Christus in zijn lijden. Deel 1. Christus aan den ingang van zijn lijden
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendK. Schilder, Christus in zijn lijden. Deel 1: Christus aan den ingang van zijn lijden (tweede druk). J.H. Kok, Kampen 1949
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen, signatuur: 68 B 23
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Christus in zijn lijden. Deel 1: Christus aan den ingang van zijn lijden (tweede druk) van K. Schilder uit 1949.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 4 en 550) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
CHRISTUS IN ZIJN LIJDEN
[pagina 2]
TWEEDE HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK 1949
[pagina 3]
Dr K. SCHILDER
CHRISTUS IN ZIJN LIJDEN
OVER WEGINGEN VAN HET LIJDENSEVANGELIE
I
CHRISTUS
AAN DEN INGANG
VAN ZIJN LIJDEN
J.H. KOK N.V.-KAMPEN
[pagina 573]
INHOUD
Bladz. | ||
---|---|---|
WOORD VOORAF | 5 | |
I. | CHRISTUS VERDRIJFT DEN SATAN VAN DEN LIJDENSKATHEDER | 7 |
Satanische obstructie tegen ambtsdienst, geen ‘altaergeheimenis’, 8 - Dramatisch hoogtepunt in 't evangelie geen aesthetisch genotsmiddel, 9 - Joodsche droombeelden van skandalonlooze vredesstichting, 10 - Het thema goed, zijn uitwerking echter nog te leeren, 11 - Een satan, - maar ook de Satan opponeerend? 12 - Woestijntemptaties in Caesarea Philippi, 13 - Een satan met, en de Satan zonder vleesch, wie wondt dieper?, 14 - Is Petrus' naam lichtvaardig hem gegeven?, 15 - Satan achteruit: geef God plaats!, 16 - Obicem non ponere: ach, wie zal dan bestaan?, 17 - Geen prosopolepsie achteraf, wijl niet tevóren, 18 - Niet op confessoren, doch op confessie gebouwd, 19. | ||
II. | CHRISTUS ANDERMAAL VERZOCHT VAN SATAN OP DEN BERG DER METAMORFOSE | 20 |
De menschelijke satan-intimus-getuige onder transcendentiedruk, 21 - De tweede lichtnacht opereert met mènschen, 22 - De satan-recidivist blamage van ons allen,23 - Dwaze lof der zotheid Petri, 24 - Geen consistoriën-ontmoeting, 25 - De verzoeking van de ‘schoone ure’, 26 - Improvisaties aangaande ‘raptim’ zijn-als-God, 27 - Emeriti apostelen en aanstaande apostelen in conflict, 28 - Satanisch ‘antwoorden’ is reageeren; maar hoe?, 29 - Onmiddellijk schouwen is nog geen zien: het Wóórd zij middel, 30 - De oogen des verstands niet in verlichtingsflits doch in verlichten staat (Ef. 1:18), 31 - Spontancïteit alleen vertrouwbaar bij Geestestemperantie, 32 - Naar het publieke auditorium, niet naar de private intuïtieplek, 33. | ||
III. | CHRISTUS RECHTVAARDIGT ENGELENDIACONIE TEGEN SATANSCRITIEK | 34 |
Geen pauze in het drama, geen Elim in de woestijn, 35. - Niet voor evangelie, wel voor novelle onvoldoende bouwstof, 36 - Maria's liefdenardus niet te ‘generaliseeren’, 37 - Ook bizondere analogieën zoekt men toch nog generaliseerend, 38 - De Christus, receptief en productief in ambtsdienst, 39 - Kruis en kroon, doodsgeur en nardus in één perspectief, 40 - Jesaja-, en Zachariateksten overwogen bij Simon den melaatsche, 41 - De ezelsbegrafenis en de Konings- |
[pagina 574]
uitvaart en -opvaart, 42 - De Priester-profeet, Diaken zijner diakones, 43 - Diakonie in den bewust ‘éénmaligen’ doodsgang, 44 - De Eéne worde in een klàsse niet geteld, noch daaraan gemeten, 45 - Een satan-opponent en een engeldiakones in juxtapositie, 46 - De satan en de engel saam tegen Satan in contra-positie, 47 - Maria geeft, wat Kajafas weigert: is Christus content?, 48 - Háár daad behoeft zijn exegese, ook bij ons, 49. | ||
IV. | CHRISTUS, ALS LAATSTE OFFERLAM AANGEWEZEN DOOR DEN LAATSTEN HOOGEPRIESTER | 50 |
