nedering, want Hij blijft de tweede Persoon, de Logos; maar dat de menselijke natuur, die Hij aanneemt, zo gerafeld en verscheurd en verzwakt is door de gevolgen der zonde, dàt is voor Hem wel vernedering. Hij nam de menselijke natuur niet aan in haar gave, maar in haar niet-gave gestalte. Niet dat Hij mens werd, maar dat Hij zò mens werd, waś de vernedering! Voor de uitdrukking ....per os sanctorum Prophetarum factum...., cf. Hebr. 1:1: polumeroos kai polutropoos.
Het constituto tempore: op den tijd, door Hem bepaald, snijdt het pantheïsme af. Het pantheïsme is ook pan-christisme: in alles is God en ook is in alles de Verlosser. Zo heeft ook het pantheïsme een verlossingsleer. Want volgens deze leer reinigt de natuur zichzelf voortdurend (iedere geboorte is een reinigingsproces!) en verlost zo zichzelf door de Alzuivering, die permanent verder gaat; er is een voortdurende zuiverende beweging van het al. Dit wordt weerlegd door het constituto tempore van art. 18 en ook door het verbum mittere: Op den vastgestelden tijd voert God Zijn Raadsbesluit uit door een persoonlijke daad: zenden.
Dit illustreert, hoe belangrijk het is, dat de Confessie geldend is voor heel het leven, ook het wetenschappelijke!
Daarom is te verwerpen het standpunt van prof. Dooyeweerd: De Belijdenis is alleen in de Kerk, niet in de collegezaal en in het dagelijkse werk bindend.
Nu bedoelen we niet te zeggen, dat bv. een geitenfokvereniging moet staan op de grondslag van de Drie Formulieren, maar wel moeten ook daar bindend zijn de normen, voor dàt werk gegeven. Nooit mag men zeggen: We hebben voor den Zondag een Belijdenis, die je in de week kunt weerspreken. Want dan komt er separatie tussen Kerk en Koninkrijk Gods. Als hetgene, dat in de Confessie staat, waar is, dan is het waar voor alles en voor alle omstandigheden en voor alle dagen des levens!
De incarnatie was het werk van den gehelen drie-enigen God.
De drie Personen werkten daarin met elkander mee, hoewel onderscheiden: De Vader zond, de Zoon liet Zich zenden, en de Heilige Geest greep daarop in, door Zich bij de menswording zo te doen gelden, dat de
maagd Maria een waarachtig kind baart; d.i. de maagdelijke geboorte. Maagd wordt in het Hebreeuws weergegeven door:
(cf. Jes. 7:14). Dit kan betekenen: a. jonge vrouw; b. jonge vrouw, die nog niet met een man heeft samengeleefd: maagd. Sommige critici nu willen het zo opvatten, dat Maria een jonge vrouw was in de zin van a. Maar de bedoeling is daarentegen, dat Maria een jonge vrouw was volgens de aanduiding van b.: maagd. Hierover is ook strijd geweest in Amerika, waar met name prof. Machen, collega van prof. van Til, de maagdelijke geboorte met kracht verdedigde.
Karl Barth houdt de term maagdelijke geboorte vast, doch hecht er een nieuwe betekenis aan. Volgens hem wordt door de term aangegeven een Zeichen een een Zeugnis; een teken wijst hier naar een (belangrijker) betekende zaak en wel zo, dat dit wonder zegt, dat het creatuur niets te zeggen heeft. Dit is natuurlijk wel waar en ook van belang, maar men mag een feit niet in een voorstelling laten opgaan. De maagdelijke geboorte is een zeer speciale werkelijkheid!
In verband met Christus' herscheppingsarbeid is wel de vraag gesteld: Waarom schiep God geen nieuwen mens? Dit hangt hiermee samen, dat de tweede Adam in de wereld komt, omdat Hij er een bepaalde missie heeft te vervullen, nl. het brengen van verlossing, het dragen van de schuld, die de eerste Adam heeft gemaakt. Alleen wanneer Hij kind is van den eersten Adam, en zo met hem verbonden is, kan Hij dat doen.
Isaäc de la Peyrère e.a. hebben beweerd, dat er prae-adamieten en co-adamieten waren: stamvader vóór en naast Adam. Waren die er, dan zouden zij (en