Daarom is de volgorde: eerst congregatio, dan coetus: Wij hebben God lief, omdat Hij ons éérst heeft liefgehad.
Wij komen naar elkaar toe, omdat Hij ons eerst naar elkaar toegebracht heeft.
Deze onderscheiding dient niet te worden verward met die, welke gemaakt is door Kuyper, nl. van organisme en instituut. De Kerk als instituut, dat is, wat men 's Zondags ziet: de dominee op de preekstoel, de ouderlingen in de bank en de mensen onder het gehoor des Woords enz. De organische zijde van de Kerk is het door immanente kracht naar elkaar toegroeien van de gelovigen. Een gat in een ruit groeit niet dicht, een wond echter wel. Als iets organisch is, dan is er immanente werking. In het andere geval is er een werktuig nodig. En die organische kracht is de Heilige Geest. Het insitutaire is Gods werk, in het organische werken wij ook. In de Confessie staat evenwel iets anders.
Ook al zou de onderscheiding van Kuyper juist zijn, dan nog mag men het niet {problem} zeggen, want God institueert, maar wij doen het ook! Wij kiezen een kerkeraad enz. Maar we hebben ook tegen Kuypers onderscheiding als zodanig bezwaar.
Wij gaan zelf naar de Kerk; dat is wel een organische ‘drift’. Maar het gaat niet aan, om nu te zeggen: Het organische maakt eenKerk.
Bij een zangvereniging is het niet zo, dat alle mensen, die zanglustig zijn, samen een zangvereniging vormen, maar die vereniging moet eerst opgericht worden. Zo dringt al het organische in de Kerk naar het instituut! Kuyper gebruikt hier het woord Kerk in tweeërlei zin.
Bij de aanhangers van de Wijsbegeerte der Wetsidee is het zo, dat het instituut je er uit gooit en het organisme je weer binnenhaalt. Als dat juist was, moesten we de hele zaak anders aanpakken. Maar het is niet juist. Wil men onderscheiden tussen Kerk als dit en Kerk als dat, het is best, maar de Kerk moet Kerk blijven! Als men de ene keer onder Kerk verstaat de ouderlingen etc., en de andere keer er bij haalt het gezin, de maatschappij, de politiek, dan zeggen wij: Dat is niet hetzelfde subject! Al het organische bij elkaar is geen Kerk, en al het institutaire bij elkaar is het ook niet. Als ik een samenkomst van man en vrouw in vrije liefde ‘huwelijk als organisme’ noem, dan is dat een gevaarlijke ketterij. Maar laten we dan ook niet zo spreken als het over de Kerk gaat! Want alles wat organisch is, dringt naar het instituut!
Ook is vaak gebezigd de onderscheiding: zichtbare en onzichtbare Kerk.
Wij geloven niet aan een onzichtbare Kerk, wel aan wat men daaronder verstaat. Want onzichtbaar is niet hetzelfde als onoverzichtbaar en zichtbaar is iets anders dan overzichtbaar.
Stel, dat de Kerk was het totaal der uitverkorenen. Dan mag. men niet zeggen: Dat is niet zichtbaar, wel: Dat is onoverzichtbaar.
Men kan ook zeggen: De mensheid is onoverzichtbaar, maar niet: De mensheid is onzichtbaar. Ja, zegt een ander, maar ik kan aan de neus van de mensen niet zien, of ze wel echt gelovig zijn. Maar als men het onzichtbare van een mens bij elkaar neemt, heefrt men dan een onzichtbare mens? Helemaal niet! Al het onzichtbare van mij samen maakt mijn persoon niet, evenmin als al het zichtbare.
Maar daar komt dit bij: De Kerk is niet de optelsom van alle uitverkorenen, doch een vergadering der gelovigen. In het woord Kerk zit altijd het begrip van vergadering!
Als we dat zien, dan zeggen we ook niet meer à la Kuyper: De Kerk is het mystieke lichaam van Christus. Dat zou dan ook zijn de optelsomvan de uitverkorenen. Wat is dat mystieke lichaam? Wat zijn al die uitverkorenen? Er moeten er nog vele geboren worden, maar die zijn nog geen lid van de