Artikel 16.
De praedestinatione divina.
Wie praedestinatie zegt, zegt voorbeschikking. Deze kan zijn in bonam en in malam partem; ze kan onhouden een beschikking tot berderf en een beschikking tot heerlijkheid. Het woord praedestinatie is hier vox media. De praedestinatie-leer is zeer gewichtig, omdat alles hier afhangt van visie en uitwerking. Velen. loochenen en bestrijden deze leer; in de philosophie wordt er geweldig tegen geageerd, terwijl ook mystieken, pantheisten e.d. er niets van moeten hebben.
Als bv. Spinoza betoogt, dat God geen doel stelt, dan wordt daarmee door hem beweert: God destineert niet, laat staan praedestineert. Zoals een driehoek 180 graden involveert, dus 180 graden gedestineerd zijn in een driehoek, zo zou men moeten zeggen: God is gedestineerd, maar alleen in een logische samenhang, niet in een teletische of voluntatieve samenhang. Ongeveer hetzelfde vinden we bij de Hegelianen: God doet alle dingen door een invendige vrijheidsnoodzaak, maar in God is dan alleen wil en doel te veronderstellen, als men God naar beneden haalt en Hem trekt in het menselijk vlak.
Bovendien beweert deze groep van philosophen, dat God de absolute idee is, die nog God moet worden, die dus op den duur komt tot destinatie, zodat er niet gesproken kan worden van een God, Die van eeuwigheid praedestineert.
De Theosophen verkiezen de term Deitas boven Deus. Ze spreken liever in verband met het doen en denken van God over suchen dan over willen; het is ook van hen verre, om de praedestinatie-leer te aanvaarden. Wij geloven echter, dat de praedestinatie niet een half uur van te voren is te bepalen, want het prae is hier betrokken op alle tijden: van eeuwigheid. Nu iets over de bestrijding in de theologische wereld.
We zien dan, dat vooral de Remonstranten te velde trekken tegen deze leer. Zij zien het zo, dat er van een onveranderlijke voorbeschikking alleen daarom al geen sprake kan zijn, omdat God veranderlijk is. De wortel van deze remonstrantse opvatting is hun onschriftuurlijke Godsleer.
(Cf. in dit verband Hegel: De idee wordt tot God; dus is God principieel veranderlijk; een consilium immutabile van God is bij Hegel onbekend, want waar God veranderlijk is, daar is een onveranderlijk besluit onmogelijk).
Zo ligt ook bij de Remonstranten heel hun dwaling verankerd in de valse leer van een veranderlijken God. Hierin is Vorstius hun voorgegaan. Hij poneerde, dat er in God altijd is een prae (ante) en een post; een amor praecedens en een amor subsequens, een voluntas antecedens en een voluntas subsequens; een bonitas antecedens en een bonitas subsequens; dit treedt dan ook op bij de praedestinatie. De Remonstranten kennen dus wel degelijk de term praedestinatie. Een ketter doet altijd zijn best, de taal van de Kerk vast te houden. Zij leren: God heeft alle mensen lief; dit is een amor praecedens, een generaal genadeverbond na de val. Dan ziet God de onwil bij de mensen en heeft Hij vervolgens nog slechts de gewilligen lief, d.w.z. zij, die een goed gebruik maken van het natuurlijk redelicht (de bijzondere openbaring is niet noodzakelijk). Zo is dus God veranderlijk. Er is alzo bij hen drieërlei praedestinatie:
a. | praedestinatio ad primam gratiam; |
b. | praedestinatio ad gratiam efficacam; |
c. | praedestinatio ad gloriam. |
a. | houdt in de roep, die tot alle mensen komt; |
b. | dan komt de genade voor hen, die aan die roep gehoor geven; dat is dus
|