Kajafas, eer hij den Christus arresteert, gearresteerd door Christus' Geest, 51 - Profeten, van hun profetie verteerd, 52 - Kajafas, als Schriftkommentator in confrontatie met de feiten, 53 - De confrontatie plaatst Kajafas voor het uiterste dilemma, 54 - Het vleesch bouwt het sanhedristisch syllogisme op, 55 - Waarom geen Karmel, doch een zitting in comité?, 56 - Zacharia's herdersprofetie, publieke aangelegenheid, 57 - Qualificeert Kajafas zich en den ‘idioot’ van Nazareth schriftuurlijk?, 58 - De antithese-prediking duldt geen zwaard, dat knoopen dóórhakt, 59 - Eén voor allen: gegeven satisfactiewet of genomen veiligheidsmaatregel, 60 - Op korten termijn contra Jezus, op langen pro Christus, 61 - Conclusie van de valsche, axioma voor de ware kerk, 62 - Plaatsbeveiliging als menschelijk, plaatsbekleeding als goddelijk postulaat, 63 - Voor de distel Jezus de myrt Christus, 64 - De permanente strijd van tekst om uitleg, 65 - Maxime der revolutie of grondslag der reformatie, 66 - Niet offerend aan God, doch òpofferend voor de natie, 67 - Kerkrecht in het beneden-, of in het boven-consistorie, 68. | ||
V. | CHRISTUS GETAXEERD | 69 |
Kwartaals-salaris uit den tempelschat, 70 - Dit verraad wel af te beelden, maar niet te vergelijken, 71 - Zacharia- of Jozua-spreuken die niet te antiqueeren zijn, 72 - Vrije-genadeen sola-fide-monumenten weggenomen (ps. 74), 73 - De weide der schapen arena van herders en huurlingen, 74 - Het profetisch leer-gebaar der vordering van honorarium, 75 - Niet willen, niet kunnen, niet mogen honoreeren, 76 - Het in feit en grootte kwetsende honorarium, 77 - Het loon van den hoon - de spot van God, 78 - Wat men Gods knechten doet, dat wordt zijn Knecht gedaan, 79 - De Geest van Christus inspecteert den zwarten handel op den dag des Heeren, 80 - De slavenprijs - permanent gegeven der eigenmachtige axiologie, 81 - De dertig zilverlingen een vast tribuut, 82 - Gods taxatie van onze taxatie, 83 - Den axiologischen ouden mensch kruisigen, 84. | ||
VI. | CHRISTUS OP DEN ANNUNTIATIEBERG: DE DOORTOCHT VAN ‘DE HEERLIJKHEID’ | 85 |
Na de wilde improvisaties het streng-thematisch praeludium, 86 - Geen ‘vrije’ keus meer na het Pact van Heil, 87 - Gods eeuwig dialogisch spreken duldt geen tijdelijk antilogisch |
[pagina 575]
denken, 88 - Het vreeverbond, potestas ordinans coördinans, 89 - ‘Verzoeking’ en ‘beproeving’ op het kruispunt onzer wegen, 90 - Feit en fictie; feit en woord, feit en regel, 91 - Het ‘schrift’ der feiten leggen naast de Schrift der woorden, 92 - Het verrassingselement in 't feit, en de ordening der wet, 93 - Drie momenten in de openbaring, en drie in ons antwoord erop, 94 - De glorie geen nemen van de wettig te geven onsterfelijkheid, 95 - Geleende kleedij, die nog niet verdiend is, 96 - De heerlijkheid zij niet gegrepen in ‘harpagmos’, 97 - De meerdere van Mozes, de meerdere van Elia, 98 - Theologia Viatoris, 99 - ‘De helft wordt Hem niet aangezegd’, 100 - De catastrofale teekenen en hun Beteekende Zaak, 101 - Meer annuntiatieberg dan metamorfoseberg, 102 - 't Kleinste ‘lichaam’ meer dan zijn langste ‘schaduw’, 103 - Hoorder meer dan sprekers: Nuntius hunner annuntiatie, 104 - Het doodsbericht opgemaakt, maar niet dat van het léven, 105 - ‘Zeggen’ is genoeg - bij Hèm, 106 - De fantasie in toom der openbaring, 107 - Mozes' en Elia's transfiguratie zijn niet-mededeelbaar, 108 - Hun transfiguratie markeert de ellende van ‘den minderen man’, 109 - De ‘sjechina’ roept om den Christus, 110 - Mozes' meerdere ‘veracht’ de schatten van het hemelsche Kánaän, 111 - De tweede Adam, niet etend van den levensboom, 112 - De ‘sjechina’ en de klaagmuur, 113. | ||
VII. | CHRISTUS' NOODZAKELIJKE ‘OMHAAL’ | 114 |
Programmatisch optreden in verfijning, 115 - Voorbereiding van de geesten in de koninklijke residentie, 116 - De Koning neemt de praeparatie zelf ter hand, 117 - Een enscèneering - uit den Geest, 118 - Aanknoopingspunten voor het verstaan aanwezig; en toch..., 119 - Opvoering van de spanning in Nazareth, 120 - Het eerste signaal ontrukt aan de vergetelheid, 121 - Christus legt zichzelf als ‘skandalon’, 122 - Veulen en visch, beide even semantisch, 123 - Het kerkleerend teeken begeleidt de laatste betaling, 124 - Een practicum in den apostolischen opleidingscursus, 125 - In Tyrus hoerenreclame, in Jeruzalem koningspaedagogie, 126 - Prostitutiedienst in Tyrus, offerdienst in Jeruzalem, 127 - De oploop in het uur der crisis gehoorzaam uitgelokt, 128 - De lange weg was de kortste, 129 - De zinsbouw in het ‘Onze Vader’ vingerwijzing?, 130 - Het ‘geziene’ en ‘gehoorde’ getuigen, 131 - Executie der eerste gebedstafel op 't terrein der tweede wetstafel, 132 - Profetisch preekenin-daden tot het volk (vgl. b.v. Ezechiël), 133 - Een Koning die de aandacht dwingt: àrm en Heiland, 134 - De ‘hen’, die de ‘kiekens’ roept, 135. | ||
