de voortdurende acte van offeren.
Gereformeerden zeggen: toerekening, die constant is, niet afhankelijk van een bepaald moment des tijds, waarin betaald wordt.
Hebr. 9:24. De Socinianen beroepen zich hierop, als zou de ware offerhandeling Christus' ingaan in de hemel zijn, en niet zijn bloedstorting op Golgotha. Hebr. 9:25 3n 26, Hebr. 10:12 en 14.
De Roomsen voeren zelf de volgende ‘bewijsplaatsen’ aan: Mal. 1:11. Joden voorbij, na de heidenen: zij brengen een incruentum offer, in een rechtsgeldige oblatio. De hele tekst is door de Roomsen mishandeld. God heeft geen lust aan de Joden, niet omdat ze Joden zijn, maar omdat ze ‘onwaardiglijk’ offeren.
Verder 1 Petr. 2:9. Ze passen deze teksten toe op de kerk. Ook 1 Petr. 2:5 Priesterdom = theocratische gemeenschap, door priesters geregeerd. Maar Petrus zegt juist: jullie zijn allemaal priester. Geen hiërarchie meer.
De mis is een geweldige cultuurfactor geworden: poëzie, muziek (Bach) De mis is ingericht in de vorm van een kruis.
Zie Lienbarn, Het heilig misoffer en zijn ceremonieën.
Mis: Rijk van buiten, arm van binnen.
H.A.: Arm van huiten, rijk van binnen.
Je komt er in ‘Straszenanzug’. Geen manducatio arelis, maar spiritualis.
Het lam Gods is bij de Mis athuoos thuomenos, zonder offer, toch geofferd wordende.
Tegen Zwingli zeggen we: het H.A. is meer dan gedachtenismaaltijd. Maar het is ook gedachtenis. Bekend is de term ‘phraseologia sacramentalis, waarbij men voor het gemak teken en verzegelde zaak door elkaar haalt. De taal van de spraakmakende ‘gemeente’ noemt de dingen achter de verschijnselen met de naam van de verschijnselen zelf en omgekeerd. Zo ook hier: het eten van het brood werd het eten van Christus' lichaam.
Vandaar de term: ‘phraseologia sacramentalis’, om daarmee te zeggen: raak niet in de war als je zegt: ‘de doop is de afwassing der zonde’.
De vraag: ‘wat gebeurt er bij de doop?’ is ten dele ook beïnvloed door de Roomse gedachte van ‘vehicula gratiae’. Een vehiculum doet altijd wat als het je aanraakt. Indien de Roomse leer de spraakmakende ‘gemeente’ beheerst heeft, is het geen wonder, dat men ook na Luther zegt: de doop wast de zonde af. Maar je weet, dat dit niet zo is: de doop beeldt af. Even unfrerfroren als je zegt bij een portret: ‘dit is mijn meisje’, zeggen we bij het H.A.: ‘dit is mijn lichaam’.
Waarom wordt er bij de preek niet gevraagd: gebeurt er wat? En bij de doop wel. Maar ook bij de preek gebeurt er iets, bekering en verharding. Bij het sacrament gebeurt er ook wat. Maar waarom stellen we de kwestie wel bij de Doop en niet bij de preek(een preek is pas 100% preek als er geloof is bij de hoorders). Dit zeggen ze eigenlijk bij het sacrament: 't is pas 100% sacrament, vol, echt, als het aanwezige genade verzegelt. Net zo min als een aanzoek 100% is, en 50% als ze nee zegt.
‘De doop wast de zonden af’, is een heel korte (te korte) uitdrukking, die we juist moeten verstaan. In de sacramentsleer vergaapt men zich aan het ‘element’. Dat is niet: het water, maar de handeling, de acte van het overbrengen van het water. Men heeft onder elementen dingen verstaan. Dat is weer Rooms gedacht. In het ding, in het water zit genade: dat is magie. Tover-water.
Het is anders: Voorbeeld: als iemand tot ridder geslagen wordt, wat is