Christelijke religie
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |||||
I.De belijdenis gebruikt voor het woord Kerk twee latijnse woorden:
Op Gods actieve daad moet dus volgen, en volgt dan ook de actieve daad van de mens. Zo is het ook met de eenheid der Kerk. God formeert de eenheid; daarop volgt, dat de mens deze ‘servare’, ‘retinere’ moet. | |||||
II. ‘extra ecclesiam nulla salus’.Dit betekent niet, dat er geen salus is buiten het eigen instituutje. We weten, dat velen zalig worden buiten ons Kerkje. Is er dan pluriformitiet, is de instituering dan maar een poging? Neen, we moeten letten op het gerundivum, servandorum, die zalig moeten worden; het boek van Gods raad. 't Is Gods vrijmachtige daad, die de servandi bij elkaar houdt. (Bij Luther is de Kerk een ‘Heilsanstalt’, genadewinkel, en alle instituten heilsinstituten: dit is onjuist). God haalt de servandi bijeen. Omdat Gods plan slaagt, en dat uitwerkt, daarom moeten wij ervan uitgaan, dat buiten dit getal van servandi, buiten de congregatio geen salus is. Daarom wordt salus gevonden dáár, waar Gods congregatie gevolgd wordt door de schriftgetrouwe coetus. ‘Calvijn zegt, voorlopig heeft God vele gelovigen onder de Paus, als men die er laat, worden zij en hun kinderen steeds stomper’. Nu nog zijn er gelovigen buiten de Kerk. Onze taak is het deze naar de Kerk toe te halen, omdat God van Zijn vergadering zegt: extra eam nulla salus. Gods gerundivum bindt mij in mijn activiteit. | |||||
III Zichtbare en onzichtbare Kerk.Sommigen zeggen, dat art. 27 spreekt van de onzichtbare, art. 28 van de zichtbare Kerk. Maar art. 27 spreekt van de coetus, art. 28 van het feit, dat men zich daaraan, - n.l. aan die coetus - niet onttrekken mag. Dus is hier de zichtbare Kerk bedoeld (in beide artikelen). Dat blijkt ook hieruit, dat zij volgens art. 28 een doctrina et disciplina bezit. In dit verband is ook te spreken van de uitdrukking ‘Christus' mystieke lichaam’. Dit woord wordt dikwijls gebruikt voor de onzichtbare Kerk in tegenstelling met de zichtbare. Dus weer de tegenstelling. De onzichtbare Kerk, die God alleen kent, is dan de naam voor iets moois, iets zuivers. De zichtbare Kerk op aarde wordt gedegradeerd tot iets minderwaardigs. Men krijgt zo de onderscheiding Kerk en kerken, hetgeen niet is volgens de belijdenis, want als God de vergadering van de Kerk in onze hand gesteld heeft, omdat hij van Zijn kant de vergadering eerst ter hand heeft genomen en ons verplicht die te volgen - dan kan de Kerk op aarde niets minderwaardigs zijn. Hierin schuilt een verkeerd gebruik van het woord: mystiek. Dit woord | |||||
[pagina 2]
| |||||
heeft vele betekenissen en brengt dus met zich het gevaar van verkeerd gebruik. Mustikoe van muein = toesluiten, op slot doen. Nu zijn er twee mogelijkheden:
Mystiek als zelfstandig naamwoord anders dan mystiek als bijvoegelijk naamwoord. Mystiek als zelfstandig naamwoord is mystieke kunst, waarbij men tracht de waarheid te kennen zonder middel te gebruiken tot kennis; omdat God ons bindt aan de middelen is mystiek in deze zin altijd verwerpelijk, want de kennisweg mag niet de middelen verwaarlozen. Moet men hier dan niet spreken van mystiek als bijvoegelijk naamwoord? Mystieke Unie, tussen Christus en de gelovigen, vindt zijn oorsprong in wat niet voor ogen is. Die mystiek, als bijv. naamwoord mag dan de oorsprong vinden in hetgeen niet voor ogen is, ze treedt straks op in hetgeen wel voor ogen is, want de Unie met Christus blijft niet verborgen maar wordt openbaar. Zo in kerkkwestie. Wat Kerk tot Kerk maakt, is wel mystiek, zoals het lichaam bijeen gehouden wordt door de ziel (dus onzichtbaar), maar zodra het een sooma is, komt het weer voor de dag. Zo hebben we ons dus in acht te nemen voor het woord: mystiek, en voor de tegenstelling van zichtbare en onzichtbare Kerk. | |||||