VIII. | CHRISTUS INGEHAALD EN - MISDUID | 136 |
Lof der Wijsheid die lof der zotheid wordt, 137 - Eclectisch Schriftgebruik bouwt valsche aphorismen, 138 - Reportagestof nimmer kern van profetischen inhoud, 139 - Teekenen zeggen niets, maar illustreeren en bevestigen het gezegde, 140 - De wonderklok luidt en lokt, maar de Woord-dienst léért en buigt, 141 - Het volk constitueert zelf 't begrip van |
[pagina 576]
theocratisch Koning, 142 - ‘Hosanna’ voor een fictie roept ‘Kruis Hem’ tegen de werkelijkheid, 143 - ‘Kùnnen’ sta onder ‘mógen’ en ‘moeten’, 144 - ‘Volk’ gééft applaus; maar ‘zaad’ is loon, 145 - Het komt op de verzwegen praedicaten aan, 146 - De pax Davidica, geen Godsgeschenk, doch wij-geschenk, 147 - Het millennium begroet, maar ànders dan het wezen wil, 148 - Betooverde Jeruzalemmers prototype van betooverde Galaten, 149 - ‘Arm’ en ‘ongewapend’ - alleen maar in overgangsphase, 150 - De illustratie gefixeerd, niet de ròl ‘gegéten’, 151 - Palmtakken, niet voor 't paleis alleen, maar voor de stráát straks ook, 152. | ||
IX. | CHRISTUS TUSSCHEN KINDERSPEL EN EINDSTRIJDPROFETIE | 153 |
Het teeken vraagt al dadelijk om zijn exegese, 154 - Een Priester bij leprozen, een Koning bij dagjesmenschen? O Michal!, 155 - De priester-koning strooit geen munten doch legt de hànden aan het bedelpak, 156 - Recht van den tijdelijk sterkste of sterkte van den eeuwig Rechtvaardige, 157 - Annus gratiae: David en Davidide, 158 - Het millennium aangekondigd: ‘armen’ hooren ‘evangelie’, 159 - Zooals de ouden valsch zongen, zoo piepen de jongen, 160 - Een koning bij de kleuters?, 161 - Is de vangst van den ‘Visscher der menschen’ ‘onder de maat’?, 162 - Kinderkoren en tempelrecitatieven, 163 - Thema van psalm acht: geen gigantomachie, doch kinderkruistocht, 164 - Recrutenwerving op het tempelplein, 165 - Psalm 8: het dubbele thema van hoogheid en vernedering, 166 - De ‘enoosj’ van psalm 8 in den kosmischen tweespalt, 167 - Psalm 8 bidt over krachtmetings-resultaat om rechtsbedeelingsinitiatief, 168 - Onze ‘Enoosj’ zijns-, en kenprincipe en inhoud van psalm 8, 169 - De Wijsheid gerechtvaardigd zelfs van haar kleuters, 170. | ||
X. | CHRISTUS NAAR DE PAASCHZAAL: PAASCHLAM ANTIQUEERT PAASCHLAM | 171 |
Een doodencel wordt consistoriekamer voor de sacramentsverschikking, 172 - Melchizedek neemt in Salem tienden van Abrahams niet-Levieten-zonen, 173 - Melchizedek zet aan Abrahams wáre kinderen brood en wijn op, 174 - Requisities voor den armen Rijke en den rijken Arme, 175 - Op zoek naar een ‘coenaculum’, 176 - Maria en Johannes Marcus, 177 - Een zoon van Levi op het appèl, 178 - Brengt Levi's ééne zoon contra den anderen tienden aan Melchizédek?, 179 - De fantasie legge zich den teugel aan, 180 - ‘Men kent en vindt de ligplaats zelfs niet meer’, 181 - Antiquatie geen abrogatie, 182 - Pascha was ‘voorbijgang’, behalve voor zijn antiquator, 183 - De bitter-zoete spijze: lam voor en tegen Lam, 184 - Mozes met zijn lam geantiqueerd, 185. | ||
XI. | CHRISTUS AAN DE VOETEN DER APOSTELEN | 186 |
Het consistorie twist over de hegemonie, 187 - De consistorietwist genomen als agendumpunt, 188 - Mysterie-handel toch weer ondersteld?, 189 - Ambtsgedachte doorbreekt mysteriën- |
[pagina 577]
