§ 46. ‘Zeggen’ met gezag.
Kortom, als ik nu lees van de belofte-des-evangelies, dan houd ik me aan deze grondgedachten (vgl. Heidelb. Catechismus, van mijn hand, Deel II, waarin voor een en ander fundeering gegeven wordt).Ik wil dat woord belofte-des-evangelies lezen, zooals het in de Dordtsche Leerregels gebruikt wordt. Met name in II, 5, waar gezegd wordt, dat de belofte-des-evangelies moet worden geannuntieerd (dat is wat anders dan dat de rubriek Stadsnieuws wordt voorgelezen uit de krant) en geproponeerd (dat is wat anders, dan dat je er een ‘objectieve’ parafrase van geeft) MET een MANDAAT van bekeering en geloof.
Ik wou toch wel graag, dat men de Dordtsche Leerregels handhaafde. Ze zeggen ronduit:
a) | de belofte komt MET BEVEL. Dat is dus geen bloote reportage, bloot objectief, hm, hm, maar een zetten-onder-Gods-klemmen. Geen nieuwsbericht, zoo als: het is mooi weer; of: appels vallen niet ver van den boom; of: de aarde heeft twee polen; of: God is een eenvoudig wezen; of: Drie Personen zijn tezamen èèn Wezen; of: er komt een hemel, en er komt een hel. Geen dogma, geen uitspraak, maar een officieele AAN-spraak, een AANspraak. Annuntieeren! Proponeeren! Geen proponentje wezen van jezelf, of van je preekvoorstelletje, want dát woord proponeeren heeft met het proponeeren uit de Dordtsche Leerregels II, 5, geen zier te maken. Neen: God als BELOVER-EN-BEVELER-IN-EENEN-IN-DE-EENE-GEZAGSBOODSCHAP ‘ambtelijk voor- |