IV. Bevat dan de Kerk niet in zich alle hypocrieten en ongelovigen?Jawel, want in onze vergadering krijgt men nooit een zuivere collectie, zodat gelovigen binnenkomen, en ongelovigen buiten blijven. Daarom zegt de belijdenis ook, dat de hypocrieten wel: in ecclesia, maar niet de ecclesia zijn, en waar het zo staat, moeten wij niet zeggen, dat de Kerk dan ophoudt vergadering der gelovigen te zijn: een vergadering is geen optelsommetje. Oude theologen gebruiken graag het beeld van een visnet. Zoals een visnet een verzameling is van allerhánd vis, zo ook de Kerk. | |||||
V. Pluriformiteit der Kerk, zie vorig jaar.Dit is een lelijke term: een wezen van Kerk, dat in verschillende vormen openbaar wordt. We moeten letten op de onderscheiding vorm-wezen. Als het wezen in verschillende vormen openbaar wordt, dan kan de ene vorm niet met de andere strijden. Twee antithetische vormen zijn geen openbaring van één wezen. Zo wordt de prikkel tot de eenheid weggenomen. De pluriformiteitstheorie is slaapmiddel op de weg naar de eenheid der Kerk. Daarom is de kerkelijke eenheid in het zichtbare (instituaire) door Cyprianus zo sterk naar voren gebracht. Episcopatus unus est, cuius a singulis insolidum pars tenetur. (episcopatus ≡ Chr.) Wel vinden we pluriformiteit in de plaatselijke kerken. 1) In de Hervormde Kerk vinden we één groot landelijk lichaam, waarvan plaatselijk afdelingen. De plaatselijke gemeenten zijn dus geen plaatselijke kerken, maar onderdelen van één groot log lichaam. Kuyper ageerde daartegen, beeld van de man met een rad, dat vele andere raadjes in beweging bracht. Zo ook in 1944. Een synodaal besluit gold tevens voor alle kerkeraden. Hiertegenover de Gereformeerde gedachte: elke plaatselijke kerk is een sooma tou Christou, een lichaam, dat van Christus is. | |||||
[pagina 3]
| |||||
Zo ook Grosheide in K.V. op 1 Cor. 12:27 van de Kerk van Corinthe. In de plaatselijke kerk is alles, wat voor de kerk nodig is, ook aanwezig. Deze is dus niet afhankelijk van een genootschap, maar zelfstandig. Kerkverband ontstond dus niet onder dwang. Maar is vrijwillig aangegaan. Daarom mogen de plaatselijke kerken vrij aangaan, doch ook vrij breken. Desniettemin is het kerkverband wel een bevel van Christus, want de gelovigen moeten elkaar zoeken. Maar het wordt door Christus gebonden aan de normen van het woord, niet aan de besluiten van een Synode buiten het woord om. Anders verwerpt men art. 7, omdat men geen Synodebesluit mag stellen boven Gods woord. Gezag van synoden is tweedehands gezag, dat der kerkeraden eerstehandsgezag. Kerkenordening is dus geen opgelegd maaksel van bovenaf, maar vrijwillige regeling van het samenleven van kerken in verbondsverhouding. We hebben dus ook een zwaar gravamen tegen de 2) Roomsen: Zij binden aan Pauselijke macht, omdat men niet aan een zichtbaar hoofd, maar aan Christus onderworpen is. Art. 28 sluit dus in, dat men plaatselijk begint te vergaderen, omdat men zich slechts plaatselijk kan voegen bij de gelovigen. | |||||
VI. Niemand mag se ipso contentus zijn, d.w.z. autarkos, in staat zichzelf te bedruipen, self-supporting.Maar wat je nodig hebt, kun je nooit jezelf geven. De middelen ontvangen we van boven, niemand kan dit ontberen, daarom zegt de belijdenis ook: sed omnes pariter teneri huic se adiungere, eique uniri, Ecclesiae unitatem servare.
Ecclesiae unitatem servare; daa vande Kerkleden, van ons, Het staat tegenover - creare.
God creat - wij moeten conservare.
Zich separeren van de Kerk is verboden, afscheiding van hen, die niet van de Kerk zijn is geboden, Officium omnium fidelium est sese secundum Dei verbum ab iis omnibus qui extra Ecclesia sunt, disiungere, ut huic se congregationi adiungant, ubicunque illam Deus constituerit. |
|