waan, 190 - Ambtsdienst vraagt geen ‘wijding’, 191 - De voetwassching geen pauze in het drama, 192 - Geen ‘sterk verhaal’, o neen. Maar 't méér-dan-sterke, 193 - Geen streeling van ‘lievelingen’, doch instructie van missionarissen, 194 - Geen chambre séparée voor ‘eros’, doch dienstkamer van ‘agapê’, 195 - Geen liefde is ‘scheppende kracht’, doch Gods Woord, 196 - Romantiek contra evangelie; sublimeeringslúst tegen openbaringslàst, 197 - Onze Persona Publica omgordt zich - en gordt de zijnen aan, 198 - Liefde geen scheppend principe, doch herschapen obligatietrouw, 199 - Liefde niet ‘ingeschapen’ doch ‘tóe-gerekend’ en ‘áángebracht’, 200 - Signifische wasschingsdaad, 201 - Waschbekken en offeraltaar in één daad-woord-beeld, 202 - Voetwassching: de meeste zij de eerste om te reinigen, 203 - Gezagsoefening gebonden aan verkiezende ambtelijke roeping, 204 - Een glans van ongeschapen licht (1 Cor. 2:9), 205 - Rijksliturgie met ultimatieve dreiging, 206 - De voetwassching als exegese der profeten: kruis of zwaard, 207 - 't Waschbekken behoudt ministri designati voor den theocratischen ambtsdienst, 208 - De twist verbond vleeschelijk, de vrede scheidt geestelijk, 209 - De reiniging, - Christus' continubedrijf, 210 - ‘Kósjer’ ook het laatste pascha eten: wee, wie onwaardiglijk eet en drinkt, 211 - ‘Tot het einde’, Remonstrant en Contra-Remonstrant, 212. | ||
XII. | CHRISTUS, DEN SATAN DWINGEND | 213 |
Judas als ‘symbool’ in formeele ethiek, 214 - Judas geen pendant van Brutus-Cassius en tutti quanti, 215 - Judas valt over het ‘skandalon’, maar wie niet?, 216 - ‘Auri sacra fames...’, 217 - Judas uit Judea, zelotistencentrum, 218 - Zoete adventistische, chiliastische droomen van Judas, 219 - Salóme en Judas denken aanvankelijk parallel, 220 - Een ‘Beweging’ van Jezus of het ‘Rijk’ van Christus, 221 - ‘Proviand of wapentuig’ (‘boter of kanonnen’)?, 222 - Met visschers tusschen Sanhedristen en Romeinen, 223 - Drie jaren verloochening zijn meer dan enkele minuten van conspiratie, 224 - ‘Ik ben toch niet die ééne duivel?’, 225 - Het recht van den tafelpraeses in dienst der tafelzuivering, 226 - Satanische invasie, katastrofaal en abrupt, 227 - De exegese van ‘pasach’ en van zijn modi in geding, 228 - Tafelkleed en altaarkleed; het tweede bepalend voor het eerste, 229 - Bete voor den mond van gast, zwaard uit den mond van Gastheer, 230 - Accrès van krachten; de kracht van retardatie wordt teruggenomen, 231 - Hand en voet; hand en mond; mond en mond, 232 - De mensch is wat hij eet? De mensch eet naardat hij is!, 233 - De ‘bete’ krijgt door 't Woord de ‘bate’ der beslissingskracht, 234 - ‘Bij brood alleen’ zal men niet dooden, doch bij het Woord, 235 - Geen messen, - toch een schrikbewind, 236. | ||
XIII. | CHRISTUS, DEN SATAN DRINGEND, NIET ‘VERDRINGEND’ | 237 |
Verdringen is niet dooden; verplaatsen niet verbréken, 238 - Het ‘verdringen’ neemt pas een einde op den totalen sab- |
[pagina 578]
bath, 239 - Zelfcorrectie op korten als onderdeel van zelfdepravatie op langen termijn, 240 - Een ‘crisis’ in het voorhandene is geen nieuwe schepping, 241 - Eenzijdige invasie van den Geest; tweezijdige bij den Satan, 242 - De spiegel der wet ingeruild voor den spiegel van den wetsovertreder, 243 - Het ‘meubilair’ ‘verschikt’, maar niet vervángen, 244 - Anapologeet-stelling in en door het verbond, 245 - Mysterium iniquitatis in de twee-sacramenten-kamer, 246 -Anapologeetstelling als executiedienst aan den verborgen Raad, 247 - Tweeërlei ‘kiezen’ en tweeërlei ‘geven’, 248 - ‘Geven’ in den raad en ‘geven’ in de daad, 249 - De verloren gegevene en de behouden gegevenen, 250 - Middelaar van, Hoofd in het genadeverbond, 251 - Profeten bindend limiteeren van gebeden, 252 - Tot zondaren zijn er ‘gestéld’, 253 - Geen messen van discipelen, maar het Zwaard van 't Woord van Gods Apostel, 254 - Satan geprovoceerd vanwege den daartoe gezetten Borg, 255 - Op de grensscheiding van apostelen en apostaten, 256 - ‘Ook ik ben toch zoo'n ééne duivel’? (vgl. bl. 225), 257 - Geen aphorismen geduld in de twee-sacramenten-kamer, 258 - Niet ‘parakouein’ (Matth. 18:17) en niet ‘paraiteisthai’ (Hebr. 12:25), 259 - Ongeschapen en geschapen ‘eenvoudigheid’ in Immanuël, 260 - Solatium paradoxale, 261 - Satanisch verdringen ‘de conatu’, 262 - Sidderen, met en zonder acquiescentie, 263 - Van God verstooten, maar niet Hem verstootende, 264 - Het ‘eenvoudige’ hart: Satanam capit qui Deum cupit, 265 - ‘Omnipraesentie’ Gods, - generaal verdringingsverbod, 266 - De wijzers van de uren, vingers Gods, 267. | ||
