§ 41. Voorwaarden en ‘Dordt’.
Een klein symptoom van de aanwezigheid van dit gevaar - lees niet meer in mijn woorden, dan er in staat - zie ik daar, waar coll. Hoeksema zegt: die voorrede van de Statenvertaling kwam NA de dordtsche synode, maar het is wel meer gebeurd, dat NA een goeie synode er afval kwam; het argument zegt mij - Hoeksema - dus niets. Wil coll. Hoeksema het hebben, dan zal ik hem bewijzen, dat óók al in de Schriftelijke Conferentie, dus vóór de dordtsche synode, er van voorwaarden in het verbond door de gereformeerde partij gesproken is. Wil hij het hebben, dan zal ik hem aantoonen, dat ook in de Acta der dordtsche synode zelf van voorwaarden herhaaldelijk gesproken is. En dat daar fel tégen èlke conditie-leer gevochten is, zoovaak men conditie opvatte in REMONSTRANTSCHEN zin (nl. zoo, dat geloof en bekeering tot grónd, of bewégende en láátste of ‘eerste’ oorzaak van de zaligheid of de verkiezing genomen worden; of ook, zóó, dat God afhankelijk gemaakt wordt van den met vrijen wil toegerusten mensch, op wien God netjes wachten moet, ‘kijkende’, of hij wel zoo vriendelijk wil zijn, te gelooven). Maar ook, dat in die Acta éven gerust, en