§ 30. Beza over ‘genade’ en ‘aanbod’.
Als Castellio, fel bestrijder van de gereformeerden, beweert: God heeft alle menschen lief, dan pikt die man, ouder gewoonte, een paar citaatjes uit gereformeerde boeken, en zegt: zie daar, die gereformeerden beweren immers zelf, dat de genade aan allen wordt aan geboden? Tut, tut, zegt nu Beza, niet zoo haastig, en niet zoo oppervlakkig lezen. Vertel ons eerst eens, meneer Castellio, wat u nu precies onder genade verstaat? U weet toch wel, dat sommigen den naam ‘genade’ geven aan elke weldaad, elke beneficie van God? Maar als u met mij serieus wilt praten, dan moet u onder ‘genade’ verstaan, de verzoening met God om niet. Welnu, zegt Beza, ik ben het met die mannen, uit wier boeken u die citaatjes hebt opgescharreld, erover eens: die genade wordt tegenwoordig aan alle volken aangeboden, in dien zin, dat het niet meer, zooals vroeger het geval was, alleen aan de Joden, alleen aan Israël overkwam. Ras of rang doet in dezen niet meer ter zake. Ze wordt dan aangeboden niet alleen den uitverkorenen, maar ook den verworpenen. Tenminste: aan heel veel verworpenen (plurimi). Dat zegt Beza, supralapsariër, Tr.