XIV. | CHRISTUS VERSCHIKT MOZES' GEMEENSCHAPSTAFEL | 268 |
Die gedenkt mag dóén gedenken, 269 - ‘Gedachtenis stichten’, vanouds een technische term, 270 - Op de grenslinie van afgoderij en geboden eeredienst, 271 - ‘Naam’ en ‘eer’, ‘leven’ en ‘gedachtenis’ één, 272 - De namen zijn verbonden, in dézen grijpt men génen, 273 - Het dwaze dilemma: menschelijke herinnering of Goddelijke krachtsdaad?, 274 - Arnio-logisch - christologisch - theocentrisch, 275 - Gemengd karakter van offer en disch; de tafel is oud, 276 - Offermaaltijd en avondmaal; ‘lèchem’ en ‘brood’ des Heeren, 277 - Het avondmaal geen nieuwe creatie, doch vernieuwde en vervulde, 278 - Symposion van en om en uit het lévend doods-woord, 279 - ‘Knecht’, maar dan ook Ambassadeur van Jahwe, 280 - ‘De figuren komen tot haar ‘waarheid’ (art. 25 en 35 Ned. Geloofsbel.), 281 - ‘De figuren’ zijn insolvent; niet alzoo haar ‘waarheid’, 282 - Mozes' spijskaart biedt voldoende keus voor figuratie, 283 - Offerfunctie voor Hem, maaltijdsfunctie voor God en ons: middelaarsofficium, 284 - De keus eenvoudig: simplex sigillum ‘veri’ (art. 25, 35 Conf., bl. 281, 282), 285 - De ‘waarheid’ in eenvoud onbemerkt bij bonte figuren, 286 - Coena Domini publica: 't gordijn gescheurd, 287 - Het avondmaal, gelijk het pascha, preekt tot ‘groot-Egypte’ (Openb. 11), 288 - ‘Gedachtenis’, niet voor den schóónen kurios der humanisten, 289 - ‘Geen gedaante noch heerlijkheid’ voor het teeken, 290 - Pontifex humillimus |
[pagina 579]
en pontifex maximus, 291 - De ‘disch des Heeren’ in expansie, 292 - ‘Sta op, Heere, tot Uw rust’, Gij, Gastheer, met uw gasten, 293 - Panis hominum fit panis angelicus, panis extremus dat figuris terminum, 294 - Christus, zichzelf ‘voor oogen schilderende, gekruist zijnde’, 295 - Het avondmaal, disch van communie en van comminatie, 296 - De disch van brood-en-wijn, - een ultimatum, 297. | ||
XV. | CHRISTUS, DE PARACLEET, BIJ GOD IN WORSTELING TEGEN SATAN | 298 |
Eerste ‘dankzeggings’-preek, 299 - Proef op de som van wat tevoren is gezegd, 300 - ‘Hemelsche’ zegeningen en ‘boosheden in de lucht’, in één aspect, 301 - Concupiscentia pessima, 302 - De ‘oppositie’ bepaald door de ‘positie’, 303 - Satanische reactie op het ‘hoogepriesterlijk’ (messiaansch) gebed, 304 - De Satan-tegenpleiter van den Paracleet der universeele kerk, 305 - Gigantomachie (Babel); martyromachie (Jeruzalem), 306 - De apostelen in qualiteit opgevorderd - állen ten kwade, 307 - Koren en kaf in de zeef - beeld voor schokmatige destructiepoging, 308 - Proces om 't recht-van-koopen-en-bezitten, 309 - Het initiatief is bij den Paracleet van 't collectieve ambtsgebed, 310 - In het coenaculum attentie voor het kosmisch tribunaal, 311 - De Jobiade - twaalfvoudig, en in 't uiterste, 312 - Geen windstilte verzocht: het gebed der recalcitranten (Hand. 9:5), 313 - Laat Simon (althans) U niet verloochenen in uw aangezicht, 314 De aangewezen verloochenaar als accumulator der kerk, 315 - Incidenteele intercessie accompagnement van tusschentijdsche crisis, 316 - Supra-, noch infralapsarisme als theorie, 317 - Bekeerd versterker van de kerk: collaborateur-corro-borateur, 318 - Paracleet en paracleten, 319. | ||
XVI. | CHRISTUS, DE AUTEUR, ZINGT ZIJN EIGEN PSALMEN | 320 |
