Artikel 23.
De iustitia nostra qua coram Deo consistimus.
Iustificatio wordt hier opgevat in forensische zin; het is een zaak van recht en rechtspraak. Tegenover dit woord staat condamnatio.
Wij hebben hier allereerst te maken met de strijd tegen den Roomsen Bellarminus, die de rechtvaardigmaking noemde een vera productio, aoquisitio, vel augmentum iustitiae inhaerentis, een echte voortbrenging, verkrijging of vermeerdering van een gerechtigheid, die in den mens zelf zit.
Hier staan we voor de enorme Roomse afgrond. De Roomsen maken van de rechtvaardigmaking eigenlijk heiligmaking.
Zo wordt hier dan tegenover de Roomse leer gesteld: De rechtvaardigmaking is forensisch: Ge krijgt niet, wat ge zijt, maar ge krijgt, wat ge niet hebt.
Neem ter vergelijking eens een Moor, die een wit kleed aankrijgt en een blanke, die een zwart kleed krijgt. De Moor, de zondaar, krijgt het witte kleed van Christus' gerechtigheid; de blanke, Christus, krijgt het zwarte kleed van onze schuld.
Heeft God nu wit zwart genoemd, als Hij zegt: Die zondaar noem ik zwart?
Helemaal niet. Peccator iustificator. De zondaar wordt gerechtvaardigd, en als hij gerechtvaardigd is, is hij nog zondaar. Er is bv. een legaat voor een klein kind van tienduizend gulden. Dit legaat wordt hem toegerekend, maar die baby wordt nog niet rijk genoemd. Op het standpunt van den toerekenaar is de arme nog arm. Op Gods standpunt is de zondaar nog zondaar. God rekent uit vrije beschikking toe, wat van buiten tot ons komt.
Ik mag zwart niet wit noemen, wel wit maken. Wanneer God dus een Moor een wit kleed omhangt, is dat geen leugen en geen categorieënverwisseling, want de zondaar geldt als wit, maar i s nog zwart.
Maar dan gaat God zijn huid veranderen: dit is de heiligmaking.
Maar die krijgt hij op grond van de rechtvaardigmaking. Heiligmaking is dan vrucht van die toerekening.
Een betere term is dan ook: rechtvaardigverklaring.
De Barthianen zeggen: Simul peccator, simul iustus.
Luther en Calvijn zeggen daarentegen: Ik ben nog een zondaar, maar God rekent mij de rechtvaardigheid van Christus toe; terwijl ik nog ben in de zonde, wordt ze mij zonder enige verdienste mijnerzijds van buiten af toegerekend. Vandaar, dat we de term rechtvaardigverklaring beter achten.
De man, die iustus is, is niet altijd een brave man, maar iemand die in een beding vrijuit gaat. Vandaar de bekende uitdrukking van Hellenbroeck: Rechtvaardigmaking door Christus' bloed, heiligmaking door Christus' Geest.
De iustificatio is gratis. Dat is: niet legaal in de zin van zelf verdiend, wel legaal in de zin van forensisch. Legaal betekent voor velen: De mens doet het zelf, zoals de Farizeërs, die gerechtvaardigd willen wordendoor de eigen wetswerken. In dat geval staat legaal tegenover evangelisch.
Maar wij houden het evangelische vast: Het gebeurt niet door mijn, maar door Christus' wetswerken!
Paulus gebruikt o.a. de volgende termen: dikaiosunè pisteoos, Rom. 4:11,13; logos pisteoos, 1 Tim. 4:6; rhèmapisteoos, Rom. 10:8; akoè pisteoos, Gal. 3:2;