De emanatie-theorie ontkent ook de zonde qua zonde; immers ook de zonde vloeit voort uit den al-goeden God. Er is slechts sprake van een polaire spanning tussen goed en kwaad; een diepe tegenstelling tussen deze beide is er niet; deze beide houden de wereld in stand, en het goede kan het kwade niet missen. Zo is, wat wij kwaad noemen, ook uit God. Het principiële dualisme tussen goed en kwaad wordt hier geloochend.
Naast deze gedachte moet genoemd worden de cyclische wereldbeschouwing over elke zeven duizend jaar. Dus na zeven duizend jaar verdwijnt de huidige wereld en een andere komt er voor in de plaats. De ruīnes der vorige wereld zijn het fundament van de volgende. De loop van elke wereld is cyclisch; opkomst-ontwikkeling-vergaan-chaos etc. Dit wordt ook wel beweerd door aanhangers van de zgn. Religionsgeschichte. Hiertegenoverstaat de Schriftuurlijke wereldbeschouwing, die lineair is: Er is in de wereld een lijn van het begin naar het einde; er is één wereld met één begin en één einde.
Het begrip chaos kunnen we eigenlijk moeilijk overnemen. Ook in Gen. 1:1 is geen sprake van chaos; daar wordt enkel bedoeld, dat de wereld nog niet gevormd was. Derhalve is de term chaos in dit verband eigenlijk onbruikbaar.
Men spreekt vaak van een dubbele schepping. Daarmee wordt bedoeld, dat de creatio prima et immediata is de schepping van alles ex nihilo, terwijl dan de creatio sucunda et mediata is de ordening en analysering van het geschapene door God in de zes scheppingsdagen. Men wijst in dit verband op de twee woorden, welke in het Hebreeuws voor het ene begrip scheppen gebezigd worden:
en
. Het eerste is het roepen uit niet, het scheppen in engere zin; het tweede is het ordenen, Hiervoor kent het Grieks de verba poïein en katartizein in dezelfde volgorde, Deze onderscheiding is op goede gronden te handhaven, indien we maar bedenken, dat de Bijbel niet spreekt in wetenschappelijke onderscheidingen, dat dus in de Bijbel het woordgebruik soms ietwat door elkaar kan lopen. Nochtans is deze onderscheiding wel vruchtbaar. God heeft in de schepping aan alle creatuur zijn eigen essentie en officium, zijn eigen forma en figura gegeven, zodat er als het ware een souvereiniteit in eigen kring ontstond. Dit geschiedde niet door een necessitas naturalis, want dan zou God gebonden zijn geweest, maar door Gods allerwijste beschikking, uit vrije wil, sponte sua. De term
kunnen we niet bezigen voor het begin van elke periode, doch moeten we reserveren voor de aanvang van alle tijden, dus enkel voor het begin der schepping.
De aloude vraag komt bij dit artikel in het geding: Waren de zes scheppingsdagen dagen, zoals wij die kennen, of waren het scheppingsperioden, tijdperken?
Wanneer we deze vraag opwerpen, om klaar te komen met de ongelovige critiek, dan is ze reeds veroordeeld. We moeten niet zoeken in het gevlei te komen bij de aanhangers van de evolutie-theorie.
We mogen deze vraag echter wel onder ogen zien als een exegese-kwestie. Een stellig antwoord kunnen we echter niet geven. Hier zij alleen opgemerkt, dat zon, maan en sterren op den vierden scheppingsdag door God geformeerd zijn. Nu is de zon in de regel de maatstaf voor het bepalen van de duur van de dag. Daar er evenwel reeds drie dagen waren voor de schepping van de zon, moeten we het voor zeer wel mogelijk houden, dat de scheppingsdagen in duur niet overeenkwamen met onze dagen van 24 uur, althans de eerste drie scheppingsdagen niet. Doch ook de lengte van het tweede drietal scheppingsdagen is niet te bepalen, daar de zon niet altijd de dag bepaalt tot 24 uur; immers aan de Pool duurt de dag soms maanden. Zo is niet te zeggen, hoe lang elke scheppingsdag heeft geduurd.