Natuurlijke drifttrekking, en ambtelijke wilsstrekking, 321 - Geen uitlaat van natuur, doch introitus van rechtsingang, 322 - Schriftallegaties vóór en na de kruisiging, 323 - Het éénmalige in het generale: het ‘idion’ bij dézen Zanger, 324 - ‘Voor’ en ‘van’ den ‘Opperzangmeester’, 325 - Adaequate impressie heden van adaequate expressie eertijds, 326 - Gods Exegeet in Schrift wijst naar Gods Exegeet in 't vleesch, 327 - Gods ééne Exegeet verstaat den ánderen eenvoudig, 328 - Remuneratieve zang, 329 - De Doctor in gestalte van den discipel, 330 - De ‘stand’ is van den Vóórzanger, de ‘staat’ van den nazinger, 331 - De ééne Exegeet werkt met den Ander mee ter plaatse, 332 - Wij hebben na den zang het lied ‘te vaster’, 333 - Satisfactie in het nemen van het tekstboek van den zang, 334 - De Doctor moest weer leerling wezen, successief, 335 - Uw geboden zijn Mij tot gezángen geweest ten dage mijner vreemdelingschap, 336 - Theocentrische, christologische, adventsmotieven, 337 - Knechtelijke, priesterlijke, openbaringshistorische motieven: Levi-Melchizedek, 338 - Israëls Zanger, vertoonende heel de zanggemeente, 339 - De zang, die dóódt, 340 - De zang der één- |
[pagina 580]
sacramentskamer voller dan die der twee-sacramentenkamer, 341 - Testimonium Spiritus Sancti bindt Cantor aan cantus, 342. | ||
XVII. | CHRISTUS' ANGSTEN HEBBEN HUN EIGEN AANVANG | 343 |
De scherpe caesuur, 344 - Het raadsel van de ‘agonie’ en de logica van den militair, 345 - Het ‘skandalon’ van Gethsemané: Celsus, 346 - De autopistie van den Leeraar, óók als Hij zoekt en vraagt, 347 - Angst als gevorderde betáling, 348 - Een heiden-filosoof niet commensurabel met den Schriftgetrouwen Borg, 349 - Hybris zou den Borg als zoodanig doen vergaan, 350 - De gansch andere in persoon en ambt incommensurabel, 351 - Wie geheel eenig leeft, sterft ook geheel eenig, 352 - Voor den vrijwilligen Borg is de troosteloosheid de eenige troost, 353 - De ‘vreeze des doods’ bestreden met het wapen eener theorie, 354 - Omnis morietur, 355 - Het fatale solaes van ‘'t fatum’, 356 - Geen retardatie der motorische krachten, 357 - Eén schrede en ook een lange weg, 358 - ‘Zwarigheden’ zonder graadverschillen, 359 - Niet met, doch zonder angst ware Hij ons ‘skandalon’, 360 - Aangenomen cohaerentie schept geen dependentie, 361 - Geen taraxie van binnen uit, 362 - ‘Verlating’, confessioneel bepaalde inhoud, 363 - ‘Verlating’ - want de Borg is ‘sub Iudice’, 364 - Providentieel geleide hartslag van den Borg, 365 - Geen verlatings-‘wet’ toegepast, doch ‘de’ Verlating éénmaal geschied, 366 - De demarcatielijn verschrikt, maar wordt ontzien, 367 - De storm gaat vóór de duif uit, 368. | ||
XVIII. | CHRISTUS' ANGSTEN HEBBEN HUN EIGEN OORZAAK | 369 |
Tijden en getijden van den ‘jôm Jahwe’, 370 - Gethsemané, geen bodemverheffing in een terrein van communen vloek, 371 - ‘Deze’ drinkbeker bevat geen alledags-droesem, 372 - In Gethsemané geen ‘verklaren’, doch (door geloof) ‘verstaan’, 373 - Psychologie subalterneert den theoloog-confessor ook hier niet, 374 - De liefde, drijft zij hier de vrees wel buiten?, 375 - ‘Gott sänftigt den Wind für das geschorene Lamm’?, 376 - De Verloren Zoon mag niet in Huis komen, 377 - De ‘volmaakte’ vreeze drijft de liefde toch niet buiten, 378 - God als zender van Messias gelooven is: ópgelegde angst aannemen, 379 - De ‘stand’ van den Persoon en de ‘staat’ van den publieken persoon, 380 - Ordinaire liefde en extra-ordinaire vrees, 381 - De Lector van Vaders rechtsboek, onder den lictor van Vaders rechtshandel, 382 - ‘Dag’ en ‘moment’ in den ‘jôm Jahwe’, 383 - De Hulpelooze, 384 - De casuspositie van Borg in raad èn daad, 385 - ‘Angst’ en ‘vrees’ te onderscheiden? Maar niet in deze agonie, 386 - ‘Homologoumenoos’: 't gemeen gevoelen van Broeder en broeders, 387. | ||
XIX. | CHRISTUS' ANGSTEN HEBBEN HUN EIGEN OPENBARINGSWIJZE | 388 |
Meer dan magnetische kracht maakt diastase, 389 - Zelfdistancieering in vrijwilligheid, 390 - Doordringende kreten: |
[pagina 581]
