, 124. |
Vossius, G.J., 401. |
vrede, het verkrijgen v.d. - volgens engelenzang èn ‘hosanna’-geroep, 146-148. |
vrederaad, zie: Raad (- des vredes). |
vriendschap, - bepaald door verbond, 229, 230. |
vrijheid, - v. God, 396, 449, 518, 526.
v.h. jubeljaar t.o. - v.d. autonome rede, 492, 493. |
| |
W
‘Waarheid’ (tegenover figuren) 281, 282, 285. |
wang, den vijand beide -en bieden, 468, 521, 522. |
Warfield, B.B., 251. |
wedergeboorte, 141, 197, 210, 217, 239, 242.
noodzakelijkheid v.d. -, 200, 201, 238.
- en heiligmaking, 201, 217, 239.
- en psycho-analyse, 243-245. |
Wendland, 400. |
werkheiligheid, v.d. farizeën, zie: farizeën. |
wet, - v. Rijk der hemelen t.o. - der wereldrijken, 202, 203. |
wil, (v. God), geopenbaarde en verborgen -, 90, 91, 92. |
Wille, Dr J., 529. |
Wittig, Joseph, 369. |
Wolfius, J.C., 410, 446. |
wonder(en), karakter en doel v. Christus' -, 139-141, 158, 159, 497, 501-504.
- in de apocriefen, 141, 501, 502.
- v. Christus t.o. - v.d. Antichrist, 503-505.
- v. Christus in Jeruzalem eigen beteekenis, 159. |
woord, - t.o. gebaar (v.d. mystieken), 194. |
Woord Gods (zie ook: evangelie; openbaring) hooren v.h. - t.o. on-middel-lijk zien, 30-33.
- geen voorwerp v. psycho-analyse, 35-37.
karakter v.h. -, 37, 38, 74, 395- 397.
- geen reeks v. stichtelijke fragmenten, 37, 38.
- werkt dood of leven, 69, 70.
- alléén kan de feiten verklaren, 91, 92.
- verklaart teeken, 102, 103, 108, 139-141.
- niet uit elkaar te rukken, 138.
‘kleinigheden’ i.h. - ook belangrijk, 388, 389, 394, 395, 397, 531. |
Wijsheid, de eeuwige -, 170. |
| |
Z
Zacharia, profetie v. - over den ‘herder’, 41, 532, 533, 536-538.
profetie v. - over huurlingen en goede herders, 57, 74, 75.
profetie v. - over de dertig zilverlingen, 71, 72, 74-82.
- èn Mattheus over de dertig zilverlingen, 82, 83.
profetie v. - over Christus' komst als Koning, 138-142, 148, 149.
id. letterlijk door Christus vervuld, 148-152, 155-160. |
Zahn, Th., 176, 389. |
zalving, - v. Christus te Bethanië, 34-47.
beteekenis v.d. - v. Christus, 48, 49. |
Zarathustra, 404. |
Zedekia, 482, 485.
de eedsbreuk v. -, 506-508, 510. |
zelfontlediging, - als middel tot verlossing, 243-245. |
zelotisme, 155, 218. |
zender, - en gezondene, 199. |
ziel, de - i.h. bloed, 428, 436. |
ziften, - v. tarwe i.h. Oosten, 307-309. Zie ook: discipelen. |
zilverlingen, de dertig -, 78, 79, 81, 82. Zie ook: Zacharia. |
zonde, verdringing v.d. - is geen wedergeboorte, 238-241.
de last v. onze -n op Christus, 432.
- v. Judas niet ‘abnormaal’, 214, 215. |
Zwingli, 274. |
|
-
voetnoot1)
- Is, met het tekstregister, van de hand van den heer W.G. de Vries, theol. student te Kampen. Voor zijn vermoeienden en accuraten arbeid moge ik hem hartelijk danken. K.S.
|