Hij komt niet maar iets van Zijne Majesteit vertellen: hij is geboren daar en daar, stamboom ziet er uit zoo en zoo, aantal kinderen dit, woonplaats die, gewoonten zoo en zoo, liefhebberijen deze en gene, stokpaardjes hier en ginds, kortom: krantennieuws, reportage, nieuwtjes, cijfers en feiten. Doch hij, de ambassadeur, komt met ambtelijk gezag, als met gezag bekleed, geaccrediteerd vertegenwoordiger, om záken te doen. Niet om een waarheid te refereeren. Maar om te zeggen: dat en dat is de wil van mijn Koning. En ik ben aangewezen om hier uit zijn naam dat bekend te maken. Ik breng geen nieuwtje, en ik doe geen mededeeling omtrent een feit, doch breng een gezagswoord over omtrent een wilsbeschikking. Zoo staan de zaken als wij spreken van evangeliedienaars als Gods ambassadeurs.