‘sterke roeping’, 391 - Geen ‘kijkers’, wel ‘getuigen’ toegelaten, 392 - Bruidegomsvrienden-in-opleiding, 393 - Het Paleis van Justitie is streng gebouwd, 394 - ‘Finitum non capax infiniti’?, 395 - Qualiteitsverschil beteekent nog geen afstandsnoodlot, 396 - Natuurgenooten zijn nog geen lotgenooten, 397 - Eén mysterie: duisternis; véél mysteriën: licht, 398 - De ‘Jacobsladder’ schrikkelijke realiteit, 399 - De valsche messiassen en hun structuur, 400 - Pseudo-messiassen bewaren afstand, 401 - Geen blinkend super-adamiet, doch tweede Adam Publicus, 402 - ‘Melchizedek’ in het openbaar ont-kleed, 403 - Zarathustra's verachting; Christus' genadegericht, 404 - Grenssituaties door openbaring, 405 - ‘Nabij u is het Woord’, 406 - Grensverkeer en heilstermen, 407. | ||
XX. | CHRISTUS' ANGSTEN HEBBEN HUN EIGEN ZWAARTEREGELING | 408 |
Een knecht van huis en de Zoon in exiel, 409 - De tekst als stootblok tusschen orthodoxie en heterodoxie, 410 - Corroboratie en collaboratie: sparing tot slachting, 411 - Tijdelijke hartslag geregeld naar eeuwigen Handslag, 412 - De stem des bloeds ‘komt’ tijdig vóór Jahwe, 413 - Scala der engelen in profetie en realiteit, 414 - Dirigeeren, niet corrigeeren; Jozua en het hemelconsistorie, 415 - Gélden als verworpeling: waarde der waardeloosheid, 416 - Geen tafeldiaconie, doch kerker-verzorging, 417 - Bezit en privatie nimmer quiesceerend, 418 - ‘Dunamis’ en ‘ischus’ zijn verschillend, 419 - Lijden in den tijd een interim, 420 - Vóór-zorg voor het ‘zesde kruis-woord’, 421 - Leeuwenkracht is noodig om lam te willen worden, 422 - De weerstand providentieel geregeld, 423 - Staling met horribel doel, 424 - De ééne wekkende engel bij Gods Eénen Wakenden Engel, 425 - Corroboratie zonder comfortatie, 426. | ||
XXI. | CHRISTUS' ANGSTEN HEBBEN HUN EIGEN OFFERGANG | 427 |
Het angstzweet en de theologische problematiek, 428 - Ataraxie in de taraxie?, 429 - Het angstzweet en de anthropologische problematiek, 430 - Onvruchtbare ‘apologie’, 431 - De expressie-vormen verklaren den angst niet, 432 - De kronieken van het bloed en onze onevenredige belangstelling, 433 - ‘Organisch’ en ‘mechanisch’, ‘uitpersing’ en ‘vergieting’, 434 - Hij is Pilatus' knechten vóór geweest: zèlfofferande 435 - De priester zie Gód eerder, dan het lam het mès, 436 - De Borg ‘ver-murwd’, niet door feiten, doch door Geest, 437 - Geldingsrecht en excommunicatiepijn, 438 - Bericht-van-bloedzweet, een verzwaring van ‘de ergernis’, 439 - ‘Pniël’ zonder Ezau; Gethsemané zonder geboefte, 440 - ‘In eigen bloed gewasschen’?, 441 - ‘Waar Hij besmeurd werd, opdat Hij ons zou reinigen’, 442. | ||
XXII. | CHRISTUS' ANGSTEN HEBBEN HUN EIGEN EINDE | 443 |
De zondelooze moet heel anders overwinnen dan de zondaar, 444 - ‘Slaapt en rust’, - varieerende parafraseproeven, 445 |
[pagina 582]
- De stijlvorm der ‘ironie’, 446 - ‘Ironie’, in onderscheiden vorm, 447 - ‘Victor Eremita’, 448 - Samenvattend zien van contrasteerende werkelijkheden 449 - Sancta simplicitas: evenredig zien zonder hoogmoed, 450 - De aeterne God en de aeviterne creatuur, 451 - Ironie - een victorie, en dus exceptie, 452 - De Wachter Israëls broeder van de slapers Israëls, 453 - Geen grandseigneur van intellect, doch knecht in existentie, 454 - Energie der goede en imputatie der kwade concupiscentie, 455 - De subalterneering is gelukt; nu wordt het zwaarder, 456 - Ironie, niet als methode ván, doch als kroon óp leergang, 457 - De overgang naar den publieken handel, 458 - Vas ironicus, 459 - Lachen tót geloof, en òm ongeloof, 460 - Adam ironicus alter, 461 - Geen kategorie der eenzaamheid, doch haar verbreking, 462. | ||
XXIII. | CHRISTUS' LEGITIMATIE-GETAL GEBROKEN | 463 |
Eén van de twaalf; geen land, geen zaad, 464 - Geen ‘vader’ intellectueel, doch de Menschenzoon centraal verraden, 465 - Parallellen en analogieën niet te zoeken, 466 - Messiaansche zelfdesignatie tegenover den verrader, 467 - ‘Keer hem de wang toe’, 468 - Een ‘verloren’ ‘gegevene’, en bezegeld verlies, 469 - De porticus der kerk gehavend, 470 - Type en antitype, niet alleen in Jacobsladder, doch ook aan Jacobstafel, 471 - Twaalf tronen, maar waar zijn de trooncandidaten?, 472 - Legitimatie verzocht en verkregen, 473 - Nieuw Israël geboren uit het zaad des Woords, 474 - In de twaalf zal Abraham zaad geroepen worden, 475 - De ‘Numeri’ der nieuwe ‘Genesis’, 476 - Ook andere getallensymboliek, 477 - Tijds- en personeels-pleroma, 478 - Uiteengeslagen Assemblée der Patriarchen van de Nieuwe Aera, 479 - Kosmologische contra ecclesiologische symboliek, 480 - ‘Blamage’ juist van den publieken Persoon, 481 - De residentie noteert het gehavende ministerie, 482 - Maar het gehavend ministerie gelooft in 't Rijk, 483 - De ‘heilige kus’ is toch niet prijsgegeven, 484 - Hij telle op de vingers van 't gelóóf, 485 - Apocalyptische universeele restauratierekening, 486 - De zetel meegeteld, de pretendent afgeschreven, 487 - Porticus en fundament, 488. | ||
XXIV. | CHRISTUS, DE SLAVENLOSSER, IN SLAVENGESTALTE TEN TEEKEN GESTELD | 489 |
Melchizedek en een kwant van Levi's laatsten epigoon, 490 - Slaaf van den vijand van de slavenlóssing, 491 - Israëls ethisch-typisch vrijheidsdogma regardeert Kajafas, 492 - Concreet effect van ‘'t deksel op het aangezicht’, 493 - Ook Christus' ‘slaven’ opponeerden tegen hun lossing, 494 - Zal satan Simon het elftal tot een tiental reduceeren? 495 - De Meester zorgt voor Simons vrijgeleide: Hij betaalt, 496 - Laatste genezingsteeken in vernedering, 497 - Vervulling van de wet van 't Kaïnsteeken, 498 - De spraak van 't Kaïnsteeken zuiver doorgegeven, 499 - Cura medicinalis forensis, 500 - Apocriefe miraculeuze kleinkramerij, 501 - Geen schitterend sluit-stuk van een wonderreeks, 502 - Contrast met |
[pagina 583]
antichristelijke leugen-wonderen, 503 - Lichaams-zorg, die tévens zielszorg is, 504 - De pax davidica tegenover Sauls tyrannie, 505 - Davids laatste oude koning viel over slaven, zijn ééne Nieuwe niet, 506 - Ezechiël en Jeremia, jubeljaarherauten bij Davids graf, 507 - Drie instanties tóen èn nú bijéén, 508 - In éénen slaaf ontmoet de Davidide àlle, 509 - Gods ware Huisbewaarder, die geen slaven slaat, 510 - Melchizedek als gemeen leviet achter den laatsten zoon van Levi, 511. | ||
XXV. | CHRISTUS IN BANDEN | 512 |
‘Bevoegdheid’ van de ‘duisternis’, 513 - Die arresteeren waren al gearresteerd van God, 514 - Gereserveerde plaats en tijd: ‘hun’ uur Gods uur, 515 - Wat is ‘kúnnen’ roepen in dit uur-van-móeten?, 516 - De ééne ‘ure’ souverein verdeeld tusschen duisternis en licht, 517 - ‘Exousie-makende exousiarchie’, 518 - In den oorlog tussen God en duivelen geen niemandsland, 519 - ‘Lictor’ bij de grimmigheid van den God der gratie (vgl. bl. 382), 520 - De engelen niet roepen: beide wangen bieden, 521 - Niet-wederstaan - terwille van de satisfactie, 522 - De dwaze vraag: ‘sind Blitze, sind Donner...?’, 523 - De procedure van ‘Kategor’ en ‘Synegor’ niet ontloopen, 524 - Geen poreusis meer, 525 - Almacht beteekent vrije baan voor Gods spel-in-èrnst, 526 - Zèlfbepaling blijft zelfbepáling, 527 - Gods geschiedend besluit is concomitant van alle geschieden, 528 - Dieven in zijn nacht niet als dieven in onzen nacht, 529 - Wel ‘poreusis’ - voor de zijnen (bl. 525), 530. | ||
XXVI. | CHRISTUS IN ISOLEMENT | 531 |
Het oordeelsmotief van ‘verstrooide schapen’, 532 - Een kwade brief geadresseerd aan de elf getrouwen, 533 - Hun ‘heengaan’ was verlángd; hoe is 't dan zonde?, 534 - ‘Gaan’ en ‘gaan’ zijn twee, 535 - Vluchten zonder geloof, 536 - Ook Christus' doxologie over de acta der kerk in geding, 537 - De isolatieban en de rechtvaardiging van Christus' roem, 538 - Recht van Eigenaar en onrecht der schapen isoleeren Herder, 539 - Adam vróeg gezelschap, en hier de tweede Adam...?, 540 - De isolatie-ban toch nog gebroken?, 541 - Marcus' eigen ‘drama’?, 542 - Poilu inconnu in de kerkarmée - óók hij vlucht, 543 - ‘Zijn eer’ is ‘zijn eenzame’, 544 - Schapen en lam, alles is verstrooid, 545 - Congregatie, zóó pas coetus, 546 - De logica van Romeinen vijf, 547 - De Schepper is alleen, 548 - Victor Eremita, 549. | ||
REGISTER VAN NAMEN EN ZAKEN | 551 | |
TEKSTREGISTER | 568 |